Zorg op school - Algemeen - HC 2

Question 1

Welke eigenschappen van de leerkracht zijn belangrijk?

Answer 1

Instructiekwaliteit, klassenmanagement en pedagogische klimaat.

Question 2

Didactisch handelen.

Answer 2

1. Het stellen van na te streven doelen.
2. Het bieden van effectieve groepsinstructie.
3. Het omgaan met verschillen tussen leerlingen.
4. Klassenmanagement.

Question 3

Het stellen van na te streven doelen.

Answer 3

a. Schooldoelen, groepsdoelen en lesdoelen.
b. Doelgericht onderwijs van basisvaardigheden (lezen, spellen, rekenen).
c. Vaststellen en toetsen onderwijsaanbod.
d. Uitdaging.
e. Specifieke doelen voor zorgleerlingen.

Question 4

Het bieden van effectieve groepsinstructie.

Answer 4

a. Monitoren, lesgeven en leren.
b. Directe instructiemodel.

Question 5

Directe instructiemodel.

Answer 5

Leerkracht gestuurde activiteiten die op basisvaardigheden gericht zijn, waarbij de leerkracht direct informatie overbrengt en er zorgvuldig en efficiënt met de tijd wordt omgegaan.

Question 6

Belangrijke kenmerken van directe instructiemodel.

Answer 6

1. Expliciete instructie.
2. Aanbieden leerstof in goed opgebouwde stappen.
3. Leerlingen laten oefenen en onder begeleiding laten toepassen.
4. Geven van directe feedback bij toepassen.

Question 7

Welke fasen heeft het directe instructiemodel?

Answer 7

1. Terugblik vorige les(sen).
2. Aangeven van lesdoelen en leerdoelen.
3. Presentatie leerkracht door modeling en instructie.
4. Begeleide oefening.
5. Zelfstandige verwerking leerlingen.
6. Feedback.
7. Terugblikken doelen en in hoeverre deze behaald zijn.

Question 8

Omgaan met verschillen tussen leerlingen.

Answer 8

a. Onderwijs afstemmen om hun ondersteuningsbehoeftes.
b. Onderwijs afstemmen op mogelijkheden van leerlingen.
c. Rekening houden met de voorkennis van leerlingen.
d. Response to Intervention.

Question 9

Response to Intervention.

Answer 9

Convergente differentiatie: leerlingen krijgen basisinstructie, dan gaan sommigen zelfstandig aan de slag en anderen krijgen extra instructie. Leerlingen met ernstige problemen krijgen individuele instructie.
Divergente differentiatie: leerlingen krijgen vanuit individuele doelen verschillend aanbod op maat.

Question 10

Klassenmanagement.

Answer 10

a. Bij slecht klassenmanagement morsen leraren met tijd, reageren zij op probleemgedrag en komen zij niet goed tot differentiatie.
b. Creëren omgeving die academisch en sociaal-emotioneel leren ondersteunt.
c. Preventief.
d. Basiscondities: goed voorbereide lessen, pedagogische relaties, inrichting klas, duidelijke regels/routines, leerkracht als regisseur.

Question 11

Modeling.

Answer 11

Voordoen en tegelijkertijd hardop denken.

Question 12

Gradual release of responsibility.

Answer 12

Langzaam laten verschuiven van leraar instructie naar zelfstandigheid.

Question 13

Metacognitieve strategieën.

Answer 13

Ik doe het, wij doen het, jullie doen het, jij doet het.

Question 14

Werkzame factoren om effectieve instructie en het behalen van leerdoelen te realiseren.

Answer 14

1. Voldoende instructie- en leertijd.
2. Effectieve feedback en monitoring van lesgeven: feedback van docent naar kind, prestaties en groei van kind inzien als feedback over leerkracht zelf en daarop handelen en pedagogisch klimaat aanpassen.
3. Samenwerken/tutoring: oude met jonge leerling, goede met minder goede leerling.
4. Evidence based-curricula.
5. Monitoren vooruitgang leerling: toetsen.

Question 15

Voorwaardelijke aspecten pedagogische handelen.

Answer 15

1. Pedagogische klimaat.
2. Bevorderen van motivatie.

Question 16

Pedagogisch klimaat

Answer 16

• 3 psychologische basisbehoeftes: verbondenheid, competentie en autonomie.
• Emotionele ondersteuning, structuur bieden en autonomie respecteren en bevorderen.
• Rekening houden met en anticiperen op verschillende fases van groepsvorming.

Question 17

Bevorderen van motivatie.

Answer 17

Goede instructie (doel opdracht, het wat), waarom de opdracht belangrijk is (waartoe), de manier waarop eraan gewerkt zal worden (hoe) en de belangstelling en complimenten (emotionele ondersteuning) door leerkracht.

Question 18

Pedagogische tact.

Answer 18

In een fractie van een seconde zien waar een individuele leerling behoefte aan heeft.

Question 19

Principes van gedrag volgens de leertheorie.

Answer 19

• Gedrag dat beloont wordt, neemt toe.
• Gedrag dat genegeerd wordt, neemt af.
• Gedrag dat gestraft wordt, wordt onderdrukt.

Question 20

Selectie van diagnostische middelen.

Answer 20

• Gesprekken met leerkracht of leerling.
• Observatie.
• Diagnostische interviews en gebruik schriftelijke documenten.

Question 21

ABC-schema (observatie)

Answer 21

A = Antecedent (handelen leerkracht)
B = Behavior (van kind)
C = Consequence (handelen leerkracht)

Question 22

Classroom Assessment Scoring System (CLASS)

Answer 22

Verschillende dimensies van klassenklimaat evalueren.

Question 23

Voordelen Response to Instruction

Answer 23

• Identificatie studenten o.b.v. risico i.p.v. tekort/achterstand.
• Vroege identificatie en instructie.
• Vermindering identificatiebias.
• Koppeling van identificatiebeoordeling met educatieve planning.

Question 24

Redenen voor groei in aantal leerstoornis (LD) leerlingen.

Answer 24

1. Erkenning van academische en sociale problemen.
2. Grote sociale acceptatie van LD ten opzichte van andere stoornissen.
3. Grotere eis voor geletterdheid thuis en op werk.

Question 25

Heller framework.

Answer 25

Validiteit en classificatie speciaal onderwijsprogramma beoordelen:
1. Kwaliteit goed genoeg dat adequaat leren verwacht kan worden.
2. Van voldoende waarde om resultaten te verbeteren.
3. Is het beoordelingsproces gebruikt voor identificatie van LD nauwkeurig en zinvol?

Question 26

Ideale Response to Instruction

Answer 26

1. Voortdurende voortgangsbewaking.
2. Adequate informatie over welke instructies het meest effectief zijn.
3. Algemeen onderwijs werkt samen met basisonderwijs en gedragsinterventies.
4. Middel voor het screenen en volgen van de vorderingen.

Question 27

Domein specifieke kennis.

Answer 27

Het perspectief dat educatief relevante kennis die wordt verworven tijden instructie domein specifiek is en niet algemeen.

Question 28

Evolutionaire psychologie van Geary.

Answer 28

Kennis kan onderverdeeld worden in:
- Biologisch primaire kennis die we in vele generaties hebben geëvolutioneerd om te beschikken –> makkelijk op te nemen, bijv. leren praten en luisteren.
- Biologische secundaire kennis die cultureel gezien belangrijk is geworden maar die we nog niet hebben geëvolurioneerd om te beschikken –> afhankelijk van primaire kennis, bijv. lezen en schrijven. Wordt aangeleerd met actieve mentale inzet en uitleg.

Question 29

Binets expertise experimenten.

Answer 29

Intelligentie en het meten daarvan. We weten er nog niet veel over, omdat er nog niet genoeg gefocust is op secundaire kennis (domein specifiek) opgeslagen in lange termijngeheugen.

Question 30

Millers werk omtrent (korte termijn) geheugen.

Answer 30

Meeste mensen kunnen maar 6 tonen onderscheiden en anderen 60. Er zit groot verschil in de grootte van lange termijn geheugen.

Question 31

Piagets ideeën over cognitieve ontwikkeling.

Answer 31

Mensen lijken nooit de formele operationele fase te bereiken. Bij domein specifieke kennis is dit misschien wel te bereiken.