Synaptische plasticiteit Flashcards

(21 cards)

1
Q

Plaatsen voor synaptisch contact

A

Op elk deel van het neuron, maar voornamelijk op de dendrieten van een neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mechanisme van synaptische transmissie

A
  • Actiepotentiaal komt toe
  • Depolarisatie van membraan met openen van calcium kanalen tot gevolg
  • influx van calcium
  • Calcium stimuleert vesikel fusie en neurotransmitter vrijstelling
  • Neurotransmitter komt in synaptische spleet
  • Activatie van postsynaptische receptoren
  • Verwijderen van neurotransmitter uit synaptische spleet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

EPSP en IPSP

A

Amplitude = 0.1-1 mV
Niet genoeg om drempelwaarde van ap te berekenen
Sommatie nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar hangt sommatie van af?

A

Hangt af van:
- amplitude en duur van postsynaptisch potentiaal
- afstand van synaptische contact tot axon heuvel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dendrieten

A

Niet gemyeliniseerde lekke kabels met kleine membraan weerstand
Attenuatie van signaal is afhankelijk van de lengte constante
Passieve kabels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lengte constante

A

wortel van aRm/2Ri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Axon initiaal segment

A

Plaats op het axon waar de actiepotentialen ontstaan
Bevat veel spanningsgevoelige natrium kanalen op die plaats
Drempelwaarde is lager op deze plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten sommatie

A

Ruimtelijke sommatie
-> Telt de input van verschillende synaptische contacten bij elkaar op
Temporal sommatie
-> Repetitieve stimulatie van hetzelfde contact omdat postsynaptisch potentiaal langer duurt dan actiepotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Back propagatie

A

Actiepotentiaal wordt ook naar achter gestuurd, maar dit neemt snel af doordat de dendrieten lekke kabels zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Synaptische plasticiteit

A

Wijzigingen in de synaptische structuur en functie om de effectiviteit te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soorten synaptische plasticiteit

A

Presynaptisch door wijzigingen in hoeveelheid van neurotransmitter en duur dat die aanwezig is in de synaptische spleet
Postsynaptisch door toename aantal en gevoeligheid van receptoren
Combinatie van beide kan ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Korte termijn plasticiteit

A

Meestal presynaptisch
Toename in respons:
- Facilitaite (ms)
- Augmentatie (s)
- Potentiatie (min)
Afname in respons
- Depressie (high-frequency firing)
- Habituatie (low-frequency firing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Presynaptische facilitatie of potentiatie

A
  • toename van presynaptische calcium en meer neurotransmitter vrijstelling
  • meer calcium influx door activatie van calcium kanalen of inhibitie van kalium kanalen, waardoor depolarisatie langer duurt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vrijstelling van vesikels

A
  • clear vesicles komen vrij bij low-frequency firing
  • dense-core vesicles komen vrij bij high-frequency firing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Presynaptische depletie of habituatie

A
  • uitputting van neurotransmitter
  • minder calcium influx door inhibitie van calcium kanalen of potentiatie van kalium kanalen of door minder expressie van calcium kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Postsynaptische lange termijn potentiatie en depressie

A

Vereisen allebei meerdere gelijktijdige stimulaties
- Bij LTP is er een toename in calcium concentratie
- Bij LTD is er een afname in calcium concentratie

17
Q

Vroege en late fase van LTP

A
  • Vroege fase = snelle effecten zonder nood aan eiwitsynthese
  • Late fase = aanpassingen doen door veranderingen in de eiwitsynthese
18
Q

Corticale plasticiteit

A

Synaptische plasticiteit in volledige gebieden
- Spatiaal gefocuste netwerk = klein netwerk
- Divergent netwerk = groot netwerk

19
Q

Gevolgen van synaptische transmissie

A
  • Modulatie van neuronen
  • Stimulatie van neuronen
  • Inhibitie van neuronen
20
Q

M-stroom

A

spanningsgevoelig kalium kanaal
wordt gereguleerd door fosforylatie door calcium afhankelijke fosfatasen (PKA of PIP2)
wordt geïnhibeerd door muscarine

21
Q

Retigabine

A

Anticonvulsie drug
Activeert de M-stroom