Spaanse werkwoorden 3 Flashcards
(31 cards)
1
Q
crear
A
bedenken
2
Q
existir
A
bestaan
3
Q
buscar
A
zoeken
4
Q
graduar
A
gradaties aanbrengen
5
Q
subrayar
A
onderstrepen
6
Q
definir
describir
A
omschrijven
beschrijven
7
Q
haber
A
hebben
8
Q
sentir
A
spijten
9
Q
presentarse
A
zich presenteren
10
Q
entender
A
begrijpen
11
Q
pasar
A
doorbrengen
12
Q
mejorar
A
verbeteren
13
Q
recorrer
A
reizen door
14
Q
significar
A
betekenen
15
Q
planificar
A
plannen
16
Q
chatear
A
chatten
17
Q
marcar
A
markeren
18
Q
decidir
decir
A
beslissen
zeggen
19
Q
construir
A
bouwen
20
Q
enviar
A
zenden
21
Q
nevar
A
sneuwen
22
Q
pronunciar
A
uitspreken
23
Q
explicar
expresar
A
uitleggen
uitdrukken
24
Q
tener ganas de
A
zin hebben in
25
responder
antwoorden
26
pensar
denken
27
mirar
kijken
28
exportar
exporteren
29
preguntar
vragen
30
saludar
| despedirse
groeten
| afscheid nemen
31
dar
geven