Stofwisseling en spijsvertering: colleges week 3 Flashcards

(113 cards)

1
Q

Wat zijn vaak de eerste klachten van patiënten met endeldarmkanker?

A

Bloedverlies en veranderd defecatiepatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor aanvullend onderzoek bij endeldarmkanker?

A

Rectaal toucher (HA)
Endoscopie
CT thorax-abdomen voor TNM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar zaait endeldarmkanker voornamelijk naar uit?

A

Lever en longen vanaf vena iliaca interna, via vena cava naar vena pulmonalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke manieren kan kanker uitzaaien?

A

Hematogeen, lymfogeen of peritoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Langs welke arteriën lopen de lymfeklieren van de endeldarm?

A

Arteria rectalis superior en de arteria iliaca interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke zenuw kan geraakt worden bij een operatie aan de endeldarm of bij chemoradiatie? Wat zijn de gevolgen?

A

Plexus hypogastricus superior. Kan leiden tot verminderde blaasfunctie, erectiestoornissen en een verminderde werking van de kringspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kan een complicatie zijn van een tumor die op de urether drukt?

A

Het pyelum en ureter kunnen uitzetten bij hydronefrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke zenuw is uitgevallen bij een klapvoet?

A

N. ischiadicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor kan uitval van de n. ischiadicus komen bij colonkanker?

A

uitzaaiingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voor hoeveel procent van de kankergerelateerde mortaliteit zijn tumoren van de tractus digestivus verantwoordelijk?

A

27%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke leeftijd wordt er gescreend voor darmkanker?

A

55 tot 75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 4 soorten darmpoliepen

A

Adenomen
Hyperplastisch poliep
Inflammatoire poliep
Peutz-Jeghers poliep (hamartomateus): deze komen vooral voor in de dunne darm waar
ze kunnen zorgen voor een obstructie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soort darmpoliep komt het meeste voor?

A

Tubulaire adenomen 2/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk deel van de tubulaire adenomen wordt niet maligne?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe lang duurt het voordat een adenoom een coloncarcinoom wordt?

A

10-15 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor wordt een advanced adenoom gekenmerkt?

A

Hooggradige dysplasie
Grootte >10 mm
Villeuze component

Hebben van (één) van deze kenmerken maakt kans op ontwikkelen carcinoom groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de verschillende subtypen adenomen?

A
  1. Tubulair (80%)
  2. Tubulovilleus (10%)
  3. Villeus adenoom (10%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent chromosomale instabiliteit?

A

De structuur en het aantal chromosmen in een tumorcel is veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is microsatelliet instabiliteit?

A

mono- of dinucleotide worden instabiel en veranderen van lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe zou de screening naar darmkanker een stuk efficiënter kunnen in de toekomst?

A

Door middel van detectie van moleculaire afwijkingen in de ontlasting (DNA, RNA, eiwitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welk deel van de darm bevindt colitis ulcerosa zich?

A

Rectum tot ileocaecale klep in de darmwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de klachten van colitis ulcerosa?

A

Bloederige diarree
Buikpijn
Gewichtsverlies
Koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar bevindt zich de ziekte van Crohn?

A

Gehele maag-darmkanaal, het is een diepe ontsteking door alle wandlagen van de darmwand. Voornamelijk in overgang van ileum naar colon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn klachten bij de ziekte van Crohn?

A

Buikpijn
Gewichtsverlies
Perianale klachten
Diarree
Koorts
Stenoses, abcessen en fistels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke drie fenotypes worden onderscheiden bij M Crohn?
Stricturerende/ stenoserende fenotype Penetrerende fenotype Luminale fenotype (ontsteking zonder complicaties).
26
Wat zijn extra-intetsinale manifestaties van IBD?
● Oculaire manifestaties: 4%; ● Arthropathie: 15%; ● Artritis: 7%; ● Huidmanifestaties: 10%; ● Osteopenie/ osteoporose: 20%; ● Trombo-embolische gebeurtenissen: 4%.
27
Wat voor diagnostiek bij IBD?
● Anamnese: ○ Familie anamnese; ○ Roken. ● Lichamelijk onderzoek: ○ Massa in de buik; ○ Fistels; ○ Extra-intestinaal. ● Bloedonderzoek: ○ CRP; ○ Anemie; ○ Vitamine B12. ● Feceskweek/FCP: ○ Het fecaal calprotectine zegt iets over de ernst en aanwezigheid van een ontsteking in de darmwand.
28
Wat zijn de kenmerken van colitis ulcerosa?
● Beperkt tot colon; ● Meestal beperkt tot de mucosa; ● Vlakke ulcera; ● Diffuus; ● Neemt toe van proximaal naar distaal.
29
Wat zijn de kenmerken van M Crohn?
● Van mond tot kont en kan ‘metastaseren’ naar longen of huid; ● Fissurende ulcera; ● Alle lagen van de darmwand kunnen zijn aangedaan; ● Fistelvorming en fat wrapping; ● Focaal > skip lesions; ● Granulomen; ● Neuronale hyperplasie.
30
Wat zie je in de darm en in de PA bij colitis ulcerosa?
Continue pseudopoliepen Geen stricturen of fistels. PA Mucosale en diffuse ontsteking Cryptdistorsie Pseudo villeuze structuren Atrofie Weinig oedeem Normale submucosa
31
Wat zie je in de darm en in de PA bij Crohn?
Discontinue, stricturerend ileum. PA Skip lesions Transmurale ontsteking Geen atrofie Lymfoïde haardjes (ook buiten de spierwand) te zien
32
Waarom is het lastig onderscheid te maken tussen Colitis ulcerosa en Crohn?
Verschillen zijn te zien in submucosa maar zo diep rijkt biopt niet.
33
Wat geneest colitis ulcerosa?
colectomie
34
Welke medicijnen zijn er voor IBD?
● Mesalazine; ○ Ontstekingsremmend, lokaal werkend, weinig bijwerkingen. ● Corticosteroïden; ○ Met name prednison; ○ Op de lange termijn veel complicaties. ● Antibiotica; ○ Bij fistels en abcessen. ● Biologicals; ○ Grijpen specifiek aan op een onderdeel van de inflammatoire cascade. ● Tofacitinib; ○ Remt de signaaldoorgifte van verschillende enzymen in het lichaam die een rol spelen in de afweer. Hierdoor remt het de ontsteking in de darm.
35
Wat is 'targeted therapy' bij IBD?
Wegvangen van cytokines door biologicals: anti-TNF en IL-23. TNF- en IL-23 spelen belangrijke rol in onststekingsreactie.
36
Wat is mogelijke onderhoudsmedicatie bij IBD?
● Mesalazine; ● Thiopurine: immuunsuppressie, werkt traag, remmen afweer, veel bijwerkingen; ● Methotrexaat: immuunsuppressie, werkt traag, remmen afweer, veel bijwerkingen; ● Biologicals: specifiek (anti-TNF, integrine), remmen de afweer, weinig bijwerkingen, kostbaar. Voorbeelden hiervan zijn: infliximab, adalimumab, golimumab, ustekinumab en vedolizumab; ● Tofacitinib.
37
Wat is de definitie van patientveiligheid?
het nagenoeg ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte schade die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van de hulpverleners en/of tekortkomingen van het zorgsysteem.
38
Wat is het Human error problem?
Framework om het ontstaan van incidenten te verklaren.
39
Wat is de person approach in het human error problem?
Person approach: focus ligt op de individu als reden van de fout door bijvoorbeeld afwijkende/ afdwalende aandacht en ongewenst menselijk gedrag;
40
Wat is de system approach in het human error problem?
System approach: focus ligt op het feit dat fouten een gegeven zijn en verwacht kunnen worden. Fouten worden veroorzaakt door een cascade aan gebeurtenissen. Het systeem moet de fouten dus voorkomen.
41
Wat zijn de actieve factoren van de system approach?
Actieve factoren: gerelateerd aan menselijke eigenschappen, bijvoorbeeld beperkte waarneming en een beperkt geheugen. Het gevolg is direct gerelateerd aan menselijk handelen;
42
Wat zijn de actieve factoren van de system approach?
Latente factoren: inrichting van de werkomgeving en de invloed hiervan op het handelen van mensen. Sluimerende factoren, gerelateerd aan omgeving systeem: ○ Technisch: indeling, storing apparatuur; ○ organisatorisch: bijvoorbeeld stress, cultuur, werkdruk.
43
Wat is de PRISMA methodiek?
Prevention and Recovery Information System for Monitoring and Analysis. Het is een methode voor het achterhalen van basisoorzaken voor incidenten.
44
Wat zijn de drie belangrijke componenten in de PRISMA methode?
1. Incidentbeschrijving 2. Oorzakenclassificatie: vier hoofdgroepen (technisch, organisatorisch, menselijk en patiëntgerelateerd, waarvan de eerste twee latent zijn en de menselijke categorie actief is). 3. Vertaalslag naar structurele maatregelen
45
Wat zijn alarmsymptomen bij buikpijn?
vervoerspijn, afvallen, koliekpijn, bloed bij ontlasting, bloedbraken, verminderd bewustzijn, klam of bleek zijn en koorts
46
Wat zijn de Rome IV criteria bij IBS?
47
Wat zijn de Rome IV criteria bij PDS?
48
Wat is SBS?
Short bowel syndrome. Small bowel <200 cm met of zonder colon. Functionele SBS is overgebleven dunne darm van >200cm maar verminderde functie, aanwezigheid ziekte of versnelde passage.
49
Wat is maldigestie?
Verstoring in de intraluminale hydrolyse van voedingsstoffen
50
Wat zijn de voorwaarden vereist voor de vertering van vetten?
● Adequate hydrolyse van het substraat afhankelijk van concentratie en mengsel pancreasenzymen; ● Correcte solubilisatie van vetten in water afhankelijk van galzouten; ● Adequate beschikbaarheid specifieke voedingsstoffen, vooral cobalamine en intrinsieke factor.
51
Voorwaarden vereist voor de vertering van eiwitten?
● Adequate intragastrische conversie van eiwitten in aminozuren die een rol spelen bij de afgifte van CCK en het vrijmaken van pancreasenzymen; ● Correcte concentratie en mengsel van pancreas fermenten; ● Adequate beschikbaarheid galzouten verantwoordelijk voor de afgifte van enterokinase
52
Definitie van diarree?
>200 gram per dag > 3dd Consistentie is niet vast en is minder gevormd.
53
Wanneer noem je diarree chronisch?
>4 weken
54
Wat is de meest gesignaleerde oorzaak van diarree op cruiseschepen?
Norovirus
55
Wat zijn drie mechanismen van diarree?
1. Actieve secretie van water en elektrolyten door darmmucosa 2. Te geringe resorptie van water en zouten door: - Verminderd oppervlak - Niet-absorbeerbare kleine wateroplosbare voedingsstoffen 3. Veranderde darmmotiliteit - Verhoogde motiliteit - Verlaagde motiliteit
56
Waar komt lactose-intolerantie voornamelijk voor?
Zuiden van Europa en Afrika
57
Wat zijn oorzaken van small intestinal overgrowth?
Anatomisch - Gastric bypass - Adhesies - Stricturen - Divertikels Veranderde motitliteit - Pseudo obstructie - Diabetes mellitus - Sclerodermie Immuun deficiënties - CVID - HIV Metabole en systemische ziekten - Diabetes mellitus - Parkinson - Pancreasinsufficiëntie
58
Wat wordt opgenomen in het duodenum en colon?
Water en natrium
59
Wat wordt opgenomen in het duodenum en jejunum?
Aminozuren, kleine peptiden, monosacchariden, vetzuren, vetoplosbare vitamines
60
Wat wordt opgenomen in het duodenum?
mineralen (ijzer)
61
Wat wordt opgenomen in het jejunum?
disacharriden
62
Wat wordt opgenomen in het jejunum en ileum?
water, wateroplosbare vitamines, zink
63
Wat wordt opgenomen in het ileum?
galzouten
64
Wat wordt opgenomen in het terminale ileum?
B12
65
Wat wordt opgenomen in het coecum-colon?
korte keten vetzuren en vitamine K
66
Wat zijn symptomen van een vitamine A deficiëntie?
Nachtblindheid Hyperkeratinisatie van de huid Smaakverlies
67
Wat zijn symptomen van een vitamine D deficiëntie?
Hypocalcemia Tetanie Tintelingen Krampen Spierpijn
68
Wat zijn symptomen van een vitamine B12 deficiëntie?
Macrocytaire anemie
69
Waaruit bestaat gal?
Water Galzouten Cholesterol Bilirubine
70
Wat reguleert de afgifte van gal?
parasympathische prikkel en cholecystokinine
71
Wat is de functie van de pancreas?
Afgifte pancreassap met - enzymen (als trypsinogeen, amylase, elastase en lipase) tbv digestie eiwitten. koolhydraten, vetten en eiwitten, - en bicarbonaat tbv neutralisatie maagzuur
72
Wat reguleert de afgifte van pancreassap?
Regulering afgifte door secretine in duodenum
73
Wat is een Whipple operatie?
Tijdens de operatie verwijdert de chirurg het hoofd van de alvleesklier, het duodenum, een deel van de galweg, de galblaas en soms een deel van de maag. Vervolgens worden de overgebleven delen van de pancreas, maag en darmen opnieuw verbonden om de spijsvertering te herstellen.
74
Welke medicatie kunnen voor diarree zorgen?
● NSAID; ● Antibiotica ● Magnesium; ● Metformine/gliptine; ● Oncologische medicatie; ● Antihypertensiva.
75
Hoe classificeer je diverticulitis?
Hinchey classificatie ● 0: klinisch milde diverticulitis; ● 1a: pericolische/flegmoneuze ontsteking; ● 1b: abces (<5 cm) in nabijheid primaire ontstekingsproces; ● 1b: abces (<5 cm) in nabijheid primaire ontstekingsproces; ● 2: abces op afstand (retroperitoneaal, intra-abdominaal, pelvisch); ● 3: purulente peritonitis; ● 4: fecale peritonitis.
76
Wat doe je bij een diverticulitis met abces <3 cm en > 3cm?
<3 cm AB 3-5 cm AB en percutane drainage
77
Waarvoor wordt de Blatchford score gebruikt?
Voorspelt de noodzaak van een vroege scopie (binnen 24 uur)
78
Waar wordt naar gekeken bij de Blatchford score?
serumureum, hemoglobine, de systolische bloeddruk en andere parameters
79
Waar is een double-duct sign typisch voor?
Pancreaskopcarcinoom
80
Waardoor kan een pancreatitis ontstaan?
Galstenen Alcohol Ideopathisch Medicatie
81
Noem een voorbeelden van een medicijn wat pancreatitis kan veroorzaken?
Valsartan (bloeddrukverlagend) Azathioprine Sulfasalazine ACE-remmers
82
Welke waarden worden bepaald voor diagnostiek van een pancreatitis?
Lipase en amylase
83
Waaruit bestaat de behandeling bij pancreatitis?
Vochtsuppletie en pijnstilling
84
Welke houding is typisch bij een pancreatitis?
foetushouding, opgetrokken benen, stilliggen
85
Wat is een pancreas divisum?
Als het ventrale en dorsale deel niet goed samensmelten
86
Wat is een pancreas annulare?
Als het ventrale deel vast blijft zitten, waardoor de pancreas om het duodenum heen komt te liggen.
87
Wat is de endocriene functie van de pancreas?
Produceren van insuline, glucagon en bicarbonaat secretie.
87
Uit welke cellen komt pancreaskanker meestal?
Ductale cellen
88
Wat is de exocriene functie van de pancreas?
Vertering van eiwitten (trypsine) Koolhydraten (amylase) Vetten (lipase, cholesterol esterase en fosfolipase)
89
Hoe wordt de diagnose acute pancreatitis gesteld?
Pijn linker bovenbuik en/of rug Verhoging pancreasenzymen Afwijkingen bij beeldvorming
90
Wat voor beeldvorming bij acute pancreatitis?
Diagnose aan de hand van echo, na enkele dagen dmv CT beloop zien.
91
Zet de oorzaken van pancreatitis van meest voorkomend naar minst voorkomend
1. galstenen (40%) 2. alcohol (30%) 3. onbekend (20%) 4. overig (10%)
92
waarvoor staat het ezelsbruggetje 'GET SMASHED'
gallstones, ethanol, trauma, steroids, mumps, auto-immune, scorpion venom, hyperlipidemia, ERCPs, drugs (imuran) Oorzaken pancreatitis
93
Wat voor therapie bij acute pancreatitis?
● Vochtsuppletie; ● Pijnstilling, anti-emetica; ● Voeding; ● Hyperglykemie behandeling; ● Biliair: ERCP overwegen (alleen als er ook een ontsteking van de galweg is); ● Niet openmaken/opereren.
94
Wat zijn complicaties van een acute pancreatitis?
● Vochtcollecties; ● Necrose (dit kan gecombineerd zijn met een infectie, als het infecteert heb je een groot probleem); ● Met vocht gevulde holte: pseudocysten (zit geen wand in), kan gedraineerd worden (vaak door voedingsproblematiek); ● Abces.
95
Komt een milde of ernstige acute pancreatitis vaker voor?
Mild (80%) Ernstig (20%)
96
Komt een steriele ernstige acute pancreatitis vaker voor of een geïnfecteerde necrose?
Steriel (60%) mortaliteit 5-10% Geïnfecteerd (40%) mortaliteit 25-70%
97
Wat is de belangrijkste oorzaak van een chronische pancreatitis?
Alchohol (70%)
98
Hoe kan alcohol zorgen voor een chronische pancreatitis?
De druk in de ductus pancreatitis en het intersitium stijgt. Hierdoor ontstaan ischemie en een perineurale ontsteking.
99
Wat is de diagnostiek bij chronische pancreatitis?
Beeldvorming en bepalen elastase
100
Wat is de behandeling van een chronische pancreatitis?
Pijnstilling Toedienen van pancreasenzymen Evt geven van insuline Behandelen obstructie
101
Wat is de gemiddelde overleving na resectie van een pancreascarcinoom?
10-18 maanden
102
Wat is de vijfjaarsoverleving na resectie van een panreascarcinoom en wat zonder resectie?
Met resectie: 8-21% Zonder: 5%
103
Wat zijn risicofactoren voor een pancreascarcinoom?
● Algemeen; ● Roken (x 2); ● Genetische factoren (x 7); ● Chronische pancreatitis (x 15); ● Hereditaire pancreatitis (x 50).
104
Wat zijn symptomen van een pancreascarcinoom?
● Stille icterus; ● Pijn epigastrio/rug; ● Gewichtsverlies; ● Voedselpassageklachten
105
Wat voor diagnostiek bij pancreascarcinoom?
● Lastig; ● Entmetastasen; ● CT-scan.
106
Hoe wordt de resectabiliteit van een pancreascarcinoom bepaald?
Ingroei in vena porta, vena mesenterica superios en andere organen. Als dit het geval is, is de tumor niet meer resectabel.
107
Tussen welke stadia wordt onderscheid gemaakt bij een pancreascarcinoom?
resectabel, borderline resectable en een lokaal gevorderd pancreas carcinoom
108
Wat zijn de kenmerken van een resectable pancreascarcinoom?
geen arteriële betrokkenheid en veneuze betrokkenheid SMV-PV ≤ 90 graden
109
Wat zijn de kenmerken van een borderline resectable pancreascarcinoom?
arteriële betrokkenheid ≤ 90 graden en veneuze betrokkenheid 90-270 graden
110
Wat zijn de kenmerken van een lokaal gevorderd pancreascarcinoom?
○ Arteriële betrokkenheid van meer dan 90 graden of veneuze betrokkenheid van meer dan 270 graden of occlusie; ○ Arteriële betrokkenheid moet meer dan 180 graden zijn en veneuze betrokkenheid moet niet-reconstrueerbaar zijn.
111
Wat is de 5-jaarsoverleving van: ● Pancreaskopcarcinoom: ● Distale galwegcarcinoom: ● Papil van Vater carcinoom: ; ● Duodenumcarcinoom:
● Pancreaskopcarcinoom: 8-21%; ● Distale galwegcarcinoom: 24-27%; ● Papil van Vater carcinoom: 35-46%; ● Duodenumcarcinoom: 66% bij R0-resectie.
112
Wat voor palliatie bij pancreascarcinoom?
Pijnstilling Stentplaatsing Chemotherapie Whipple