Stofwisselingsstoornissen deel I Flashcards

(64 cards)

1
Q

Stofwisselingsstoornis

A

= een stoornis in het metabolisme
Bestaande biochemische processen gaan niet, onvolledig, in overmaat of in te geringe mate door
=> adaptatievermogen van cellen is overschreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adaptatie

A

reactie van cellen op endogene en exogene prikkels
Functionele adaptatiemechanismen zijn bvb hypertrofie of hyperplasie

Als adaptatiemechanismen overschreden worden => pathologie => celbeschadiging + functiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hyperplasie

A

= cellen en organellen vermeerderen in aantal (tgv mitose) => orgaan wordt groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hypertrofie

A

= cellen en organellen worden groter => orgaan wordt groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Atrofie

A

= cellen nemen af in grootte

door gedaalde belasting zal de activiteit van de cel en de actieve celmassa afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Degeneratie

A

= achteruitgang, functieverlies

Belangrijkste oorzaak = hypoxidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypoxemische hypoxidose

A

= zuurstoftekort tgv te laag O2 gehalte in het arteriële bloed => cyanose

6 mogelijke oorzaken:

  • te lage pO2 (hoogteziekte)
  • links-rechts shunts (PDA, hoog ventriculair septum defect, interatriaal septumdefect => longen worden gebypassed, mengbloed)
  • gedaalde luchtttoevoer (stenose in larynx)
  • stoornis in pulmonaire bloedtoevoer (rechter hartinsufficiëntie, stenose pulmonalis klep)
  • gestoorde gasuitwisseling in de longen (linker hartinsufficiëntie => longoedeem => vocht in alveolen => diffusieafstand vergroot)
  • stoornis in de O2 transportcapaciteit van het bloed (anemie; tgv CO intoxicatie, metHb, hemolyse, ferriprief, hypochroom,..)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ischemische hypoxidose

A

= zuurstoftekort tgv een te lage arteriële bloedtoevoer naar de weefsels => te weinig aanvoer van O2 en nutriënten & te weinig afvoer van CO2 => cyanose + lokale acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stuwingshypoxidose

A

= zuurstoftekort tgv een geblokkeerde veneuze retour => te weinig aanvoer van O2 en nutriënten & te weinig afvoer van CO2 => cyanose + lokale acidose

orgaan vult zich op met zuurstofarm bloed => zwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Histotoxische hypoxidose

A

= blokkade van de intramitochondriale oxidatieprocessen waardoor de weefsels geen O2 kunnen opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypoglycemische hypoxidose

A

= te weinig glucose waardoor onvoldoende energie beschikbaar is voor de cel => te weinig oxideerbare stoffen beschikbaar

mogelijke oorzaken:

  • vasten
  • malabsorptie
  • insulinomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Anti-metaboliet

A

metaboliet die concurreert met de normale metaboliet, maar niet werkt zoals de normale metaboliet => anti-metabolieten kunnen aanleiding geven tot degeneratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oubaïne

A

= ATPase remmer => kan aanleiding geven tot degeneratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Endomitose

A

= mitose in de cel zelf, zonder dat de cel gaat splitsen => geeft aanleiding tot polyploïdie = meer dan 2 sets van homologe chromosomen in een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Polyploïdie

A

= meer dan 2 sets van homologe chromosomen in een cel (gevolg van endomitose) => grote, sterk gekleurde kern met zeer dens DNA => zo’n cel kan extra veel eiwitten aanmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hyperchromatische kern

A

= grote, sterk gekleurde kern met zeer dens DNA => zo’n cel kan extra veel eiwitten aanmaken

  • pathologisch bij regeneratie en tumoren
    + fysiologische in metabole organen die veel eiwitten nodig hebben voor hun functie zoals lever of myocard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Aneuploïdie

A

= chromosomen worden ongelijk verdeeld bij kerndeling => de ene cel heeft meer DNA (hyperploidie) dan de andere cel (hypoploidie)

geeft aanleiding tot mozaïek patroon (zie je bij bepaalde tumoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Amitose

A

= kerndeling zonder celdeling => meerkernige cellen

  • pathologisch bij bepaalde tumoren en granulomateuze ontstekingen
    + fysiologisch bij regeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cytopathologie

A

bestudeert de pathologische veranderingen aan individuele celcomponenten en celorganellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Uilenoog

A

= typisch voor virusinfectie in de cel => kern zit zodanig in de cel dat het lijkt op een uilenoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Pyknose

A

= krimpen van de kern
(normaal in verhoornd epitheel)
(zie je bij degeneratieve kernzwelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Karyorrhexis

A

kern valt uit elkaar (pyknotische kernmembraan scheurt)

zie je bij degeneratieve kernzwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Karyolyse

A

= nucleair fading => kern lost volledig op en verdwijnt
lysosomen verteren alles
=> celsterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kernwandhyperchromatose

A

DNA verklontert en gecondenseerd chromatine gaat tegen de kernwand plakken
(zie je bij degeneratieve kernzwelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Ag-NOR
= Argyrofiele Nucleolar Organizing Regions | => het aantal Ag-NORs geeft een indicatie van de proliferatieactiviteit (aantal stijgt bij tumoren bvb)
26
Hydropische degeneratie
Hypoxie => geen O2 voor elektronentransportketen => geen ATP => Na/K-ATPase werkt niet meer => geen Na meer naar buiten gepompt => Na influx => osmotische druk in de cel stijgt => H2O volgt => * cel zwelt * RER zwelt => cisternen van RER zwellen op => uitzetting => scheuren => vorming vacuolen => verschillende vacuolen smelten samen => grote vacuolen => ribosomen laten los => eiwitsynthese gestoord
27
Heterofagie
= opname en vertering van vreemde partikels Vreemd partikel wordt via fagocytose opgenomen in de cel => fagosoom => lysosoom (enzymen inactief => versmelt met fagosoom => heterofagolysosoom: verzuring: enzymen worden actief => vertering vh opgenomen vreemde partikel (lysosomen spelen dus belangrijke rol in het immuunsysteem)
28
Autofagie
= vertering van eigen partikels, afbraak van eigen organellen 2 mechanismen: * Overbodige componenten worden verpakt in dubbele membraan afkomstig van het ER => autofagosoom => versmelting met lysosomen => autofagolysosoom => verzuring => activatie enzymen => vertering * Verkeerd gevouwen eiwitten worden gelabeld met ubiquitine => opruiming door 26S proteasoom; kapotte eiwitten worden geknipt => epitopen => opruiming door immuunsysteem
29
Residuele lichaampjes
= lipidemembranen bij de vertering van lipidemembranen heb je geen volledige afbraak => uitscheiding als residuele lichaampjes (myelinefiguren)
30
Ubiquitine
= eiwit dat gebruikt wordt als merker => verkeerd gevouwen eiwitten worden gelabeld met ubiquitine => 26S proteasomen verknippen de eiwitten => vorming epitopen => opruiming door immuunsysteem
31
Michaëlis glutman lichaampjes
= microscopisch waarneembare structuren = bacterie opstapeling in fagocyten in de cel (intracellulaire bacteriën; bvb listeria, leishmania, salmonella,..)
32
Malakoplakia
= macroscopisch waarneembare bleke plaques tgv bacterie-opstapeling in de cel (intracellulaire bacteriën; bvb listeria, leishmania, salmonella,..)
33
Catalase
enzym dat waterstofperoxide (radicaal) omzet naar H2O O2 + elektron → O2°- (instabiel superoxide anion = radicaal!) → O2°- + 2H+ + elektron → H2O2 (stabiel waterstofperoxide) → H2O2+ Fe++→ OH° + H2O
34
Secretine
= enzym dat de secretie van vocht en elektrolyten stimuleert => activatie endogene enzymen in exocriene pancreas
35
Pancreozymine
= enzym dat de vrijstelling van proteasen, amylasen, lipasen en nucleasen stimuleert => activatie endogene enzymen in exocriene pancreas
36
Apoptose
= geprogrammeerde celdood => dood van individuele cellen (genetische geconroleerd mechanisme)
37
Bid, Bax, Bak,..
= apoptose genen => genetische controle van apoptose proces | => pro-apoptotische eiwitten => activatie caspasen => activatie DNA-ase => DNA fragmentatie => apoptose
38
Bcl eiwitten
= anti-apoptotische eiwitten die thv de mitochondriale membraan zitten
39
Zilver methenamine
= specifieke kleuring voor aankleuren van pycnotische kernen => herkenning apoptose
40
Necrobiose
= stadium net voor eigenlijke celdood
41
Blebbing
Bij apoptose worden er cytoplasmafragmenten afgestoten en die worden dan nog omgeven door een stukje plasmamembraan = blebbing => door afbraak van cytoskelet (zie je bij apoptose)
42
Coagulatienecrose
Macroscopisch: droog, brokkelig, vast letsel mat en bleek van kleur goed afgebakend en beetje verzonken Microscopisch: cel contouren blijven bewaard, intracellulair eiwitten slaan neer, necrotische cellen zijn eosinofiel kan voorkomen in alle organen behalve de hersenen wordt veroorzaakt door: * ischemie * inwerking sterk zuur (bvb HCl) * bacteriële infectie
43
Colliquatie necrose
Macroscopisch: cyste vorming => holte gevuld met vocht, afgebakend door kapsel Microscopisch: cellulair oedeem, lytische processen domineren, cellen verweken en vervloeien, neutrofielen aanwezig Kan voorkomen in hersenen en pancreas Oorzaken: * ischemie thv hersenen * inwerking sterke base (bvb KOH) * bacteriële infectie * deficiëntie
44
Caseuze necrose
Macroscopisch: wit, zacht/smeuig, kaasachtig materiaal thv necrosehaard Microscopisch: eosinofiel centrum (necrose), omgeven door geactiveerde macrofagen en lymfocyten => is een oud chronisch letsel Oorzaken: TBC
45
Fibrinoïde necrose
Macroscopisch: meestal niet super duidelijk herkenbaar Microscopisch: denaturatie van BW vezels, lyse van fibroblasten, neerslaan van plasma-eiwitten => fibrine afzetting Oorzaken: vasculaire schade
46
Steato necrose
Macroscopisch: geel-grijs tot krijtachtig bleek letsel => verzeepte massa (VZ verzepen met calcium) Microscopisch: vetcellen zonder kern met Ca-afzettingen, vetten vormen amorfe of uitgekristalliseerde massa omgeven door ontsteking Oorzaken: * in aansluiting met acute pancreasnecrose => enzymatisch veroorzaakte necrose * hoog gehalte aan PUFAs in voeder en relatief te kort aan vit E => oxidatie vetten => membraanschade * ischemie (tgv trauma of circulatiestoornis)
47
Droog gangreen
= verdroging => weefsel is zwart-bruin, houtachtig verhard en verschrompeld Weefsel mummificeert, necrosehaard droogt snel uit => milieu ongeschikt voor rottingsbacteriën (zetten Hb om tot sulfHb) Meestal ad uiteinden van extremiteiten oorzaken: toxisch, mechanisch, thermisch (kan ook fysiologisch zijn: verschrompelen vd navelstreng a de geboorte)
48
Vochtig gangreen
= verrotting => vuil, bruin-groene kleur met rotte geur Necrosehaard bevat rottingsbacteriën => Hb omgezet naar sulfHb => letsel vervloeit door enzymatische activiteit Uit gangreneuze weefsel worden toxische stoffen geresorbeerd => algemene ziektesymptomen; koorts Gevaar voor septicemie => slechtere prognose dan droog gangreen Oorzaken: bvb vochtig gangreen in afgesnoerd darmsegment na hemorragische infarcering
49
Koudvuur
= gas gangreen Gasgangreen is eigenlijk vochtig gangreen dat crepiteert Oorzaak: clostridium infectie (soms na niet-steriel uitgevoerde IM injectie) => clostridium is anaeroob dus eerst moet zuurstof opgebruik raken => eens O2 op is krijg je vermeerdering => gasproductie => crepitatie thv letsel Gevaar voor septicemie => slechtere prognose dan droog gangreen
50
Lithopedion
= gemummificeerde foetus = steenvrucht => gehele mechanisme sterft af (wordt niet beschouwd als gangreen)
51
Pseudohypertrofie lipomatose
Als er vetcellen ontstaan in littekenweefsel
52
Pseudocyste
= littekencyste | Bij uitgesproken coagulatienecrose is resorptie en reparatie beperkt tot de rand van het letsel
53
Aseptische necrose
toxines die vrijkomen uit necrosehaard kunnen auto-intoxicatie veroorzaken
54
Septische necrose
toxines die vrijkomen uit necrosehaard in BB => septicemie
55
Exitus letalis
* Dood: Hart, AHS en ZS stoppen met functioneren * Postmortaal: Organen sterven niet synchroon af => - cornea, huid en nieren leven nog 6u - beenderen en BW leven nog 12u - zaadcellen leven nog 3dg
56
Rigor mortis
= lijkstijfheid (start 1-6u na de dood) volgorde van verstijven: hart en diafragma => halsspieren en kop => andere skeletspieren als een dier sterft kunnen de aerobe mechanismen niet meer doorgaan => anaeroob metabolisme => lactaatvorming => pH daling => autolytische enzymen komen vrij => destabilisatie sarcolemma => ca influx in cytoplasma van spiercellen => contractie => als ATP opgebruikt is blijft de spier in contractie want er is ATP nodig voor het loskomen van myosine-actine
57
Alor mortis
= afkoelen Mensen en kleine huisdieren koelen bij KT ongeveer 1°C per uur af postmortaal Grote huisdieren/herkauwers => veel warmteproductie & gasproductie door pens/cecum bacteriën => koelen trager af + gasvorming (postmortaal emfyseem)
58
Postmortale hypostase
bloed zakt postmortaal uit naar de laagst gelegen delen (door inwerking van zwaartekracht)
59
Livor mortis
= lijkvlekken = zones op de huid waar capillairen sterk gevuld zijn met bloed ontstaan binnen het half u na de dood en is tot een paar u na de dood nog verplaatsbaar met vingerdruk
60
Hemolytische imbibitie
Postmortale autolyse van BV netwerkt zorgt voor hemolytische imbibitie = intrekken van vloeistof in weefsels => weefsel komt postmortaal in contact met vrijgekomen Hb => roodverkleuring
61
Dodenogen
= corneatroebeling door oppervlakkig uitdrogen kan je zien 6-8u na de dood later zal de turgor van de oogbol dalen door vochtverlies
62
Postmortale autolyse
door verval van de weefsels komen lichaamseigen lysosomale enzymen vrij => autolyse geen ontsteking! gebeurt eerst thv darmmucosa, galblaas en pancreas => dan thv lever en milt
63
Putrificatie
= verrotting => diverse MO dringen lichaam binnen via de huid, longen of vanuit de darm (vnl beweeglijke anaeroben; denk aan clostridium) => vermeerdering => gasproductie => verottingsemfyseem + rottingsbacteriën bevatten veel H2S => weefsels kleuren groen zwart + rottingsgeur door het H2S
64
Pseudomelanose
= groen-zwart verkleuring van weefsels door rottingsbacteriën (kan je oa postmortaal zien)