systeem aarde: 3 Flashcards

1
Q

albedo

A

de mate waarin een oppervlak zonne-energie weerkaatst, uitgedrukt in een percentage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aride zone

A

zone met droge klimaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

atmosfeer

A

het geheel aan gasvormige stoffen die het vaste en vloeibare deel van de aardkorst omringen. is een van de geofactoren; dampkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

atmosferische circulatie

A

de verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen); mondiaal windsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bodem

A

de voor de plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst: een van de geofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bodemerosie

A

het door erosie verdwijnen van het voor planten belangrijke deel van de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

boreale zone

A

overgangsgebied tussen de gematigde en de polaire zone op de continenten, dus op het noordelijk halfrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

corioliseffect

A

de afwijking van de windrichting die ontstaat door de draaiing van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dierenwereld

A

al het dierlijke leven op aarde; een van de geofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

drainage

A

verlaging van de grondwaterstand door het aanleggen van greppels en afvoerbuizen in de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

duurzaam landgebruik

A

natuurlijke hulpbronnen zodanig gebruiken dat men tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie, zonder die van de toekomstige generaties gevaar te laten lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

energiebalans

A

de optelsom van de kortgolvige straling (zonlicht) op aarde, de naar het heelal teruggekaatste straling en de langgolvige uitstraling (warmte) van de aarde; stralingsbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

front

A

grensvlak tussen relatief warme en relatief koude lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

frontale regen

A

neerslag die ontstaat bij een front, als relatief warme lucht over relatief koude lucht opstijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gematigde zone

A

gebied tussen de subtropische en de boreale zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geofactoren

A

factoren die door hun onderlinge relaties landschapzones vormen. de belangrijkste zijn het klimaat, de gesteenten, het reliëf en de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hogeluchtdrukgebied

A

gebied met een hogere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving; maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ITCZ

A

intertropische convergentiezone; zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar. heet ook tropisch minimum of zone van equatoriale lage druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

irrigatie

A

het kunstmatig nathouden van landbouwgronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

klimaat

A

de gemiddelde toestant van het weer over een lange periode (30 jaar) en voor een groot gebied; geofactoren

21
Q

klimaatgebieden

A

grote gebieden op aarde met kenmerkende eigenschappen van temperatuur, neerslag en wind

22
Q

klimaten volgens Köppen

A

systeem waarmee de wereldklimaten worden beschreven, waarbij de klimaatgrenzen zo liggen dat ze ongeveer samenvallen met de belangrijkste vegetatiezones

23
Q

koude zeestroom

A

relatief koude waterstroming in oceanen en zeeën

24
Q

lageluchtdrukgebied

A

gebied met een lagere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving; minimum

25
landdegradatie
de achteruitgang van de kwaliteit van de bodem en het landschap door overbeweiding, te intensief gebruik en ontbossing, waardoor het land biologische en economische productiecapaciteit verliest
26
landschapszone
gebied met karakteristieke kenmerken
27
luchtdruk
de kracht die het gewicht van een kolom lucht op een oppervlak uitoefent
28
moesson
land- of zeewind die elk half jaar van richting verandert
29
mondiaal windsysteem
de verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen); atmosferische circulatie
30
natuurlijk broeikaseffect
het vasthouden van warmte door broeikasgassen (methaan, waterdamp en koolstofdioxide) in de atmosfeer, zonder invloed van de mens
31
oceanische circulatie
de verplaatsing van water in de oceanen (onder andere zeestromen)
32
overbeweiding
meer vee houden dan de natuurlijke vegetatie kan verdragen
33
ozonlaag
zone in de stratosfeer op 15 tot 30km hoogte waar ozon wordt gevormd onder invloed van de voor het leven schadelijke uv-straling van de zon
34
passaat
relatief droge wind die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische hogeluchtdrukgebieden naar de evenaar waait
35
permafrost
permanent bevroren ondergrond, soms wel tot op 1km diepte
36
plantenwereld
al het plantaardige leven op aarde (mossen, grassen, planten, struiken, bomen); geofactoren
37
polaire zone
gebied tussen de poolcirkel en de polen
38
reliëf
hoogteverschillen in het landschap; een van de geofactoren
39
stijgingsregen
neerslag die ontstaat door een (sterke) opwarming van het aardoppervlak en de lucht daarboven, vooral rond de evenaar
40
stuwingsregen
neerslag die ontstaat als lucht bij een gebergte gedwongen wordt om op te stijgen
41
subtropische zone
gordel tussen de tropen en de gematigde breedte
42
tropisch minimum
zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar; intertropische convergentiezone
43
tropische zone
gebied tussen de 10' N.b en 10'Z.b
44
troposfeer
de onderste laag van de atmosfeer, die ongeveer 15 km dik is en waarin zich de meeste gasmoleculen bevinden en waar het weer zich afspeelt
45
versnelde bodemerosie
verdwijnen van de voor plantengroei belangrijke verweringslaag door menselijke activiteiten, sneller dan wanneer dit van natuur zou plaats vinden
46
verwoestijning
uitbreiding van de woestijnen, veroorzaakt door verkeerde toepassing van landbouw of klimaatvariaties
47
verzilting
toename van het zoutgehalte van de bodem of van het grond- of oppervlaktewater
47
wet van Buys Ballot
lucht beweegt van een hogeluchtdrukgebied naar een lageluchtdrukgebied. als je de wind in je rug hebt, heeft de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links