T2 Sociale cognitie en perceptie nieuw Flashcards

(105 cards)

1
Q

Wat is een hindsight bias?

A

De neiging van mensen om hun vermogen om een uitkomst te voorspellen
te overdrijven, nadat ze te weten zijn gekomen hoe de uitkomst eruitziet
(dat had ik je zo ook wel kunnen vertellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is etnografie?

A

Methode waarbij een onderzoeker probeert een groep of cultuur te
begrijpen door die van binnenuit te observeren, zonder de groep zijn eigen
normen en waarden op te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is interbeoordelaarsbetrouwbaarheid?

A

De mate van overeenkomst tussen de resultaten van twee of meer mensen
die onafhankelijk van elkaar een dataset observeren en codere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een analyse van

archieven?

A

Een techniek waarbij een verzameling documenten of archieven van een
cultuur worden onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is correlatie geen

bewijs van causaliteit ?

A

Als je een correlationele methode gebruikt, kun je niet zonder meer
concluderen dat de ene variabele de andere veroorzaakt (veel tv kijken en
agressie is met elkaar gelinkt. Veroorzaakt tv kijken meer agressie? Of
kijken agressieve kinderen meer tv?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan de causaliteit relatie

worden vastgesteld? 2x

A

• Door een experimenteel onderzoek, waarbij gebeurtenissen worden
gemanipuleerd. Groep A met beloning, groep B zonder beloning
• longitudinale studies, waarbij meerdere meetmomenten worden
gebruikt over een langere tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is interne validiteit ?

A

De mate waarin alle omstandigheden behalve de onafhankelijke variabele
in een experiment gelijk worden gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geeft de p-waarde

(overschrijdingskans) aan?

A

De p waarde geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat de resultaten van een
experiment bij toeval zijn ontstaan. Deze waarden moet minder dan 5%
zijn. (hoeveel kans is er dat er bij het experiment van de epilepsie,
epilepsie-experts ingedeeld zijn in 1 groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de

waarschijnlijkheidswaarden?

A

De kans dat de resultaten het gevolg zijn van toeval (je gooit 40 x een
muntje op en het is 40 x kop, dit is erg onwaarschijnlijk. Er is vast iets mis
met het muntje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is externe validiteit?

A

De mate waarin de resultaten van een onderzoek gegeneraliseerd kunnen
worden naar andere situaties en onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee vormen van

generaliseerbaarheid heb je?

A

De generaliseerbaarheid van de situatie (hoe verhoudt de experimentele
situatie zich met het dagelijkse leven)
De generaliseerbaarheid van de persoon (de generaliseerbaarheid van
mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is psychologische realisme?

A

De mate waarin de psychologische processen die worden getriggerd in een
experiment lijken op psychologische processen in het dagelijks leven
(alledaags realisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een coverstory?

A

Beschrijving van het doel van het experiment die proefpersonen te horen
krijgen, maar die anders is dan het werkelijke doel. Deze wordt verteld om
het psychologische realisme van het onderzoek te waarborgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een meta-analyse?

A

Statistische technieken waarmee je het gemiddelde van de resultaten van
twee of meer onderzoeken kunt berekenen om te zien of het effect van
een onafhankelijk variabele betrouwbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen
fundamenteel en toegepast
onderzoek?

A

Bij fundamenteel onderzoek is het doel een vraag te beantwoorden vanuit
nieuwsgierigheid.

Bij toegepast onderzoek wil je met het resultaat van het onderzoek een
maatschappelijk probleem oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat maakt cross-cultureel

onderzoek lastig?

A

Je kan niet zomaar een onderzoek, dat is uitgevoerd in de westerse wereld,
vertalen en uitvoeren in India. Je zal het gehele onderzoek moeten
aanpassen aan hun overtuigingen, anders meet je het verkeerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is debriefing?

A

Het proces waarbij proefpersonen na afloop van een experiment te horen
krijgen wat het werkelijke doel van het experiment was en wat er precies is
gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke wetten zijn er in
Nederland om de veiligheid van
proefpersonen te waarborgen

A

WMO → wet medische-wetenschappelijk onderzoek met mensen

CCMO → centrale commissie mensgebonden onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is sociale cognitie?

A

Hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld. Hoe interpreteren,
herinneren, beoordelen mensen sociale informatie om een beslissing mee
te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verschil tussen
geautomatiseerd denken en
gecontroleerd denken?

A

• Geautomatiseerd → snelle manier van denken, zonder na te denken
een beslissing nemen (op de rem gaan staan bij een overstekend
persoon; eerste indruk op een persoon)
• Gecontroleerd → een weloverwogen manier van beslissen (welke
studie ga je doen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke drie automatismen heb

je ?

A

Reflexen, impulsen en gewoontegedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn schema’s?

A

Mentale structuren die mensen gebruiken om hun kennis over de sociale
wereld te organiseren (denkkaders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke kennis bevat een schema?

A

Een schema bevat informatie over vele zaken: andere mensen, onszelf,
sociale rollen (bv hoe een burgemeester zich gedraagt) en specifieke
gebeurtenissen (wat gebeurt er als je uiteten gaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een script ?

A

Schema’s over specifieke gebeurtenissen (denk aan filmscript)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat houdt het syndroom van | Korsakov in?
Mensen met deze stoornis verliezen het vermogen om nieuwe herinneringen te vormen, waardoor ze elke situatie moeten benaderen alsof ze die voor het eerst meemaken
26
Wat is toegankelijkheid?
De mate waarin schema’s en concepten zich op de voorgrond van ons bewustzijn bevinden waardoor het waarschijnlijker is dat we deze gebruiken
27
Welke twee manieren van | toegankelijkheid heb je?
-toegankelijkheid door eerdere ervaringen → je denkt dat iemand alcoholist is, omdat je hier zelf veel mee te maken hebt -toegankelijkheid door recente ervaring → deze toegankelijkheid is tijdelijk, je denkt dat iemand een psychische stoornis heeft, omdat je net met het boek over psychische stoornissen bezig bent
28
Wat heeft de term priming met | toegankelijkheid te maken?
Door recente ervaringen treedt priming op: deze recente ervaringen zorgen ervoor dat dit schema sneller toegankelijk is (en dus sneller reageert op een bepaalde situatie) (in dit boek wordt de term priming veelal als cues gebruikt)
29
Wat is bewijs voor toegankelijkheid door recente ervaring?
Proefpersonen kregen een verhaaltje over Donald te lezen. De personen die van te voren woorden als avontuurlijk, zelfvertrouwen en volhardend in hun geheugen hadden geprent, (eerste deel van het onderzoek) beschreven Donald als dusdanig. De personen die woorden als roekeloos, eigenwijs en koppig hadden ingeprent, beschreven Donald ook zo
30
Wat is het perseveratie-effect?
Bevindingen dat opvattingen van mensen over zichzelf en de sociale wereld aanhouden, ondanks bewijzen van het tegendeel
31
Welk bewijs is er voor het | perseveratie-effect?
Mensen moesten een oordeel geven over bepaalde personen. Je kreeg op deze beoordeling positieve feedback of negatieve feedback. Vervolgens werd er verteld dat de feedback, die je had gekregen, onjuist was. Positieve feedback had negatief moeten zijn en negatief had positief moeten zijn. De persson werd gevraagd om een inschatting te maken hoe goed hij was in het beoordelen van de persoon. Mensen die als eerste positieve feedback hadden gekregen, maar vervolgens hadden gehoord dat de feedback negatief had moeten zijn, scoorden zichzelf hoger dan de andere groep (negatief → positief). Ondanks dat ze wisten dat de feedback niet klopte, scoorden ze naar de eerste vorm van feedback.
32
Wat is het bestraffingseffect ?
In de eerste instantie heb je een positieve opvatting, daarvan wordt bewezen dat hij niet klopt. Nu slaat de opvatting totaal naar de negatieve kant, i.p.v. een middenweg te kiezen
33
Wat is selffulfilling prophecy? 4x
Selffulfilling prophecy bestaat uit vier fases: 1. Mensen hebben een bepaalde verwachting over hoe iemand is 2. Dit heeft invloed op de manier waarop we ons tegenover die person gedragen 3. Die person gaat zich consistent naar deze verwachtingen gedragen 4. De verwachtingen komen uit
34
Wat is het pygmalioneffect ?
Een positieve selffulfilling prophecy: als er positieve verwachtingen zijn van mensen, gaan zij beter presteren
35
Wat is het zeigarnikeffect?
Mensen hebben een bepaald doel in het leven (aardig zijn, of goed presteren). Soms komen deze doelen tegenover elkaar te staan (ga ik aardig zijn of ga ik voor resultaat). Welke keuze je maakt kan afhankelijk zijn van de priming voorafgaand aan de keuze (boek over aardig zijn gelezen). Eenmaal geactiveerde, maar nog niet voltooide doelen blijken ons automatische denken beheersen.
36
Wat is de beste manier om een | beslissing te nemen?
Uit onderzoek is gebleken, dat mensen het beste een beslissing namen over een appartement als zij twee minuten bewust nadachten over vooren nadelen en vervolgens twee minuten iets anders gingen doen (afleiding) en daarna een keuze maakten. Alleen bewust of alleen afleiding zoeken zorgt voor minder goede keuzes
37
Hoe kunnen fysiek acties een rol spelen bij het maken van een beslissing?
Onze geest is verbonden met ons lichaam en wanneer we aan iets of iemand denken, doen we dat refererend aan de manier waarop ons lichaam reageert. Geuren van bv schoonmaakmiddelen zorgen voor bepaalde gedachten, maar ook vermoeidheid o.i.d. is van invloed op onze gedachten
38
Hoe hebben metaforen invloed | op onze beslissing?
Niet alleen fysieke reactie van een geur of gevoel kan onze beslissing beïnvloeden, maar ook de associatie met een bepaald aspect. Iets schoons wordt bijvoorbeeld gewoonlijk geassocieerd met moraliteit en iets vuils met immoraliteit, zoals onze zonden schoonwassen en vieze gedachten
39
Wat zijn | beoordelingsheuristieken?
Mentale aanname die mensen gebruiken om snel en efficiënt te kunnen oordelen
40
Hoe kan beschikbaarheid een | heuristiek beïnvloed?
Ook bij een heuristiek heeft beschikbaarheid invloed op je beslissing. Je mentale aanname is afhankelijk van makkelijke, snel beschikbare informatie
41
``` Wat is het bewijs dat mensen de beschikbaarheidsheuristiek ook gebruiken als ze een oordeel over zichzelf moeten geven? ```
Experiment: waarbij 2 groepen waren. Eerste groep mensen moest 6 situaties bedenken waarin ze assertief waren, andere groep moeste er 12 bedenken. De eerste groep konden gemakkelijk 6 situaties bedenken, de tweede groep moest langer nadenken om tot 12 te komen. De eerste groep beoordeelde hun eigen assertiviteit positief (want ze konden gemakkelijk tot voorbeelden komen), de tweede groep beoordeelde hun eigen assertiviteit minder goed (zij moesten nadenken over hun 12 voorbeelden)
42
Wat is een | representativiteitsheuristiek?
Mentale aanname waarbij mensen iets classificeren op grond van de mate waarin het lijkt op een karakteristiek geval (hokjes denken)
43
Wat is informatie over de | basisfrequentie?
Informatie over de regelmaat waarmee mensen uit verschillende categorieën in de populatie voorkomen
44
wat is het bewijs dat we informatie over de basisfrequentie vaak negeren?
Representiviteitsheuristiek: maarten houdt van zon en strand en is lekker gebruind. Hij studeert aan de universiteit in Groningen. Informatie over de basisfrequentie: Aan de Universiteit in Groningen studeren 40% Drentse personen en 10% Zeeuwse personen. Komt Maarten uit zeeland of Drenthe? De meeste mensen kiezen voor Zeeland
45
Wat is het forer/barnum effect?
Vage teksten kunnen betrekking hebben op iedereen (horoscoop/persoonlijkheidstestjes) iedereen kan wel een situatie bedenken, waarin zij zich zo voelden. Vaak kan je net zoveel situaties bedenken, waarin jij je niet zo voelde.
46
Wat is een anker- en | correctieheuristiek?
Een mentale aanname waarbij mensen een getal of waarde als beginpunt gebruiken en vervolgens onvoldoende op dit ankerpunt corrigeren
47
Wat is het bewijs van anker/beginpuntheuristiek?
Uit onderzoek bleek dat rechters een lagere straf oplegde als ze van te voren een laag getal in hun hoofd hadden (je gaat naar je neefjes verjaardag van 5)
48
Hoe kunnen ankerwaarden ons | op drie manier beïnvloeden?
• Als we een beginpunt bepalen, halen we daarmee informatie uit het geheugen (voorkennis activeren). Deze informatie beïnvloeden onze keuzes • we proberen wel te corrigeren, maar blijven te veel hangen op het beginpunt • priming → snel reageren op een beginpunt
49
Hebben andere culturen ook | schema’s?
Alle culturen gebruiken schema’s, maar de inhoud van onze schema’s wordt beïnvloed door de cultuur waarin we leven
50
Wat is een analytische denkstijl ?
Manieren van denken waarbij mensen zich richten op de kenmerken van objecten zonder aandacht te schenken aan de context
51
Wat is een holistische denkstijl?
Manier van denken waarbij mensen zich richten op het geheel, met name de wijze waarop objecten zich tot elkaar verhouden
52
Welke denkstijl hoort bij welke | cultuur?
De analytische denkstijl hoort bij de westerse cultuur en de holistische denkstijl hoort bij de Aziatische cultuur
53
Wat is het bewijs dat de omgeving één van beide denkstijlen activeert?
Een persoon kreeg een foto van een Japanse omgeving (druk) te zien of van een Amerikaanse omgeving (rustig). Vervolgens kregen ze de opdracht om verschillen te zoeken op twee foto’s. De personen die de Japanse foto’s hadden bekeken zagen meer verschillen in de achtergrond, terwijl de personen die de Amerikaanse foto’s hadden bekeken meer gefocust waren op het vliegtuig in de voorgrond.
54
Wat is gecontroleerd denken?
Denken dat bewust, opzettelijk en uit vrije wil plaatsvindt en dat inspanning eist
55
Wat is tegenfeitelijk denken?
Een aspect vanhet verledenmentaal veranderenzodatjejekunt voorstellen hoe het had kunnen zijn. Van automatisch denken naar gecontroleerd denken VB. ‘’Als ik die ene vraag goed had beantwoord, was ik wel geslaagd’’
56
Wat is de functie van | tegenfeitelijk denken?
Het geeft ons inzicht in ons handelen, waardoor we in de toekomst een nog betere beslissing kunnen nemen
57
Wat is het nadeel van | tegenfeitelijk denken?
Wat-als gedachten leiden tot piekeren
58
Wat is gedachten | onderdrukking?
Poging om alle gedachten over iets wat we zo snel mogelijk willen vergeten, te vermijden
59
Van welke processen is gedachteonderdrukking afhankelijk? 2x
• het monitoringproces → zoekt naar ongewenste gedachten, die op het punt staan je bewustzijn binnen te dringen • het operatingproces → een bewuste poging om jezelf af te leiden door op zoek te gaan naar iets anders om aan te denken
60
Welk bewijs is er dat je gedachten beter niet kan onderdrukken?
Personen moesten elke dag iets persoonlijks opschrijven, vervolgens moesten zij al deze gedachten 5 minuten lang onderdrukken. Vergeleken met degenen die hun gedachten niet hoefden te onderdrukken, bleek het fysieke immuunsysteem van de personen in de onderdrukte conditie significant slechter te gaan functioneren.
61
Wat is een barrière van | overdreven zelfvertrouwen?
Veel mensen lijken te denken dat hun manier van redeneren precies goed is zoals die is, en dat het dus niet nodig is om iets bij te leren
62
Wat is attributie?
Het vormen van een conclusie hoe iemand volgens onze waarnemingen is, en waarom ze doen wat ze doen
63
Wat is sociale perceptie?
De manier waarop we indruk van anderen vormen en hoe we conclusies trekken. We gebruiken hiervoor gezichtsuitdrukkingen, manieren van bewegen en stemgeluid
64
Welk hormoon speelt een | belangrijke rol bij perceptie?
Oxytocine (knuffelhormoon)
65
Welke bewijs is er voor het | effect van oxytocine?
Mensen moesten intimiteit en verwantschap herkennen. De experiment groep kreeg een dosis oxytocine en de controlegroep een placebo. De groep met oxytocine kon beter intimiteit en verwantschap herkennen, dan wanneer ze dit niet hadden ingenomen.
66
Wat zijn spiegelneuronen?
Deze neuronen worden geactiveerd als we zelf een bepaalde handeling verrichten en anderen dezelfde handeling zien verrichten. Spiegelneuronen lijken de basis voor ons empathisch vermogen, en zijn betrokken bij ‘gapen werkt aantrekkelijk’.
67
Hoe codeer je een emotie?
Uitdrukken of voortbrengen van non-verbaal gedrag, zoals glimlachen of een klopje op iemands rug
68
Wat betekent decoderen van | non-verbaal gedrag?
Het interpreteren van de betekenis van non-verbaal gedrag van andere mensen, zoals de conclusie dat een klopje op de rug een uitdrukking van minachting is en niet van vriendelijkheid.
69
Wat is de functie (EP) van | emoties (non-verbaal)?
Het geeft ons informatie over een ander persoon. We weten of deze gevaar proeft, voelt, ziet of hoort aan zijn gezicht. Gezichtsuitdrukkingen van emoties zijn universeel (soort specifiek) en niet cultuurspecifiek.
70
Wat zijn de zes emoties die | universeel zijn?
Woede, blijdschap, verrassing, angst, afschuw en verdriet
71
Waarom voelen we trots en schaamte pas later in ons leven (vanaf jaartje of 3/4)?
Daarvoor moet je snappen dat bepaalde mensen een bepaalde verwachting van je hebben en dat het niet voldoen aan dit gedrag een bepaald gevolg heeft
72
Waarom is het soms lastig om een gezichtsuitdrukking te decoderen? 2x
• vermenging van affect • aspecten van dezelfde gezichtsuitdrukking kunnen verschillende implicaties hebben, afhankelijk van de context, richting van de blik (zie je hem van opzij of van voor)
73
Wat houdt vermenging van | affect in?
Een gelaatsuitdrukking waarin een deel van het gezicht de ene emotie uitdrukt, terwijl een ander deel van het gezicht een andere emotie uitdrukt
74
Wat houdt de manifestatieregel | in?
Cultuurbepaalde regels over welke non-verbale gedragingen gepast zijn om te laten zien.
75
Wat zijn voorbeelden van | manifestatieregels? 3x
• oogcontact (westerse cultuur, Arabieren: iemand die niet doet wordt beschouwd als ontwijkend; andere culturen: respectloos) • persoonlijke ruimte (Zuid-Amerika en Zuid-Europa veel contact) • hand en hoofdgebaren (oké teken: VS → prima; Japan → geld; Mexico → seks; Brazilië → obsceen gebaar)
76
Wat zijn emblemen?
Non-verbale gebaren met een duidelijk omschreven definitie binnen een bepaalde cultuur, zoals opgeheven duim. Emblemen zijn niet universeel (zie bovenstaand voorbeeld)
77
Wat is thin-slicing?
Betekenisvolle conclusies trekken over iemands persoonlijkheid op grond van extreem kortdurende uitingen van diens gedrag (eerste indruk)
78
Wat is het bewijs voor een thinslicing beoordeling betekenisvol is?
Studenten kregen een filmpje van 10 sec te zien, zonder geluid, van een docent. A.d.h.v. het filmpje moesten ze de docent beoordelen. Deze beoordeling werd vergeleken met de beoordeling, die de docent had gekregen van zijn studenten aan het eind van hun trimester. Deze beoordelingen hadden een sterke correlatie.
79
Wat is het primacy effect?
Als het aankomt op het vormen van een indruk, beïnvloeden de eerste indrukken die we van anderen krijgen hoe we informatie interpreteren die we later krijgen. (Marc is ijverig, intelligent, impulsief, kritisch, eigenwijs, jaloers; Kevin is jaloers, eigenwijs, kritisch, impulsief, ijverig en intelligent; zelfde eigenschappen andere beoordeling)
80
Welke rol spelen schema’s bij | de eerste indruk?
We zetten schema’s in om gaten op te vullen en om eigenschappen te koppelen aan eerdere ervaringen. Een capabel, ondernemend persoon wordt ook gezien als invloedrijk en dominant.
81
Wat is het belief perseverance?
Het vasthouden aan onze eerste conclusies zelfs als nieuwe informatie het tegendeel bewijst
82
Wat is power posing ?
De houding die je aanneemt kan leiden tot een gevoel. Stevig achter een bureau staan met twee handen op het bureaublad, geeft een gevoel van macht.
83
Wat is een attributietheorie?
Het beschrijven van de oorzaken van iemands gedrag. Ze zegt vriendelijk gedag → is ze gewoon beleefd? Meent ze het echt? Is ze enthousiast je te zien?
84
Welke twee attributies heb je ?
Interne attributie → persoonlijkheid, attitudes, karakter | Externe attributie → omgevingsfactoren
85
Wat is een voorbeeld hoe interne en externe attributie invloed heeft op onze beoordeling?
Goed huwelijk: mijn man zeurt nooit over mijn paard, omdat hij mij mijn vrijheid gunt (intern); mijn man was wat boos op mijn dochter, omdat hij stress heeft op zijn werk (extern) Slecht huwelijk: mijn man zeurt nooit over mijn paard, zodat ik ook nooit kan zeuren over zijn activiteiten (extern); mijn man is vaak boos op mijn dochter, omdat hij geen geduld heeft (intern)
86
Wat houdt het covariatiemodel | in?
We verzamelen data om te bepalen hoe iemand zich gedraagt op verschillende momenten en met verschillende doelen. (je mag de auto niet lenen van je vriendin → leent ze wel andere dingen uit? Leent ze haar auto wel aan anderen uit? Heeft ze al eerder geweigerd? Leent ze jouw auto wel eens?) Je kan op deze manier een oordeel vormen over het gedrag (ze leent hem wel aan anderen uit → jij brengt hem terug met lege tank)
87
Welke drie kerntypen van informatie onderscheidt het covariatiemodel (Kelley)?
* consensus * onderscheidend vermogen * consistentie
88
Wat houdt informatie over | consensus in?
Hoe gedragen anderen zich ten op zichten van de stimulus (voorbeeld: de Baas schreeuwt tegen Hanna → schreeuwen anderen ook tegen haar of hebben ze kritiek op haar? Ja → Misschien ligt het aan Hanna haar werkprestaties; nee → de baas is een @#%&)
89
Wat houdt informatie over | onderscheidend vermogen in
Hoe gedraagt iemand zich ten op zichten van verschillende stimuli (voorbeeld: schreeuwt de baas ook tegen anderen? Nee → waarom heeft hij de pik op haar; Ja → de baas is een @#%&)
90
Wat houdt informatie over | consistentie in?
De mate waarin het gedrag tussen één betrokkene en één stimulus hetzelfde is onder verschillende omstandigheden en tijd (voorbeeld: schreeuwt de baas altijd tegen Hanna ongeacht het druk is)
91
Wat zijn conclusies die getrokken worden vanuit dit onderzoek naar het covariatiemodel? Welke 2 uitzonderingen zijn er?
We zien dat mensen vaak gebruik maken van deze drie informatiebronnen (consensus, consistentie, onderscheidend vermogen), om tot een conclusie komen. Er zijn echter twee uitzonderingen: • bij het vormen van attributie vertrouwen we voornamelijk op infomatie over consistentie en onderscheidend vermogen • men beschikt niet altijd over de informatie uit alle drie de bronnen
92
Wat is de fundamentele | attributiefout?
We hebben de neiging om gedrag toe te kennen aan persoonskenmerken. We nemen de situatie vaak niet in overweging
93
Wat is een voorbeeld van bewijs | voor deze bias (fundamentale attributiefout)?
Het onderzoek van de speech (speech schrijven- laten voorlezen – voorlezer beoordelen)
94
Wat is het perceptuele saillantie?
De informatie waarop de aandacht is gericht, bij het beoordelen van gedrag. (dit kan letterlijk de plek zijn die je inneemt bij de observatie). Bij een onderzoek werden twee mensen geobserveerd tijdens een vraaggesprek. Er werden om hen heen verschillende observanten geplaatst, die allemaal een andere zicht hadden op de geobserveerden. De observanten moesten inschatten hoeveel invloed elke geobserveerden had tijdens het gesprek. De geobserveerde die de observanten het beste konden zien (afhankelijke van hun plek) had volgens hen de meeste invloed.
95
Welke conclusie trekken we uit | het perceptuele saillantie?
Onze visuele invalshoek helpt bij het verklaren waarom de fundamentele attributiefout zo algemeen is. We richten onze aandacht meer op de mensen dan op de situatie omdat de situatie, omdat de situatie moeilijk waarneembaar of herkenbaar is. We onderschatten of vergeten de invloed van de situatie
96
Uit welke twee stappen bestaat het tweedelige proces van het maken van een attributie?
Een analyse van andermans gedrag wordt gemaakt door: 1. Een automatische interne attributie. 2. Daarna denken we na over de mogelijke situationele oorzaak van het gedrag, op basis waarvan de oorspronkelijke interne attributie eventueel kan worden aangepast.
97
Ondergaan we altijd deze twee | stappen bij attributie?
We ondernemen deze tweede fase van het attributieproces alleen als we bewust gas terug willen nemen en zorgvuldig willen nadenken voordat we tot een oordeel komen.
98
Wat is de zelfdienende | attributie?
Verklaring van eigen succes toeschrijven aan interne factoren en verklaring van eigen mislukking toeschrijven aan externe factoren
99
Wat zijn drie redenen dat we zelfdienende attributies toepassen?
• als we falen en niet het gevoel hebben onszelf te kunnen verbeteren → We beschermen onze eigenwaarden, omdat we het in de toekomst ook niet beter zullen doen. • het heeft te maken hoe anderen ons zien (hoe je jezelf presenteerd) → we willen dat anderen positief over ons denken. Door anderen te zeggen dat het een extern probleem was houden we ons groot. • het soort informatie dat beschikbaar is. Je haalt altijd een hoog cijfer → De 3 kan dan niet het gevolg zijn van gebrek aan vaardigheid of inzet, het lag aan de moeilijke toets. Maar de leerkracht weet dat anderen wel een hoog cijfer heeft gehaald, dus de toets was niet te moeilijk
100
Wat houdt geloof in | rechtvaardige wereld in?
De aanname dat mensen krijgen wat ze verdienen. Door te geloven dat slachtoffers zelf hebben bijgedragen aan hun lot, hoef je niet te erkennen dat leven tot op zekere hoogte willekeurig is en dat jou dit ook kan overkomen
101
Wat is de blinde-vlek-bias?
De neiging om te denken dat anderen ontvankelijker zijn voor attributionele fouten dan wijzelf
102
``` Wat is het bewijs dat nietwesterse culturen ook bij het beoordelen van gezichtsuitdrukking holistisch kijken i.p.v. het westerse analytisch kijken ? ```
Proefpersonen kregen een cartoon te zien, waarbij de hoofdfiguur blij keek. De bijfiguren keken of ook blij of verdrietig. In de westerse culturen werd de hoofdfiguur als blij beoordeeld. Bij niet westerse culturen werd er ook naar de bijfiguren gekeken. Er werd de hoofd presoon als zeer blij of een beetje blij beoordeeld.
103
Wat is dispositionele attributie?
Het toekennen van een beoordeling aan persoonlijkheid (westerse cultuur
104
Is de fundamentele attributiefout echt fundamenteel?
Er is inderdaad iets fundamenteels aan de correspondence bias. Mensen ongeacht hun cultuur, denken bij voorkeur dispositionele over anderen (onderzoek ‘speeches’ is ook uitgevoerd bij Aziatische cultuur met dezelfde conclusie). Echter mensen in collectieve culturen, lijken door hun opvattingen en ervaringen beter in staat om deze dispostionele neiging te overstijgen. Ze nemen ook situationele informatie mee bij het maken van een oordeel
105
Welke culturele verschillen zie | je bij de zelfdiende attributie?
Vooral in landen waarbij de cultuur niet aanmoedigt successen aan jezelf toe te schrijven, zie je deze bias minder. Chinese studenten zochten de oorzaak van hun succes in de omgeving, mislukkingen schrijven ze eerder aan zichzelf toe. Zelfkritische attributies roepen bij anderen gevoelens op van sympathie en medeleven.