stress Flashcards

(47 cards)

1
Q

wat is stress

A

onevenwicht tussen draagkracht en belasting
per definitie subjectief
wat beschouw je als bedreiging
heterogeen concept = niet uniform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

problem-focused coping stijl

A

alles wat mensen ondernemen om probleem opgelost te krijgen
bij een gevoel van controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

emotion-focused coping stijl

A

eigen negatieve emoties reguleren
bij gevoel van weinig controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

meaning-based coping stijl

A

omgaan met dingen die mensen niet kunnen veranderen en heel impactvol zijn
betekenis zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meten van stress (3 manieren)

A

verbale metingen
fysiologische metingen
gedragsmetingen

vertonen weinig overeenkomsten, belicht altijd maar klein deel van de stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sweet study conclusie

A

naarmate mensen meer stress gerelateerde problemen krijgen, wordt de relatie tussen wat je lichaam doet en wat je subjectief ervaart een beetje losgekoppeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 communicatiekanalen van hypothalamus

A

autonoom ZS
hormonale weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

autonoom ZS

A

naar organen
geen controle & beperkt bewustzijn
negatieve feedback loop
sympatisch en parasympatisch (reciprook)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sympatisch ZS

A

fight or flight
energie mobiliseren
effect op groot deel van organen (1:10 pre vs postganglionaire zenuwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

parasympatisch ZW

A

rust, minder actief tijdens stress
zeer lokale regulatie (1:3 pre vs postganglionaire neuronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

NT van parasympatisch ZS

A

Acetylcholine pre- en postganglionair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NT van sympatisch ZS

A

Acetylcholine preganglionair
noradrenaline postganglionair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hartslagvariabiliteit (HRV)

A

index voor cardiale parasympatische activiteit
respiratoire sinus aritmie (RSA)

geeft globaal beeld over capaciteit die organisme heeft om sympatische stress responsen te onderdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vagus nervus

A

gaat hartslag tonisch inhiberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geen vagale activiteit + sympatisch ZS sterker stimuleren

A

hartslag neemt lineair toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

achtergrond constante vagale stimulatie

A

toenemen van sympatische activiteit heeft minder effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vagale activiteit neemt toe

A

lineaire afname van hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

HRV meten

A

tijd tussen R-pieken op rythmogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat geeft een snelle oscillatie van HRV weer

A

RSA veroorzaakt door vagale outflow naar SA knoop
enkel Ach kan snelle veranderingen veroorzaken

zegt iets over parasympatische activiteit

20
Q

wat geeft trage oscillatie van HRV weer

A

gerelateerd aan baroreflex

21
Q

RSA (inademen & uitademen)

A

inademen = minder vagale outflow & snellere hartslag
uitademen = meer vagale outflow & tragere hartslag

22
Q

Polyvagale theorie van Porges

A

respons van instante daling van hartslag onder water om energie en zuurstof te besparen is in de evolutie ook stressrespons geworden

zou niet kloppen

23
Q

smart vagus (porges)

A

gemonitord via RSA
promoot aandachtsresponsen, emotionele expressie en communicatie
tonisch vertragende invloed op hart

24
Q

endocriene stress respons van adrenaline

A

fight or flight
versterkt acties van sympatisch ZS

25
endocriene stress respons van bèta-endorfine
stemmingsregulerend en pijn reducerend
26
endocriene stress respons van cortisol
energie vrijmaken, onderdrukken immuunresponsen, anti-inflammatoir
27
hormonaal gevolg van acute stressor
adrenaline en noradrenaline in bloed door nier hormonen versterken sympatische effecten
28
hormonale gevolgen van langdurige stressor (minuten-uren)
activatie HPA-as zet CRF vrij -> vrijzetting van ACTH en cortisol in bloedbaan
29
normaal circadiaan ritme - cortisol
stijgt in ochtend en daalt doorheen dag 2 negatieve feedback sites
30
cortisol secretie bij hypofyse
minder ACTH productie -> minder cortisol productie
31
cortisol secretie bij hypothalamus
minder CRF vrijzetting -> minder cortisol
32
invloed van stress op cortisol
meer cortisol aanmaak -> circadiaan ritme zwakt af (verdwijnt zelfs bij chronisch) -> feedback wordt positief ipv negatief --> meer cortisol zorgt voor meer CTF en ACTH (= blijvende activatie van HPA-as)
33
type 1 cortisol receptoren
MR minderalcorticoid receptor sensitief voor lage concentraties negatieve feedback regulatie hippocampus, paraventriculaire nucleus
34
type 2 cortisol receptoren
GR glucocorticoid receptoren minder gevoelig voor stressniveaus vooral in amygdala ook hippocampus en paraventriculaire nucleus
35
cortisol onder hoge stress
vrijmaken van adrenaline in bloed veel cortisol in hypothalamus -> neagtieve feedback -> minder CRF -> minder activatie cortisol veel cortisol in hippocampus -> neagtieve feedback -> minder HPA-as -> minder CRF veel cortisol in amygdala -> positieve feedback -> meer CTF -> as blijft draaien
36
effecten van overmatig cortisol
cushings syndroom = dikke buik, slechte wondheling, blauwe plekken, rode kaken, ...
37
cortisolisme doorheen duur van stressor
initieel hypercortisolisme na lange tijd lijkt HPA-as uitgeput en krijg je hypocortisolisme
38
invloed van stress op gezondheid
stress kan je vatbaarder maken voor ontwikkelen van ziekte
39
3 fasen van stress volgens Selye
acuut = veel energie mobiliseren -> sympatische activatie zo hevig, houdt lichaam niet vol resistance = lichaam stillaan uitgeput, blijft E mobiliseren uitputting = geen energie meer mobiliseren -> grootste gezondheidsrisico's
40
allostase
lichaam met acute stress respons garandeert stabiliteit = positief
41
allostatische belasting
chronische belasting van lichaam heeft op lange termijn wel negatieve impact
42
4 situaties van allostatische belasting
1. telkens nieuwe factoren -> vraagt veel van lichaam 2. herhaaldelijk dezelfde stressor zonder habituatie 3. E mobilisatie maar niet terug naar basis niveau -> gebrek aan herstel 4. inadequate stress respons -> lichaam niet in staat om E acuut te mobiliseren
43
fysiologische route van gezonheidseffecten
anti-inflammatoire werking van vagus nervus (cytokines) acute respons = aangeboren immuunsysteem langdurige respons = daling aangeboren immuunsysteem
44
gedragsroute van gezondheidseffecten
stressgevoelens verminderen door roken, alcohol, ...
45
sociale route van gezondheidseffecten
status van mensen is belangrijk minder of meer buffers om met stress om te gaan
46
zelf-effectiviteit
vertrouwen van mensen in zichzelf en controlegevoel vergroten kan stress reduceren
47
stressverminderende factoren
- sociale relaties & verbondenheid - positieve emoties - mentale veerkracht - trage ademhaling via buik -> meer parasympatische activatie, meer vagus, meer controle, ...