Stofwisselingsstoornissen deel III Flashcards

(71 cards)

1
Q

Myxoedeem

A

= dermis en subcutis vertonen slijm-vochtig aspect

Zie je bij hypothyroidie => minder thyroxine (T4) => dermataansulfaat daalt, hyaluronzuur stapelt op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ligger

A

= callus = proliferatiehyperkeratose van de epidermis tgv chronische mechanische drukbelasting
typisch thv beenderige uitsteeksels

chronische drukbelasting zorgt voor:

  • een lokale toename van de productie en secretie van proteoglycanen in dermis en hypodermis
  • afscheiding van fibronectine => induceert aanmaak van collageenbundels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Myxoom

A

= slijmerig blaasje in de dermis => typisch bij myxomatose bij het konijn: myxomen in dermis thv oogleden, oren, lippen en uitwendige genitalia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marfan syndroom

A

= erfelijk autosomaal dominante aandoening bij de mens waarbij er mutaties voorkomen in het fibriline-1-gen => problemen met elastine vorming =>

  • groot gestalte, lange ledematen
  • vingers abnormaal lang en slank
  • myopie = bijziend
  • lensluxatie
  • pneumothorax (lucht id thorax)
  • mitralis klep prolaps
  • dilatatie en dissecerende aneurismen vd aorta (disseceren: bloed sijpelt tss de versch lagen van de aortawand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ehler Danlos syndroom (mens)

Dermatosparaxis (dieren)

A

= cutis hyperelastica = abnormaal rekbare huid = fragile skin

Mutatie in procollageen-peptidase => afsplitsing van de terminale peptidegroepen van collageen kan niet meer doorgaan => polymerisatie van triple helices kan niet meer doorgaan => abnormaal collageen => stevigheid gaat verloren => broze huid, scheurbaar
Collageen van gewrichten ook aangetast => hyperelastische gewrichten => laxiteit
Elastine is wel nog in tact => huis is abnormaal rekbaar => slangenmensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Scheurbeuk

Ziekte van Möller Barlow

A

= verworven te kort aan vitamine C => hydroxylering van proline en lysine (AZ waaruit helix opgebouwd is die gebruikt w vor vorming van collageenvezels) => geen vorming collageenvezels => onvoldoende stevigheid =>

  • afwijkende stand van de tanden
  • bloedingen in collageen op plaatsen van mechanische belasting
  • spontane fracturen (want verzwakt bot = osteoporose, collageen is basis vor beendermineralisatie)
  • subcutane ecchymose (= kleinvlekkige vloeding in huid of slijmvlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lysyloxidase

A

= enzym dat instaat voor de cross linking van collageen moleculen => bij chronisch koper te kort of lathyrisme heb je onvoldoende activatie van lysyloxidase => fragiliteit, minder stevigheid,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lathyrisme

A

In zaden van lathyrus zit proprionitrile en dat remt het lysyloxidase enzym = enzym dat instaat voor de cross linking van collageen moleculen => fragiliteit, minder stevigheid,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Induratie

A

= nieuwe vorming of toename van collageenvezels in weefsels die normaal geen collageenvezels bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stoornissen die zorgen voor te weinig collageen:

A
  • dermatosparaxie / ehler danlos
  • scheurbuik / ziekte van Möller Barlow
  • chronisch koper te kort
  • lathyrisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sudden death syndrom

A

= arteriosclerose van de kleine coronairen in de diepe lagen van het linker myocard => proliferatie van GLSC van de tunica media met myocardnecrose => typisch voor slachtkuikens => ze gaan convulsies krijgen en vallen dood op de rug (flip over)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Arteriosclerose

A

= niet-inflammatore fibrose of sclerose van de arteriewand met vernauwing van het lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Atherosclerose

A

= afzetting van vetten tegen de BV-wand => vernauwing van het lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cicatrisatie

A

= vorming van littekenweefsel => als weefsel niet door regeneratie van het oorspronkelijke weefsel gedicht kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Keloïd

A

= overmatig geproduceerd littekenweefsel

= hyperplastisch initieel littekenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schuimcel

A

= macrofaag beladen met cholesterol => vervallen snel (necrose) => vorming van plaques => vetophoping in BV => slagaderverkalking mogelijk (arteriosclerose)

LDL is slechte cholesterol => brengt cholesterol en lipiden van lever naar periferie. LDL is vatbaar voor oxidatie => geoxideerde LDLs blijven plakken aan extracellulaire matrix => aantrekking monocyten naar plek van oxidatie => monocyten differentiëren naar macrofagen => macrofaag neemt lipoproteinen op => vanaf dan spreek je van schuimcel => schuimcel ondergaat snel necrose => vorming cholesterolrijke plaques tegen BV-wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Intima atheroom

A

= vetophoping in intima van BV-wand (tgv verval van schuimcellen => vorming van plaques: vetafzettingen en necrose zorgen voor vetophoping)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

MCP1

A

= Macrophage Chemoattractant Protein 1 => aantrekking monocyten

geproduceerd door endotheelcellen, macrofagen en GLSC van de vaatwand rond vetafzettingen en necrose (schuimcel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Calcitrol

A
= 1,25-dihydroxycholecalciferol 
= actief vitamine D => 
* maakt Ca vrij uit hydroxy-apatiet kristallen in bot
* remt Ca uitscheiding via de nier 
* stimuleert Ca opname vanuit de darm 

7-dehydroxycholesterol in de huid absorbeert UV licht en wordt daardoor omgezet naar cholecalciferol => cholecalciferol gaat van de huid naar de lever en wordt daar gehydroxyleerd tot 25(OH)vitD3 => in de nier wordt dat oiv PTH omgezet tot calcitrol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

PTH = Parathormoon

A

gevormd door hoofdcellen van bijschildklier
=> stimuleert in de nier het enzym dat 25(OH)D3 omzet tot calcitrol
=> stimuleert osteoclasten (als simultaan calcitrol aanwezig is) => afbraak bot => vrij calcium
=> remt uitscheiding van calcium
=> remt resorptie van fosfaat en stimuleert de uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Calcitonine

A

geproduceerd door C cellen in schildklier
= antagonist van PTH
=> remt in de nier het enzym dat 25(OH)D3 omzet tot calcitrol
=> remt osteoclasten
=> stimuleert uitscheiding van calcium
=> stimuleert resorptie van fosfaat en remt de uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hypocalcemische tetanie

A

Ca werkt membraanstabiliserend dus bij hypocalcemie => membraandestabilisatie => membraandoorlaatbaarheid voor K en Na stijgt => hypopolarisatie => drempelwaarde voor excitatie daalt => verhoogde prikkelbaarheid => tetanische contracties => later paralyse omdat er te weinig Ca is om ACh vrij te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Osteomalacie

A

= gebrekkige mineralisatie van bot bij adulte dieren => kwalitatief defect: te lage turn over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Rachitis

A

= gebrekkige mineralisatie van bot bij groeiende dieren => kwalitatief defect: te lage turn over
Komt meestal gegeneraliseerd voor in alle lange beenderen => vervormde botten want botten zijn minder weerstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Engelse ziekte
= rachitis = gebrekkige mineralisatie van bot bij groeiende dieren => kwalitatief defect: te lage turn over Komt meestal gegeneraliseerd voor in alle lange beenderen => vervormde botten want botten zijn minder weerstandig
26
Osteodystrofia fibrosa
te hoge turn over van bot tgv hyperparathyroidie => activatie osteoclasten => verhoogde afbraak van been => calcium komt vrij
27
Primaire hyperparathyroidie
functionele tumor of hyperplasie van de parathyroid => overmatige PTH productie => overstimulatie osteoclasten => botafbraak => hypercalcemie PTH remt ook de resorptie van fosfaat en stimuleert de uitscheiding => hypofosfatemie => Osteodystrofia fibrosa
28
Renale secundaire hyperparathyroidie
Chronische nierinsufficiëntie (osteorenaal syndroom) => gestoorde uitscheiding van fosfor via de nier => hyperfosfatemie => beschadigde nier maakt onvoldoende calcitrol => onvoldoende Ca mobilisatie => hypocalcemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren
29
Nutritionele secundaire hyperparathyroidie
Te kort aan Ca en overmaat aan P opgenomen via de voeding => hypocalcemie en hyperfosfatemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren
30
Molenaarsziekte
zie je bij paarden die enkel granen eten = veel fosfaat => te kort aan Ca en overmaat aan P opgenomen via de voeding => hypocalcemie en hyperfosfatemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren => Nutritionele secundaire hyperparathyroidie => osteodystrofia fibrosa
31
All meat syndrome
zie je bij vleeseters die enkel rood vlees eten = veel fosfaat => te kort aan Ca en overmaat aan P opgenomen via de voeding => hypocalcemie en hyperfosfatemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren => Nutritionele secundaire hyperparathyroidie => osteodystrofia fibrosa
32
Tertiaire hyperparathyroidie
als nutritionele secundaire hyperparathyroidie te lang aanhoudt krijg je hypersecretie van de bijschildklier => dit kan je niet meer stoppen met ineens wel correct voeder te geven
33
Fluorosis
als je gedurende lange tijd grote hoeveelheden fluor opneemt dan wordt hydroxy-apatiet vervangen door fluoro-apatiet => * interferentie met opbouw van glazuur vd tanden * moeilijke afbraak door osteoclasten * activatie osteoblasten => nieuwe botvorming => osteosclerose => bot wordt denser
34
Hypervitaminose D
= langdurige overdosis vitamine D => calcitrol stijgt => Ca mobilisatie uit bot, uitscheiding Ca via nier wordt geremd, absorptie uit GIT wordt gestimuleerd => hypercalcemie => metastatische verkalkingen bij landurige overdisis
35
Calcifylaxie
= lokale of gegeneraliseerde neerslag van Ca in weefsels van dieren die behandeld zijn met Ca-sensitizer (PTH of vitD)
36
Dystrofische verkalking
= neerslag van calcium zouten Als je regressieve veranderingen in interstitium en cellen hebt => necrose = alkalisch milieu => Ca zouten gaan hier makkelijk in neerslaan
37
Calcinosis circumscripta
= kalkjicht = extracellulaire kalkneerslag ontstaan door toename van PG in BW van de dermis en hypodermis => kalkneerslag lokt vreemd voorwerp reactie uit => granuloomvorming = calcinogranuloma
38
Kalkjicht
= kalkjicht = extracellulaire kalkneerslag ontstaan door toename van PG in BW van de dermis en hypodermis => kalkneerslag lokt vreemd voorwerp reactie uit => granuloomvorming = calcinogranuloma
39
Calcinogranuloma
= granuloom tgv vreemd voorwerpreactie xtracellulaire kalkneerslag ontstaan door toename van PG in BW van de dermis en hypodermis => kalkneerslag lokt vreemd voorwerp reactie uit => granuloomvorming = calcinogranuloma
40
Jicht
= extracellulaire neerslag van zouten van urinezuur
41
Uricase
= enzym dat urinezuur omzet tot allantoïne in peroxysomen bij zoogdieren
42
Visceraal jicht
= massale witte neerslag van urinezuur op serosae en onder kapsel van versch organen zoals lever en milt
43
Periarticulair jicht
= neerslag van urinezuur in BW rond gewrichtskapsel en subcutaan => inductie van vreemd voorwerp reactie met reuzencellen => granuloomvorming = jichttophi
44
Jichttophi
= granuloomvorming tgv neerslag van urinezuur in BW rond gewrichtskapsel en subcutaan => inductie van vreemd voorwerp reactie met reuzencellen => granuloomvorming
45
Artritis urica
= gewrichtsontsteking tgv neerslag van urinezuur op gewrichtskraakbeen
46
Concrement
= neerslag van minerale zouten gebonden aan organisch materiaal
47
Urolithiasis
= concrementvorming in urinewegen
48
Cholelithiasis
= concrementvorming in galwegen
49
Sialolithiasis
= concrementvorming in afvoergangen van speekselklieren of pancreas
50
Enterolithen
= concrementvorming thv DD bij het paard
51
Corpora amylacea
= microconcrementen bestaande uit ingedikt secreet waarin calciumzouten neergeslagen zijn
52
Ranula
= slijmcyste in mondholtebodem => tgv druknecrose door concrementen
53
Pseudoconcrement
= organisch materiaal, ingedikt exsudaat of necrotisch weefsel, wat door dystrofische verkalking een harde massa wordt
54
Etterstenen
= pseudoconcrement (zie je bij luchtzakontsteking bij EQ)
55
Bronchiolithen
= pseudoconcrementen tgv chronisch, etterige bronchitis of uitzetting vd bronchen (bronchieectase)
56
Flebolithen
= pseudoconcrement in venen tgv verkalking van thrombi
57
Arteriolithen
= pseudoconcrement in arteries tgv verkalking van thrombi
58
Zootrichobezoare
= pseudoconrement = aaneengeklitte haarballen in de maag => zie je id maag van katten, maar ook in pens en lebmaag van mestkalveren die gevoed w met kunstmelk
59
Fyto(tricho)bezoare
= vezelige voedselpartikels waarin magnesium ammoniumfosfaat is neergeslagen = pseudoconcrement
60
Conglobaten
= pseudoconcrement | = vaste aggregaten van moeilijk verteerbaar voeder in maagdarmkanaal
61
Coprolithen
= vaste massa's van feces in DD van hond en kat => komt voor in aansluiting met coprostase of bij dehydratatie (bij de hond kan het zijn dat je Impactie krijgt als hij de grote hoeveelheden beenderen opeet => Impactie = indikking van de darminhoud => geeft aanleiding tot ontstaan van coprolithen)
62
Retentiehyperkeratose
= onvoldoende afschilfering thv stratum disjunctum => hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid zie je bij onvoldoende afslijten van hoeven of klauwen
63
Verworven, lokaal omschreven proliferatiehyperkeratose
hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid * door toegenomen verhoorning * typisch bij langdurige recidiverende en sterke mechanische belasting van de dermis (aanpassingsfenomeen) * denk aan eelt op voetzolen van mensen * denk aan callus/liggers thv beenderuitsteeksels
64
Carentie
= verworven, metabool geinduceerde systemische prolferatiehyperkeratose => hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid * bij hypovitaminose A * metaplasie van speekselklieren en trachea bij vogels => verhoorning
65
Voedingsgemedieerde proliferatiehyperkeratose
hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid => in dit geval door directe inwerking van chemische stoffen (bvb inwerking van VZ in melkstolsels op pensmucosa bij kalfjes die pensdrinken)
66
Hormonale hyperkeratose
hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid => in dit geval tgv oestrogenen die inwerken op vaginale mucosa
67
Neurogene hyperkeratose
hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid bvb bij paramyxovirus (hondenziektevirus) => virus spreidt zich uit naar keratinocyten en stimuleert de keratinocyten => verdikking voetzolen en neusspiegel
68
Hard pad disease
neurogene hyperkeratose van de voetzolen bvb bij paramyxovirus (hondenziektevirus) => virus spreidt zich uit naar keratinocyten en stimuleert de keratinocyten => verdikking voetzolen en neusspiegel
69
Ichtyosis congenita
= congenitale hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid => schubbenhuid * onbehaarde huid die heel erg dik is en droog => kan barsten => kloven * letaal * vnl bij kalveren * mutatie in sulfatase enzym = een enzym dat tussenkomt in de loslating van individuele cellen thv stratum disjunctum
70
Parakeratose
= toename van de verhoorning in kwantiteit, maar niet in kwaliteit => verhoorning is kwalitatief minderwaardig * desmosomen zijn zwak => intracellulair oedeem => cystevorming * gestoorde differentiatie van versch lagen van de epidermis => kernen in stratum corneum
71
Leukoplakie
= witte, licht verheven plekken in de mucosa * in voorste deel van GIT bij EQ en in preputium van varken * hyperplasie van basale epitheelcellen + hyperkeratose * bij de mens beschouwd als precancereus