Spellen - HC 5 Flashcards

1
Q

Impliciete statistische leervaardigheden.

A

Vermogen om te leren over de frequenties van objecten en gebeurtenissen en combinaties daarvan o.b.v. blootstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prephonological writing.

A

Ongeveer rond 4 jaar. Kinderen kunnen herkenbare symbolen die lijken op letters waaraan ze zijn blootgesteld ‘schrijven’. Vaak hun eigen naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Grafotactische patronen.

A

Patronen die volgorde en inrichting van letters betreffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invented spelling.

A

Ongeveer 5/6 jaar. Steeds meer fonologie bij spellen. Het klopt niet helemaal, maar letters passen meer bij de klanken van het woord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fouten in spelling in invented spelling fase.

A
  1. Omission.
  2. Substitutions.
  3. Intrusions.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Theorieën over spelling ontwikkeling.

A
  • Constructivistische theorie.
  • Stadium en fase theorieën.
  • Dual-route theories.
  • Integration of multiple patterns.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Constructivistische theorie.

A

Vanaf jonge leeftijd eigen hypotheses over hoe schrijven werkt. Hypotheses passen zij over tijd aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stadium en fase theorie.

A

Groeiend vermogen om klanken aan letters te koppelen. Letten niet op nonphonological knowledge.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dual-rout theorie.

A

Stellen dat spelling lukt door:
- Nonlexical route: systemen gebruiken voor fonemen koppelen aan grafemen.
- Lexical route: gebruiken van spelling van hele woorden die zijn opgeslagen in geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Integration of multiple patterns.

A
  1. Uiterlijke vorm van schrift –> 2/3 jaar.
  2. Verband tussen geschreven symbolen en taal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Explicit instruction.

A

Systematische methode waarbij leerkrachten direct lesgeven op een manier die scaffolding of ondersteuning biedt bij het leren van vaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SRSD.

A

Instructieaanpak. Leerlingen krijgen expliciete instructie over schrijf strategieën, zelf regulatie strategieën en belangrijke conditionele/procedurele kennis.
Fases:
1. Ontwikkel en activeer achterliggende kennis.
2. Bespreken.
3. Model it.
4. Onthouden.
5. Ondersteunen.
6. Oefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SRSD verbeterd:

A
  1. Genre elementen waaronder schrijven.
  2. Kwaliteit van schrift.
  3. Kennis van schrift.
  4. Aanpak bij schrijven.
  5. Motivatie en self-efficacy.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Strategieën aanleren nieuwe spelling.

A
  1. Tracing and visualization.
  2. Spelling games.
  3. Peers studying together.
  4. Practice, repetition and generalization.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cognitieve processen in verband met ontwikkeling lezen en spellen.

A
  1. Fonologisch bewustzijn.
  2. Rapid automatized naming (RAN).
  3. Vermogen om letters met hun bijbehorende spraakklanken te matchen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly