Stofwisseling en spijsvertering: colleges week 1 Flashcards

(202 cards)

1
Q

Hoe ontstaat een adenocarcinoom?

A

Reflux –> Intestinale metaplasie: van plaveisel naar cilinder (lijkt op slijmvlies darm) –> Dysplasie (DNA schade maar niet invasief) –> Adenocarcinoom (hebben buisvormen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bevindt zich een adenocarcinoom vaak?

A

Op overgang van slokdarm naar maag. Hogere tumoren zijn vaak plaveisel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Volgens welk schema behandel je slokdarmcarcinomen?

A

CROSS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk type slokdarmcarcinoom reageert beter op neo-adjuvante therapie?

A

Plaveiselcelcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn risicofactoren voor een adenocarcinoom?

A

Reflux
Overgewicht
Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn risicofactoren voor een plaveiselcelcarcinoom?

A

Roken!
Alcohol!
KNO-tumor
Achalsie
Caustisch letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is achalsie?

A

Bewegingsstoornis slokdarm veroorzaakt door een verminderde zenuwvoorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn klachten bij een oesofaguscarcinoom?

A

Passageklachten
Gewichtsverlies
Odynofagie
Hoesten
Hematemesis
Pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is odynofagie?

A

Slikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vanaf wanneer behandel je een Barret oesofagus?

A

Hooggradige dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe behandel je hooggradige dysplasie bij een Barret oesofagus?

A

Endoscopische resectie tot aan spierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij welke Barret lengte doe je welke controle?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk T stadia kennen we bij een oesofaguscarcinoom?

A

Tx kan niet bepaald worden
T0 geen primaire tumor
Tis carcinoma in situ
T1 lamina propria / submucosa
T2 muscularis propria
T3 adventitia
T4 omliggende structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke N stadia kennen we bij een oesofaguscarcinoom?

A

Nx kan niet bepaald worden
N0 geen regionale kliermeta ́s
N1 1-2 regionele kliermeta’s
N2 3-6 regionale kliermeta’s
N3 ≥ 7 regionale kliermeta’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke M stadia kennen we bij een oesofaguscarcinoom?

A

Mx kan niet bepaald worden
M0 geen afstandsmetastasen
M1 afstandsmetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke oesofaguscarcinomen kun je een endoscopische resectie uitvoeren?

A

Alleen T1 en hooggradige dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de 5-jaarsoverleving bij neo-adjuvante chemoradiatie vs alleen chirurgie bij een oesofaguscarcinoom?

A

Alleen chirurgie: 3-jaars 48%
Neo-adjuvant: 5-jaars 59%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij welk stadium wordt een oesofaguscarcinoom meestal gediagnostiseerd?

A

Stadium 3 want dat geeft vaak passageklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe noem je een adenocarcinoom in de slokdarm ook wel?

A

Barret carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvoor staat EUS?

A

Endo-echoscopische Ultra Soud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Met welke diagnostiek bepaal je het T-stadium van een oesofaguscarcinoom?

A

Endo-echografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Met welke diagnostiek bepaal je het N-stadium van een oesofaguscarcinoom?

A

Endo- echo
CT
PET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Met welke diagnostiek bepaal je het M-stadium van een oesofaguscarcinoom?

A

CT
PET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bij welke oesofaguscarcinomen is een endoscopische resectie mogelijk?

A

Hooggradige dysplasie en alleen T1-tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoeveel procent van de oesofaguscarcinomen is irresectabel bij presentatie?
30%
26
Wat zijn opties voor palliatie bij een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom?
Stentplaatsing of palliatieve radiotherapie
27
Wat takt zich af van de aorta abdominalis?
1. truncus coeliacus 2. a. mesenterica superior 3. a. mesenterica inferior
28
Wat takt zich af van de truncus coeliacus?
1. a hepatica communis 2. a. splenica (lienalis) 3. a. gastrica sinistra
29
Waaruit takt de a. epiploica sinistra? En hoe wordt deze ook genoemd?
Takt af van de a. lienalis. Heet ook wel de a. gastroomentalis sinistra.
30
Waaruit takt de a. epiploica dextra? En hoe wordt deze ook genoemd?
Takt af van a. gastroduodenalis en heet ook wel de a. gastroomentalis dextra.
31
Wat takt er uit de a. hepatica propia?
a. gastrica dextra
32
Wat takt er uit de a. hepatica communis?
a. hepatica propria, a. gastroduodenalis en daaruit de a. epiploica dextra
33
Lopen de a. epiploica dextra en sinistra in de curvatura major of minor?
Major
34
Lopen de a. gatrixa dextra en sinistra in de curvatura major of minor?
Minor
35
Uit welke drie lagen bestaat de maagwand?
Foveolaire laag (binnenkant) Glandulaire laag Muscularis mucoasae
36
Welke cellen in de maag produceren zuur en intrinsic factor?
De pariëtale cellen
37
Welke cellen produceren pepsinogeen?
Chief/hoofdcellen
38
Noem 5 functies van de maag
Reservoir, malen en mengen Vertering: pepsinogeen en lipase Bescherming: secretie H+ Hormoonproductie: gastrine Intrinsic factor: Vit B12 opname
39
Hoe wordt vitamine B12 opgenomen?
Intrinsic factor en Vitamine B12 vormen in de maag een complex. In het ileum wordt vitamine B12 de bloedbaan in getransporteerd. (Daarna naar beenmerg (ery's) en lever (opslag))
40
Welke cellen produceren gastrine?
G-cellen
41
Wat doet gastrine?
1. Stimuleert pariëtale cellen om maagzuur te produceren. 2. Stimulatie maagperistaltiek 3. Reguleren groei en proliferatie cellen maagwand.
42
Wat voor rol speelt histamine in de maag?
ECL-cellen (enterochromaffine like cellen) produceren histamine. Gastrine stimuleert de ECL cellen om histamine aan te maken wat de pariëtale cellen stimuleert om maagzuur te produceren.
43
Wat zorgt voor maagzuurproductie?
Distentie en de n. vagus stimuleren de pariëtale cellen. De n. vagus stimuleert ook de G-cellen (dus indirect de pariëtale en ECL-cellen.
44
Welke cellen remmen de maag als het te zuur wordt?
G-cellen remmen de cascade
45
Wat is het beschermingsmechanisme van de maag voor maagzuur?
Maagslijmvlies wat mucus en bicarbonaat bevat
46
Hoe kunnen passageklachten worden onderverdeeld?
Motiliteit en mechanisch
47
Wat zijn de verschillen tussen passagklachten door motiliteit of mechanisch?
Motiliteit: vast en vloeibaar, ontstaat geleidelijk Mechanisch: vast, ontstaat binnen weken
48
Wat zijn motiliteitsziekten?
- Achalasie (bewegingsstoornis) - Sclerodermie (verbindweefseling slokdarm --> stijf) - Slokdarmspasmen - Eosinofiele oesofagitis (chronische ontsteking slokdarm)
49
Wat is achalasie?
Een zeer zeldzame aandoening (1:100.000) waarbij er verminderde slokdarmcontracties zijn en minder relaxatie is van de onderste slokdarmsfincter. De etiologie is onduidelijk. Klachten zijn regurgitatie (reflux), passageklachten en aspiratie.
50
wat is de eerste gekozen therapie bij achalasie?
Botuline toxine (veilig en kortdurend)
51
Wat voor onderzoek kun je doen bij achalasie?
Manometrie
52
Wat zijn naast botuline toxine nog twee behandelopties bij achalasie?
Pneumodilatatie (80% succes) Myotomie/POEM (>90% succes)
53
Wat is een nadeel van pneumodilatatie bij achalasie?
Bij 50% recidief <5 jaar. Kans op perforatie
54
Wat is een nadeel van Myotomie/POEM bij achalasie?
Reflux Is niet terug te draaien
55
Wat is sclerodermie?
Fibrose van spierweefsel met een verminderde peristaltiek en verminderde druk LES.
56
Wat zijn klachten bij oesofagusspasmen?
Pijn, passageklachten
57
Wat voor medicatie bij oesofagusspasmen?
Nifedipine (spasmolytisch effect) PPI bij reflux
58
Wat zijn klachten van oesinofiele oesofagitis?
Dysfagie (niet goed slikken) en impactie (ernstige darm obstructie)
59
Wat is een teken van een chronische actieve gastritis?
Lymfocyten en plasmacellen in lamina propria
60
Wat is de behandeling van een oesinofiele oesofagitis?
Topicale steroiden; Jorveza
61
Hoeveel procent van de mensen heeft maandelijks last van reflux?
45%
62
Waaruit bestaat de onderste slokdarmsfincter?
Circulair spierweefsel en diafragma
63
Wat voor epitheel zit in de slokdarm en wat voor epitheel in de maag?
Slokdarm: plaveisel Maag: cilinder
64
Wat zijn oorzaken van een verminderde maagontlediging?
Verminderde motiliteit: gastroparese Obstructie: tumor of ontsteking/littekens
65
Wat voor onderzoek doe je bij reflux?
Proefbehandeling Endoscopie 24 uurs pH metrie
66
Watis een proefbehandeling bij reflux?
Geven van protonpompremmers (PPI) H2 receptor agonist Goedkoop en betrouwbaar Alleen <45 jaar
67
Wanneer doe je een endoscopie bij reflux?
>45 jaar Bij alarmsymptomen
68
Wat zijn alarmsymptomen bij reflux?
Passageklachten Gewichtsverlies
69
Wat is de Los Angeles classificatie?
Classificatie bij reflux oesofagitis
70
Wat is de gouden standaard bij reflux?
24 uurs pH-metrie
71
Wat is de 24 uurs pH-metrie?
Meten van zuur
72
Wat is het verschil tussen 24 uurs en impedantie?
Bij 24 uurs alleen zuur, bij impedantie zuur en basisch
73
Wat is de behandeling bij reflux?
Leeftijladvies: Afvallen Eetpatroon Bed schuin Medicatie: Protonpompremmer H2 receptor antagonist Anti-reflux chirurgie bij: Hernia diafragmatica Falen medicatie Bij goede symptoomindex
74
Wat doet een H2 receptor antagonist?
Blokkeert histamine receptoren
75
Wat voor refluxoperatie bestaat er? Wat zijn de complicaties?
Fundoplicatie van Nissen: maag als soort manchet om slokdarm. Dysfagie en dyspepsie.
76
Waarin kun je aandoeningen van de maag indelen?
Non-mucosaal: motiliteit Mucosaal: Gastritis & gastropathie Peptische ulcera Overige aandoeningen
77
Noem twee motiliteitsafwijkingen van de maag
Gastroparese: vertraagde maagontlediging Functionele dyspepsie: atypische bovenbuiksklachten
78
Wat is het verschil tussen gastritis en gastropathie
Gastritis is inflammatoir en gastropathie niet
79
Wat zijn oorzaken van een gastritis?
H. Pylori Atrofische/auto-immuun Viraal Crohn Ménétrier (reuzenplooimaag)
80
Wat zijn oorzaken van een gastropathie?
Medicatie (NSAIDs) Alcohol Stuwing /circulatie-stoornis Gal
81
Wat voor gevolgen heeft een infectie met de H. Pylori in de maag?
Chronisch, actieve superficiële gastritis > ulcus agv ↑ zuurproductie > carcinoom in latere fase agv metaplasie/atrofie met juist ↓ zuur productie
82
Wat zijn klachten van een Helicobacter pylori gastritis?
Klachten (Vaak geen) - Pijn, anorexie, snel vol - Ijzergebreksanemie Tenzij complicatie: ulcera - Melaena - Hematemesis
83
Wat voor diagnostiek bij een H. pylori gastritis?
C13-ureum ademtest: ureum --> ammoniak + koolzuur (C13 geladen) Feces antigeen Serologie Gastroscopie met biopten antrum + corpus
84
Wat is een auto-immuun gastritis?
Antilichamen tegen pariëtale cellen en/of intrinsic factor. Hierdoor pernicieuze anemie door verminderde opname B12.
85
Wat zijn complicaties van een auto-immuun gastritis?
Adenocarcinoom Carcinoid
86
Waar komt een auto-immuun gastritis voor?
Vrijwel alleen in Noord-europa
87
Wat zijn klachten van een auto-immuun gastritis?
Nauwelijks of slechts vage klachten – pijn in epigastrio – misselijkheid – opgeblazen gevoel – gebrek aan eetlust – brandend maagzuur – soms braken
88
Wat zijn gevolgen van een auto-immuun gastritis in de maag?
* Voornamelijk diepere (glandulaire) ontsteking * Atrofie / intestinale metaplasie in corpus en fundus * Antrum grotendeels gespaard * Neuroendocriene celhyperplasie
89
Wat kun je onder de microscoop zien bij gastropathie?
- Foveolaire hyperplasie - Kurkentrekker gastric pits - Hoog oplopende spiervezels - Oedeem en gestuwde capillairen - Weinig / geen infiltraat
90
Welke processen in de maag kunnen worden verstoord door NSAIDs/aspirine?
Prostaglandine productie Mucus productie Bicarbonaat productie
91
Waardoor wordt een peptisch ulcus veroorzaakt in de maag?
70% door H. pylori 25% door NSAID
92
Waardoor wordt een peptisch ulcus veroorzaakt in het duodenum?
92% door H. pylori 5% door NSAID
93
Wat is het Zollinger-Ellinson syndroom?
Zollinger-Ellison syndroom (ZES) is een zeldzame aandoening die wordt gekenmerkt door de vorming van tumoren genaamd gastrinomen in de alvleesklier of dunne darm. Deze tumoren produceren overmatige hoeveelheden van het hormoon gastrine, wat leidt tot een verhoogde zuurproductie in de maag. Het verhoogde zuurniveau kan vervolgens leiden tot de ontwikkeling van maagzweren, darmzweren en soms zweren in andere delen van het maagdarmkanaal.
94
Wat zijn de symptomen van Zollinger Ellinson?
Hevige buikpijn Diarree Misselijkheid Braken Brandend maagzuur
95
Hoe worden ulcus bloedingen geclassificeerd?
Met de forrest classificatie:
96
Wat voor endoscopische therapie is er voor maag ulcera?
Injectie met NaCl en adrenaline Clippen Coagulatie (dichtbranden)
97
Wat voor therapie bij een recidiverende bloedende ulcus?
Coiling door interventieradioloog
98
Wat is Mallory Weis?
Mallory-Weis-syndroom, soms ook Mallory-Weiss-syndroom genoemd, is een aandoening die wordt gekenmerkt door scheuren of scheurtjes in het slijmvlies van de slokdarm, meestal in het onderste deel nabij de overgang naar de maag. Deze scheuren kunnen optreden als gevolg van hevige braken of kokhalzen, vooral bij mensen die overmatig alcohol gebruiken of gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) hebben.
99
Wat zijn cameron lesies?
Lesies/erosies door hernia diafragmatica
100
Wat zijn oorzaken van maagbloedingen?
Peptisch ulcus Mallory-Weis Cameron-lesies Vasculaire ectasien Slokdarm varices
101
Welke aandoening zie je hier?
Mallory Weis
102
Welke aandoening zie je hier?
Cameron lesies
103
Welke aandoening zie je hier?
Vasculaire ectasien
104
Welke aandoening zie je hier?
Slokdarm varices
105
Welke behandeling zie je hier?
Coagulatie bij bloedende ulcus
106
Welke behandeling zie je hier?
Clippen bij bloedende ulcus
107
Wat kan een verhoogd B6 voor klachten geven?
Gejaagdheid, verhoogd metabolisme, neuropathie
108
Welke vitaminen zijn sneller depleet?
Vetoplosbaar
109
Welke vitaminen moet je IV toedienen bij een terminale ileum resectie?
B12
110
Wat is ARFID?
Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder
111
Wat is orthorexie?
Doorslaan in gezond eten
112
Welke aandoening zie je hier?
Crohn
113
Waaraan kun je in de anamnese vinden of iemand ondervoed is?
% gewichtsafname SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire) Fysiek functioneren
114
Wat kun je meten bij iemand die potentieel ondervoed is?
BMI FFMI (Fat Free Mass Index) Handknijpkracht Micronutriënten deficiënties Indirecte calorimetrie
115
In welke drie categorieën kun je ondervoeding indelen?
1. Verhoogde behoefte - inflammatie -endocrien 2. Verminderde intake 3. Verminderde opname (verlies) - digestie - absorptie - transport
116
Hoe meet je de energiebehoefte?
Door het basaal metabolisme te berekenen met behulp van formules of met een indirecte calorimetrie (REE)
117
Wat zijn oorzaken voor een verminderde intake bij Crohn?
buikpijn diarree anorexie misselijkheid braken voedingsrestricties bijwerkingen medicatie
118
Wat wordt opgenomen in het duodenum?
Duodenum: Vitaminen B, C, Ca, Mg, Fe
119
Wat wordt opgenomen in het jejunum?
Jejunum: eiwitten, koolhydraten, vet, vit ADEK, Fe
120
Wat wordt opgenomen in het ileum?
Ileum: B12/galzouten/ (H2O/zouten)
121
Wat wordt opgenomen in het colon?
Colon: H2O/zouten, korte keten vetzuren (SCFA)
122
Wat voor klachten geeft een verhoogd niacine (B3)? En wat is de maximale dosering per dag?
LF stoornissen Jeuk Effecten op bloeddruk Hartritme 900 miligram
123
Wat voor klachten geeft een verhoogd B6? En wat is de maximale dosering per dag?
Polyneuropathie 25 miligram
124
Wat voor klachten geeft een verhoogd vitamine A? En wat is de maximale dosering per dag?
Hoofdpijn Duizeligheid Verhoogde intracraniële druk Braken Papiloedeem 3000 microgram
125
Wat voor klachten geeft een verhoogd vitamine D? En wat is de maximale dosering per dag?
Hypercalciemie Nierfunctiestoornissen 100 microgram
126
In welke vormen komt ijzer voor in voeding?
Heemijzer fe2+ Non-heemijzer Fe3+
127
Welke vorm van ijzer kans ons lichaam opnemen?
Alleen Fe2+
128
Wat is een verschil in dierlijk ijzer en plantaardig ijzer?
Het lichaam kan dierlijk ijzer 3 keer beter opnemen dan plantaardig ijzer
129
Welke voedingsstoffen bevorderen de ijzeropname?
Dierlijk eiwit, vitamine C, citroenzuur, barnsteenzuur, fructose en sorbitol verhogen de opname van non-heemijzer.
130
Welke voedingsstoffen remmen de ijzeropname?
Tannine in koffie en thee, oxaalzuur in spinazie en rabarber, fosfaten in vlees, fytinezuur (fytaten) in volkorenproducten remmen de opname van non-heemijzer.
131
Op welke voedingsstoffen moeten veganisten letten?
* eiwit * ijzer * vitamine B1 * B2 * vitamine B12 * calcium Vit D
132
Welke aandoeningen kunnen maldigestie veroorzaken?
* chronische pancreatitis * leverziekten * Zollinger Ellison * bacteriele overgroei
133
Waar kan een verhoogd foliumzuur op duiden?
Op overgroei van foliumzuur producerende bacteriën.
134
Wat zijn voorbeelden van oorzaken van bacteriële overgroei in de darm?
Divertikel of blinde lis na operatie
135
Wat zijn gevolgen van bacteriële overgroei in de darm?
Gevolg onder meer: * schade aan villi door toxines → malabsorptie * verbruik van cobalamine → vit B12 deficiëntie * folaat productie door bacteriën → hoog foliumzuur * deconjugatie van galzouten (van geconjungeerd naar ongeconjungeerd)
136
Wat kan zorgen voor een absoluut verlies aan resorberend oppervlak in de darm?
Absoluut (resecties): short bowel ischemie, volvulus, ontsteking (ziekte van Crohn), maligniteiten, bestraling
137
Wat kan zorgen voor een functioneel verlies aan resorberend oppervlak in de darm?
Functioneel: ziekten van het slijmvlies: ziekte van Crohn, coeliakie Motiliteitsstoornissen (bact overgroei)
138
Hoe diagnostiseer je malabsorptie?
Door de intake te meten (dagboek) en in het lab het verlies te meten
139
Wat is een entero-enterale fistel?
Fistel tussen twee delen van de dunne darm
140
Hoe kan een entero-enterale fistel zorgen voor malabsorptie?
Bypass van absorptiegebieden Spijsverteringssappen naar gebieden zonder voedsel Verlies van voedingsstoffen via fistel naar buiten de darm
141
Wat zijn de verschillen tussen het jejunum en het ileum?
Jejunum = secernerend, ileum = resorberend Jejunum kan niet functie ileum overnemen. Ileum kan wel functie jejunum overnemen.
142
Wat is positieve T-cel selectie?
In de thymus reageren T-cellen op lichaamseigen antigenen. Het doel is dat T-cellen de juiste affiniteit ontwikkelen voor lichaamseigen antigenen. Dit proces is van belang om pathogene organismen te herkennen en te elimineren en om auto-reactieve T-cellen te minimaliseren.
143
Wat is het voordeel van veel variatie in HLA/MHC?
Elk type presenteert een ander deel van een pathogeen
144
Wat is de orale tolerantie theorie?
Antigenen (glycoproteïnen die voor het eerst in contact komen met het immuunsysteem via de slijmvliezen worden gedoogd.
145
Wat is een hele zeldzame mutatie die een ontsteking in de darm kan veroorzaken
Homozygote mutatie IL-10
146
Wat is IBD?
Een gestoorde immuunrespons tegen een onbekend antigeen. Veroorzaakt door erfelijke factoren (polymorfismen) en een verhoogde immuunrespons
147
Wat is CVID?
Een genetische stoornis in de humorale immuniteit. Deze mensen kunnen geen immunoglobulinen maken en hebben geen plasmacellen. Kunnen hierdoor infecties niet klaren. Crohn-achtig ziektebeeld wat normaal wordt behandeld met afweeronderdrukking wat hierbij dus niet kan.
148
Wat is IBS-constipatie, IBS-diarrhea, IBS-mixed pattern, IBS-unspecified?
149
Wat zijn twee mechanismen achter coeliakie?
Gluteneiwitten zijn heel resistent tegen pepsine waardoor lange gluteneiwitten (PQ) de darm in kunnen. Dit activeert een immuunreactie. HLADQ2 en HLADQ8 kunnen gluteneiwitten goed presenteren aan T-cel
150
Wat zijn de klinische verschijnselen bij coeliakie?
 Failure to thrive (bij kinderen)  Gewichtsverlies  Diarree (steatorroe)  Buikpijn, opgezette buik  Deficienties
151
Wat voor rol speelt transglutaminase bij coeliakie?
Het kan glutenpeptiden binden en veranderen waardoor ze nog beter binden aan HLA. Het lichaam gaat hier antistoffen tegen maken wat de auto-immunziekte en voedselintolerantie veroorzaakt.
152
Wat voor serologie en HLA typering kun je vinden bij coeliakie?
tTG (transglutaminase antistoffen) Endomysium antistoffen Negatieve HLADQ2 of DQ8 sluit coeliakie vrijwel uit Positieve uitslag zegt niks over risico ziekte (>25% bevolking positief, 1% coeliakie)
153
Wanneer kan een hypoalbuminemie ontstaan en wat zijn de klachten daarvan?
Bij ontsteking Bij ondervoeding Oedeem Vermoeidheid Wisselingen in bloeddruk Slechte wondgenezing
154
Welke test bevestigt de diagnose van coeliakie?
Hoge tTG endomysium antistoffen
155
Hoe wordt coeliakie geclassificeerd?
Met de Marsh classificatie
156
Welke systemische manifestaties zie je bij coeliakie?
*Hashimoto thyreoiditis *dermatitis herpetiformis: antistofdeposities tegen epidermaal tTG * Down patiënten 15-20% coeliakie! * Selectieve IgA deficiëntie in 2% van de patiënten met coeliakie *Levertest afwijkingen * Menstruatiestoornissen/ onbegrepen infertiliteit * type 1 diabetes * Osteoporose
157
In hoeveel procent van de gevallen van vlokatrofie is coeliakie de oorzaak?
95%
158
Wat zijn de klinische verschijnselen van malabsorptie?
* Verlies van calorieen → gewichtsverlies * Diarree * Flatulentie * Buikpijn * Deficienties (electrolyten, Fe, vit B12, foliumzuur, Ca, Zn, vit KADE)
159
Wanneer is er sprake van prikkelbare darm syndroom?
Geen structurele of biochemische verklaring èn: Rome IV criteria: * de symptomen moeten in ieder geval al langer dan 6 maanden bestaan * buikpijn gemiddeld minstens 1 dag per week in de afgelopen 3 maanden * tenminste 2 van de volgende 3 symptomen: - buikpijn is gerelateerd aan de ontlasting - verandering van de frequentie van de stoelgang: diarree of obstipatie - vorm van de stoelgang is veranderd: te hard of te waterig
160
Wat is sarcopenie?
Afname spiermassa
161
Noem drie factoren waarop het screenen van ondervoeding berust
1. gewichtsverlies 2. lage spiermassa 3. lage BMI
162
1. thuiswonend met thuiszorg 2. geriatrie afdeling 3. verpleeg en verzorgingstehuizen 4. hele ziekenhuis
163
Bij een 72-jarige ondervoede patiënt besluit je om een voedingsinterventie te doen. Op welke elementen richt je je primair?
Eiwit en beweging
164
Een 72-jarige patiënte is ondervoed op basis van verminderde intake en een verhoogd verbruik bij een recent gediagnosticeerd oesophaguscarcinoom. Het speeksel en voedsel passeert niet goed. Je besluit dat de patiënt bijvoeding nodig heeft, wat is je eerste keuze?
Sondevoeding
165
Wat is de juiste behandeling van een 63-jarige man met een PA bewezen adenocarcinoom in het corpus van de maag cT3N2M1?
palliatieve chemotherapie, er vindt geen resectie meer plaats
166
Een patiënt met een diffuus geprikkelde buik blijkt bij laparoscopie een post-pylorisch geperforeerd ulcus te hebben. Wat is de juiste behandeling naast het starten van protonpompremmers?
laparoscopisch overhechten defect met omentumplastiek
167
Een 26-jarige man presenteert zich op het spreekuur omdat hij tijdens een vakantie (binnen Europa) op de eerste hulp van een ziekenhuis is geweest in verband met een vastzittende voedselbrok. Wat is hier de meest waarschijnlijk oorzaak en welke behandeling hoort hierbij?
eosinofiele oesophagitis en starten met protonpompinhibitie
168
helicobacter gastritis, eradicatietherapie (amoxicilline, claritromycine en een PPI)
169
Hoe stel je de Child-Pugh classificatie vast, naast ascites en encephalopathie?
Bilirubine, Albumine en INR
170
Een 47-jarige man heeft een alcohol verslaving. Hij presenteert zich met icterus. Je wil een alcoholische levercirrose diagnosticeren. Je vraagt een echo abdomen aan en bloedonderzoek. Hoe stel je deze diagnose in het laboratorium onderzoek?
een verhoogd bilirubine, ASAT >ALAT, en een verhoogd gGT
171
Een 46-jarige vrouw meldt zich op de SpoedEisende Hulp. In het afnemen van een anamnese en het doen van lichamelijk onderzoek verdenk je haar van een cholecystitis acuta. Hoe bevestig je deze diagnose?
Echo-abdomen
172
Wat is de betekenis van de MELD score?
het voorspelt mortaliteit ten gevolge van lever falen het bepaalt de ranking op de wachtlijst voor levertransplantatie
173
Wat is de eerste keuze van behandeling bij een auto-immuun hepatitis?
Prednison
174
Welke waarde is het meest betrouwbaar om de ernst van een pancreatitis te voorspellen?
CRP
175
Een 42-jarige man is bekend met alcoholabusus, hij meldt zich op de SEH met misselijkheid en braken. Daarbij heeft hij acuut ontstane buikpijn in de bovenbuik. Bij onderzoek zie je een matig zieke man, en de vitale parameters zijn; T 37,3 gr Celsius, P 90/min, RR 110/90. De bovenbuik is diffuus drukpijnlijk. Het laboratoriumonderzoek toont een milde leukocytose, het lipase is normaal en er is een mild verhoogd gGT en alkalische fosfatase. Zet de diagnoses in volgorde van waarschijnlijkheid, te beginnen met de meest waarschijnlijke diagnose.
1 maagperforatie 2 pancreatitis 3 alcoholische hepatitis
176
Wat is hemochromatose?
Ijzerstapelingsziekte
177
Wat is PSC?
Aandoening waarbij de galwegen binnen en buiten de lever ontstoken zijn. Bij een gewone galwegontsteking of cholangitis is er sprake van een ontsteking van een grote galweg buiten de lever. Deze ontstaat meestal door een verstopping met een galsteen of een gezwel. Bij Primaire Scleroserende Cholangitis zijn er meerdere galwegen ontstoken, zowel de grote galwegen buiten als de kleine galwegen binnen de lever. Primair betekent dat de oorzaak van de aandoening onbekend is.
178
Noem 4 mogelijke oorzaken van levercirrose
Hemochromatose PSC Alcoholmisbruik Hepatitis B
179
Waarmee kun je een bilaire cholangitis behandelen en wat is een lange termijn risico van dit medicijn?
ursodeoxycholzuur kan leiden tot osteoporose
180
Bij een man van 61 jaar met een behandelde hepatitis C en een bekende levercirrose Child-Pugh A wordt een echografie van de lever verricht. Deze echo toont een afwijking verdacht voor hepatocellulair carcinoom (HCC). Het bloedonderzoek toont een verhoogd AFP. Welke diagnostiek verricht je als eerstvolgende stap?
CT thorax MRI lever
181
Welke soorten hepatitis veroorzaken levercirrose?
B en C
182
Histologie van een Peyerse plaque (lymfoïde structuur in darmwand). Wat zie je hier?
Het lymfoïd rijkt tot onder het epitheel en is verrijkt met M-cellen.
183
Wat is Billroth I en II?
Bij beide operaties wordt het onderste gedeelte van de maag of maaguitgang, inclusief de sluitspier (pylorus) en het eerste deel van de twaalfvingerige darm, verwijderd. Dit wordt ook wel distale maagresectie genoemd. Vervolgens kan de verbinding op twee manieren worden gemaakt: Billroth I: Het uiteinde van het resterende deel van de maag wordt op de twaalfvingerige darm (het eerste deel van de dunne darm) gehecht. Deze techniek herstelt de continuïteit van het spijsverteringskanaal. Billroth II: Het uiteinde van het resterende deel van de maag wordt zijdelings op de dunne darm gehecht. Het stukje twaalfvingerige darm hangt daardoor als een slurfje buiten de weg die het voedsel aflegt. Gal- en alvleeskliersappen monden uit in de twaalfvingerige darm en kunnen zo wel naar de dunne darm worden gevoerd, waar ze nodig zijn voor de voedselvertering.
184
een ileus met lucht vloeistof spiegels in het darmpakket
185
Een 54-jarige man presenteert zich met een synchroon naar het peritoneum gemetastaseerd coloncarcinoom. Bij colonoscopie blijkt de primaire tumor in de flexura hepatica gelegen. Welke behandeling stel je voor?
diagnostische laparoscopie en HIPEC
186
Wat is een HIPEC?
Hypertherme Intraperitoneale Chemotherapie (HIPEC) is een combinatie van chirurgie en chemotherapie en wordt toegepast bij dikkedarmkanker die is uitgezaaid naar het buikvlies. De chirurg verwijdert zichtbare tumoren en aangetaste delen van het buikvlies. Daarna wordt verwarmde chemotherapie rondgepompt in de buikholte. Hiermee pakken we mogelijk achtergebleven uitzaaiingen aan.
187
Een 49-jarige vrouw heeft bij colonoscopie (geindiceerd ivm een ijzegebreksanemie) een voor coloncarcinoom verdachte afwijking in de flexura lienalis. De biopten tonen een adenocarcinoom. Welke aanvullende diagnostiek vraag je aan; radiologie en bloedonderzoek?
CT thorax-abdomen en CEA
188
Welke tumoren horen bij de volgende tumormarkers? CEA CA19,9 Alfa Foeto Protein (AFP)
CEA: coloncarcinoom CA19,9: cholangiocarcinoom Alfa Foeto Protein (AFP): hepatocellulair carcinoom
189
Een man van 56 jaar heeft 5 dagen geleden een low anterior resectie ondergaan in verband met een rectumcarcinoom. Hij ligt in het ziekenhuis en heeft de symptomen van een ileus, daarnaast heeft hij koorts en een tachycardie. Op de CT abdomen blijkt er sprake te zijn van een naadlekkage. Wat is de behandeling hiervan?
laparoscopisch aanleggen ileostoma en spoelen defect en aanbrengen endospons
190
Welk kenmerk van een adenoom (goedaardige tumor in klier) geeft een hoog risico op progressie naar adenocarcinoom?
>1 cm
191
Wat is cholelithiasis?
Galstenen
192
Wat is een belangrijke oorzaak van een acute pancreatitis?
Cholelithiasis
193
Welke drie kenmerken heeft de regel van Courvoisier?
Icterus Pijnloze palpabele galblaas Komt het meeste voor bij pancreaskopcarcinoom
194
In welk deel van het duodenum mondt de ductus pancreaticus uit?
Pars descendens
195
Welke twee structuren bevinden zich in het ligamentum hepatoduodenale?
arteria hepatica propria ductus choledochus
196
Een 78-jarige man maakt een cruise en wordt tijdens het bezoek in Amsterdam zo ziek dat hij moet worden opgenomen in het VUmc. Op de SEH zie je een brakende, gedehydreerde man, met diarree. De diagnose gastro-enteritis wordt gesteld. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? Wat voor isolatie? Wat voor masker?
Norovirus Contactisolatie FFP1
197
Een jonge vrouw presenteert zich met 20 keer per dag waterdunne ontlasting met bloed erbij. Zij was bekend bij de rheumatologie met gewrichtsklachten. Wat is de meest waarschijnlijke werkdiagnose, en wat voor een aanvullend onderzoek vraag je bij voorkeur aan om deze te bevestigen?
Colitis ulcerosa met coloscopie
198
Je stelde bij een jonge vrouw de diagnose M.Crohn en startte een behandeling met een TNF-blokker (Adalimumab). Bij controle na 6 maanden klaagt zij over pijn in de rechter onderbuik en aanvullende diagnostiek brengt een stenose 10 cm proximaal van de klep van Bouhin in het terminale ileum van 2-3 cm aan het licht. Wat is het meest waarschijnlijke behandelvoorstel dat het multidicipliaair overleg zal geven?
Adalimumab voortzetten en endoscopische ballon dilatatie
199
Wat is de afname van levensverwachting bij obesitas?
15 jaar
200
Welk BMI is: Normaal Overgewicht Obesitas Morbide obesitas Superobees
Normaal 20-25 Overgewicht 25-30 Obesitas 30-40 Morbide obesitas 40-50 Superobees >50
201
Wanneer adviseer je bariatrische chirurgie?
202
Op welke complicatie heb je risico bij een OAGB?
Galreflux