Schurig en naburig Flashcards

(6 cards)

1
Q

Omschrijf naburige- en schurende teksten

A

twee- of drietallen lezen een aantal teksten uit (recente) jeugdliteratuur. De teksten gaan over hetzelfde onderwerp, vullen elkaar aan, maar kunnen ook op sommige punten tegenstrijdige informatie bevatten. Elk lid leest de tekst een keer, brengt informatie tijdens gezamenlijke verwerking en bespreking van de informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Omschrijf een lesopzet met schurende en naburige teksten

A

Leerkracht kiest teksten uit en heeft bijpassende literatuur. Teksten kunnen verschillend zijn in lengte, moeilijkheid, illustraties etc.

Begint met korte prikkelende werkvorm, waardoor voorkennis wordt geactiveerd en leerlinge geprikkeld wordt. Engagement van leerkracht door een mysterie, eigen ervaring, een stukje voorlezen etc.

Vervolgens één uitdagende opdracht die leerlingen gericht laat lezen en laat denken over thematiek. Beperkt aantal vragen die gedachtensprong van schrijver ophelderen, zorgt voor bruggetjes in de tekst of in schemavorm belangrijke zaken op een rijtje zet. Vragen zijn opgesteld om te checken of wat ze dachten ook klopt. Ook vragen naar verheldering woordenschat en begripsvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er tijdens een onderwijsactiviteit van schurende en naburige teksten?

A

Na activeren voorkennis en boeiende start, lezen de leerlingen ieder eigen tekst (verwondering). Deze verwondering delen ze met de groep. De leerlingen lezen naar aanleiding van de gezamenlijke opdracht, gaan in gesprek en komen tot een gezamenlijk antwoord. Iedere tekst heeft een stukje van de puzzel. De opdracht leidt tot herlezen, interactie en discussie. Leerkracht ondersteunt door bijvoorbeeld modellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het doel van de aanpak met schurende en naburige teksten?

A

M.b.v. schurende en naburige teksten creëer je gemotiveerde, leesvaardige en kritische lezers die hun kennis opbouwen en zo leren dat je in gesprek met anderen de omringende werkelijkheid steeds beter leert te doorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omschrijf de drie pijlers van schurende en naburige teksten

A
  1. Leesmotivatiestimulans, door: inzet van ten minste twee authentieke, rijke thema-gecentreerde teksten en een lezende leraar als leesbevorderaar en inspirator.
  2. Interactie met en over de teksten met wederzijdse afhankelijkheid en ruimte voor een kritische leeshouding
  3. Domeinverbindend leren met jeugdliteratuur: wordt vaker in de dag gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omschrijf de samenhang van schurende en naburige teksten met historisch redeneren

A

Leerkrachten gebruiken jeugdliteratuur boeken om zo een schurende en naburige les te creëeren, hiermee krijgen de leerlingen historisch besef. Zo kan je het mooi koppelen met geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly