T3 Zelfbeeld Flashcards

(93 cards)

1
Q

Wanneer ontwikkelen mensen

het besef van zelfherkenning?

A

Vanaf 18 tot 24 maanden. Vervolgens ontwikkelt dit tot een volwassen
zelfconcept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een zelfconcept?

A

Overtuigingen over jezelf / kennis over wie we zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontwikkelt dit zelfconcept

zich?

A

Als negenjarige benoem je vooral uiterlijkheden. Naarmate we ouder
worden leggen we minder nadruk op lichamelijke kenmerken en meer op
psychologische gesteldheden en op beschouwingen over hoe andere
mensen over ons denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoezo wordt moraliteit als
centraal kenmerk gezien in het
zelfconcept?

A

Als we een vriend na 25 jaar weer zien, zullen veranderingen als een
leesbril of hij eet geen vlees meer, niet bijdragen aan hoe wij deze
persoon zien (goedlachs). Is hij echter in moreel opzicht veranderd, zien
we dat wel als veranderingen: hij is racistisch geworden, wreed
geworden, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een onafhankelijk zelfbeeld?

A

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de eigen interne
gedachten, gevoelens en handelingen (vaak westerse cultuur zelfbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een onderling afhankelijk
zelfbeeld
?

A

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de relaties met andere
mensen; erkennen dat het eigen gedrag dikwijls wordt bepaald door de
gedachten, gevoelens en handelingen van anderen (vaak niet westers,
Aziatisch zelfbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vier hoofdfuncties heeft

‘het zelf’. ?

A

• zelfkennis → de manier waarop we begrijpen wie we zijn en
informatie daarover ordenen
• zelfcontrole → de manier waarop we plannen maken en beslissingen
uitvoeren
• Impressiemanagement → de manier waarop we onszelf presenteren
aan anderen, voor een positieve indruk
• zelfvertrouwen → de manier waarop we proberen een positief
zelfbeeld van onszelf in stand te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is introspectie?

A

Proces waarbij mensen naar binnen kijken en hun eigen gedachten,
gevoelens en motieven onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de staat van zelfbewust

zijn?

A

De handeling van het denken over onszelf. Na het zien van een filmpje
over jezelf, keer je even naar binnen om over je gedrag na te denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de zelfbewustzijnstheorie?

A

Idee dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze hun
gedrag evalueren en het vergelijken met hun innerlijke normen en
waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de negatieve staat van het

zelfbewustzijn?

A

Als we proberen te ontsnappen aan het zelfbewustzijn, omdat dit ons
slecht stemden (5b). we proberen dan foto’s, filmpjes, facebook te
vermijden, maar het kan ook resulteren in alcohol-, drugsmisbruik,
vreetbuien, masochisme, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de heuristiek van het

zelfbewust zijn?

A
  1. Je komt iets tegen wat je aandacht op jezelf richt (bijv. een spiegel)
  2. Hierdoor ontstaat een toestand van zelfbewustzijn. Je wort je bewust van en denkt na over jezelf.
  3. Je vergelijkt je huidige gedachten of gedrag met je interne normen of verwachtingen over jezelf. Komen ze overeen?
  4. Ja? Alles is ok
  5. Nee? O jee, wat te doen?
  6. Verander je gedrag zodat het weer overeenkomt met je eigen normen. Voel je fantastisch!
    OF: Je kunt of wilt je gedrag niet veranderen. Voel je ellendig. Vlucht zo snel mogelijk uit de toestand van zelfbewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn causale theorieen mbt ons

zelfbewustzijn?

A

Theorieën over de oorzaken van eigen gevoelens en gedragingen (ik voel
me chagrijnig, want ik vannacht niet geslapen). Het enige probleem is dat
onze theorieën en schema’s niet altijd correct zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het moeilijk te

achterhalen hoe we ons voelen?

A

We concentreren ons te veel op de dingen die gemakkelijk te verwoorden
zijn en minder op de moeilijk verwoordbare aspecten (komt altijd te laat
vs. ik houd gewoon van hem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is bewijs van onderzoek naar
‘rationele redenen veroorzaken
attitudeverandering’?

A

Studenten moesten hun relatie beschrijven. Daardoor veranderden ze van
mening over het verloop van hun relatie, als ze positieve dingen dachten,
werden ze positiever. Dachten ze aan negatieve dingen, werden ze
negatiever. Op den duur nemen de effecten van het analyseren echter af
en keren mensen weer terug naar hun oorspronkelijke moeilijk
verklaarbare attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de zelfperceptietheorie?

A

Wanneer onze attitude en gevoelens onzeker zijn, gaan we uit van gedrag
dat we vertonen om conclusies te kunnen trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Met welke theorie heeft de zelfperceptietheorie overeenkomsten?

A

Met de attributietheorie uit hoofdstuk 4: de manier waarop mensen
conclusies trekken over andermans attitudes en gedragingen door het
gedrag van diegene te observeren. Volgens de zelfperceptietheorie
gebruiken mensen dezelfde attributionele principes om gevolgtrekkingen
over hun eigen attitudes te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil tussen
introspectie en de
zelfperceptietheorie?

A

De zelfperceptietheorie lijkt op introspectie, waarbij je naar binnen kijkt,
naar de interne informatie die jij, en alleen jij hebt over je gedachten,
gevoelens en motieven. De zelfperceptietheorie gaat echter verder. We
kijken niet alleen naar binnen, maar we proberen het gedrag ook te
verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is intrinsieke motivatie?

A

Verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of
interessant vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is extrinsieke motivatie?

A

Verlangen om ergens aan te beginnen vanwege een externe beloning of
druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het

overrechtsvaardigingseffect?

A

De neiging van mensen om de oorzaken van hun gedrag te zoeken in
dwingende extrinsieke motivaties, waardoor ze de invloed van intrinsieke
redenen onderschatten.
De vervanging van de intrinsieke motivatie door extrinsieke motivatie
leidt ertoe dat mensen de belangstelling voor een activiteit, waar ze eerst
van genoten, verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn taakafhankelijke

beloningen?

A

Beloningen die gegeven worden voor het uitvoeren van een taak,
ongeacht hoe goed deze gebeurt (boek lezen is een punt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn prestatieafhankelijke

beloningen?

A

Beloningen die gebaseerd zijn op hoe goed iemand een taak uitvoert.
Deze beloningen leiden minder tot vermindering van belangstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welk continuüm van twee

denkkaders heb je?

A

• vast denkkader (fixed mindset) → het idee dat we een bepaalde
capaciteit in een bepaalde mate bezitten en dat dit gegeven
onveranderlijk is
• vormbaar denkkader (growth mindset) → het idee dat onze
capaciteiten kneedbare kwaliteiten zijn die we kunnen cultiveren en
ontwikkelen.
Mensen met een vast denkkader geven eerder op na een tegenslag en
doen minder moeite om hun vaardigheden te ontwikkelen, terwijl
mensen met een vormbaar denkkader tegenslagen zullen gebruiken om
nog harder te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de tweefactorentheorie | van emotie van Schachter?
``` Het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelfperceptieproces dat uit twee stappen bestaat en waarin mensen eerst fysiologische opwinding (arousel) ervaren en daar vervolgens een geschikte verklaring voor zoeken. ```
26
Welk bewijs is er van de tweefactorentheorie ?
Proefpersonen kregen een injectie epinefrine ingespoten (zij dachten een vitaminepreparaat) of een placebo. Tijdens het maken van de vragenlijst, met wel bijzondere vragen erop, werd de medeproefpersoon heel boos. De personen met epinefrine (dit verhoogt je ademhaling en lichaamstempratuur) werden sneller ook boos, omdat ze de daarbij horende lichamelijk conditie ervaarden. Terwijl de proefpersonen die een placebo hadden gekregen dit minder hadden. In een tweede groep: Als ze de proefpersonen van te voren wezen op de bijwerkingen van de epinefrine werden ze niet boos op de vragenlijst, maar erkende ze de symptomen van de drug. In een derde groep: kregen geen vragenlijst. De andere persoon gedroeg zich heel euforisch. De proefpersoon concludeerde dat ze zich euforisch moesten voelen en sloot zich aan
27
Wat is de conclusie van dit onderzoek? (epinefrine injectie/placebo + rare vragenlijst)
Mensen zoeken naar de meest plausibele verklaring voor hun opwinding. Maar soms is de meest plausibele verklaring niet de juiste en dan ervaren mensen een verkeerde emotie
28
Wat is misattributie van | opwinding?
Proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaak van hun gevoelens
29
Wat is bewijs van misattributie | van opwinding?
Een man werd op een gevaarlijk, wiebelende brug gevraagd, door een aantrekkelijke vrouw of ze een vragenlijst wilden invullen. De brug zorgde voor een bepaalde arousel bij de mannen. Na het invullen van de vragenlijst vraagt de vrouw of ze de man later meer mag uitleggen over het onderzoek (bij een goed glas wijn) en geeft haar telefoonnummer. Ze doet dit ook bij mannen die net van de brug af komen en op adem aan het komen zijn. De mannen die op de brug staan bellen haar op en de andere mannen minder. Waarschijnlijk hebben de mannen op de brug hun arousel verkeerd geïnterpreteerd en aangezien als verliefdheid/aantrekkingskracht.
30
wat is het bewijs dat we sociale contacten nodig hebben om een zelfbeeld te ontwikkelen.?
chimpansees leven in familie verband. deze chimpansees slagen voor de spiegeltest (er wordt een rode streep op het voorhoofd als vreemd ervaren in de spiegel). chimpansees die in isolatie worden opgevoed slagen niet voor deze spiegeltest. ze herkennen zichzelf niet in de spiegel, wat doet vermoeden dat ze geen zelfbeeld hadden ontwikkeld.
31
wat is de sociale | vergelijkingstheorie?
het idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door onszelf te vergelijken met andere mensen.
32
om welke twee belangrijke | vragen draait de sociale vergelijkingstheorie?
• wanneer gaan we onszelf sociaal vergelijken → als je op een bepaald gebied onzekerheid over jezelf ervaart • en met wie wil je jezelf vergelijken → dit is afhankelijk van het doel
33
wat zijn opwaartse sociale | vergelijkingen?
onszelf vergelijken met mensen die beter scoren op een bepaalde eigenschap of vaardigheid dan wijzelf, als we dromen om zelf ook ooit zo te worden. het werkt vaak ontmoedigend en geeft ene gevoel van minderwaardigheid. het werkt motiverend als het niveau haalbaar is
34
wat zijn neerwaartse sociale | vergelijkingen?
onszelf vergelijken met mensen die slecht scoren dan wijzelf op een bepaalde eigenschap. je voelt je goed over je eigen prestatie. of je voelt je minder slecht als anderen het nog minder goed hebben als jij (zoals bij ziekten). je kan ook jezelf vergelijken met prestaties uit het verleden.
35
wat is sociale afstemming?
het proces waarin mensen attitudes van elkaar overnemen. je doet dit zelfs als je iemand voor het eerst ontmoet en je het goed met diegene wil kunnen vinden.
36
wat is bewijs van sociale | afstemming?
een onderzoek waarbij je op een vriendelijke manier of neutrale manier werd verwelkomd. de onderzoeker had een antiracistische T-shirt aan of niet. Je kreeg woorden te zien, die moesten worden beoordeeld als goed of slecht. voor je op goed of slecht moest drukken kreeg je een wit of zwart scherm te zien, zo snel dat je hem niet bewust kon waarnemen. de mensen die een vriendelijke onderzoeker met antiracistisch t shirt hadden tijdens het onderzoek hadden minder onbewuste vooroordelen. conclusie: we hebben schijnbaar de neiging om de standpunten over te nemen van mensen die we mogen, terwijl we de standpunten van mensen die we niet mogen automatisch afwijzen.
37
wat is een affectie voorspelling
verwachte gevoelens over een toekomstige gebeurtenis. dit gebeurt vaak aan de hand van verhalen van anderen. dit is een accuratere manier, dan wanneer je dit op basis van kennis doet
38
Welke vorm van zelfcontrole werkt minder goed mbt gedachten?
Gedachteonderdrukking → waarbij we gedachten uit ons hoofd proberen te zetten. Hoe hard we niet aan chips proberen te denken, hoe meer we aan chips gaan denken
39
Welke vorm van zelfcontrole | werkt wel mbt gedachten?
Een beter strategie is om wel te denken aan het verboden onderwerp terwijl we wilskracht proberen uit te oefenen als het aankomt op handelen naar deze gedachten
40
Wat is het energiemodel van | zelfregulatie?
Deze theorie gaat ervanuit dat het energie kost om acties te controleren. Het spenderen van de energie aan een taak, zorgt voor minder energie voor een andere taak
41
Wat is ego-depletie ?
De staat waarbij de energiebron die nodig is voor zelfcontrole is uitgeput, waardoor het uitoefenen van zelfcontrole niet tot nauwelijks mogelijk is
42
Wat helpt om je zelfcontrole te vergroten (meer energie voor taak 2)? 3x
• bidden • specifieke intenties formuleren → i.p.v. ik ga studeren: ik ga donderdag studeren, als een vriend belt om te gaan stappen, doe ik dat als ik klaar ben met studeren • optimisme → bv door je best mogelijke zelf te visualiseren
43
Wat is impressiemanagement ?
Poging van mensen om anderen over te halen om hen te zien zoals ze gezien willen worden. (politici doen dit veel bij de verkiezingsperiode)
44
Welke verschillende impressiemanagementstrategieën heb je? 2x
* vleien → complimenten, medelijden, medeleven | * zelfsabotage → gedragsmatige en gerapporteerde zelfsabotage
45
Wat verstaan we onder vleien?
Proces waarbij mensen anderen naar de mond praten, prijzen en proberen zichzelf sympathiek te maken in de ogen van iemand anders, die vaak een hogere status heeft.
46
Wanneer werkt vleien averechts ?
Als de ontvanger merkt dat de vleierij onoprecht is
47
Wat is zelfsabotage?
Strategie waarbij mensen voor zichzelf obstakels en excuses creëren zodat ze bij een mislukking niet zichzelf de schuld hoeven te geven
48
Wat houdt gedragsmatige | zelfsabotage in?
Mensen handelen zo dat de kans kleiner wordt dat ze de taak op een juiste manier kunnen uitvoeren, zodat wanneer ze falen de schuld kunnen leggen bij de externe situatie i.p.v. eigen vaardigheden.
49
Wat houdt gerapporteerde | zelfsabotage in?
Dit houdt in dat men kant-en-klare excuses verzint voor het geval ze falen. We gaan niet stappen voor het tentamen (gedragsmatige zelfsabotage), maar we zeggen dat we ons niet zo goed voelden
50
Zie je zelfsabbotage gedrag eerder bij | mannen of bij vrouwen?
Bij mannen. Vrouwen hechten waarde aan hard werken en je best doen om iets te bereiken, daarom veroordelen ze anderen eerder, als ze niet zo hun best lijken te doen.
51
Wat is zelfvertrouwen ?
De beoordeling van mensen van wat we zelf waard zijn. De mate waarin we onszelf goed, competent en fatsoenlijk vinden
52
Wat houdt de angstmanagementtheorie in ?
Zelfvertrouwen is een buffer voor de angst voor de dood.
53
Wat is self-efficiency ?
Gevoel van bekwaamheid om een taak uit te voeren of een doel te behalen.
54
Wat gebeurt er als de dosis | optimisme te groot is?
Dan ontstaat narcisme
55
wat is cognitieve dissonantie?
Een onaangenaam gevoel dat wordt veroorzaakt door twee onverenigbare overtuigingen (cognities)
56
Wat houdt de theorie van | cognitieve dissonantie in?
Cognitieve dissonantie veroorzaakt ongemak en daarom willen we dit reduceren. Het ongemak ontstaat als je gedragingen niet overeenkomen met je overtuiging, omdat we dan gedwongen zijn de discrepantie te zien
57
Hoe kunnen we dissonantie | reduceren? 3x
• door ons gedrag te veranderen zodat het in overeenstemming komt met onze overtuiging • door onze overtuiging aan te passen • door een nieuwe overtuiging aan te nemen
58
Wat is zelfbevestiging?
Een manier om dissonantie te verminderen: door onszelf te herinneren aan één of meer positieve eigenschappen (ja stom dat ik rook, maar ik kan heel goed koken)
59
Welke conclusie kon worden getrokken uit onderzoek naar het onthouden van argumentatie?
Mensen onthouden de plausibele argumenten die hun eigen standpunt ondersteunen en de ongeloofwaardige argumenten die de tegengestelde opinie ondersteunen.
60
Wat is de impact bias?
We overschatten de intensiteit en de duur van onze negatieve emotionele reactie na bv ontslag of verbreken van relatie
61
Waarom is alleen onbewuste | dissonantie effectief?
Als je jezelf bewust probeert te overtuigen (bv. dat die baan eigenlijk helemaal niet bij jou paste) dan werkt dit niet overtuigend voor jezelf (je wilde die baan eigenlijk wel heel graag en dat weet je). We voelen ons pas beter als we echt geloven (onbewust) dat die baan niet bij je paste.
62
Wat is het bewijs dat mensen met een hoge eigenwaarden meer dissonantie ervaren?
3 groepen moesten een persoonlijkheidstest doen. 1e groep kreeg positieve feedback (hoge eigenwaarden), 2e groep kreeg negatieve feedback (lage eigenwaarden) en 3e groep kreeg geen feedback. Vervolgens moesten ze een spelletje spelen. Tijdens het spel konden ze vals spelen. De mensen met een lage eigenwaarden speelden eerder vals (ervaarden minder dissonantie tussen eigen overtuiging en vals spelen), dan de mensen met hoge eigenwaarden (zijn ervaarden meer dissonantie). De controlegroep zat er tussenin
63
Wanneer is zelfbevestiging | effectief?
Het is alleen effectief als het verankerd zit in de realiteit. Kinderen met lage eigendunk, die enorm geprezen werden, raakten ontmoedigd en durfden geen nieuwe uitdagingen aan te gaan. Een persoon moet zich concentreren op zijn echte sterke kanten en deze in overeenstemming te brengen met zijn gedrag.
64
Wat is postdecision dissonance?
Dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen. Het gekozen alternatief wordt aantrekkelijker en het verworpen alternatief wordt minder aantrekkelijk (we overtuigen onszelf, dat we de juiste beslissing hebben genomen)
65
Welk bewijs is er voor | postdecision dissonance?
Vrouwen moesten huishoudelijk apparaten beoordelen. Daarna mochten ze een apparaat kiezen om mee naar huis te nemen. Ten slotte moesten ze de apparaten nogmaals beoordelen. Het apparaat dat werd gekozen kreeg een betere beoordeling en het apparaat dat niet werd gekozen een minder goede.
66
Wat maakt onze behoefte om | dissonantie te reduceren groter?
``` Hoe definitiever (huis kopen/broodrooster kopen) en onomkeerbaarder (trouwen/nieuwe auto kopen) de beslissing is, hoe groter de behoefte om de dissonantie te reduceren. ```
67
Wat is lowballing?
Gewetenloze strategie waarbij een verkoper een klant verleidt iets te kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens loopt hij even weg (in de tussentijd ben je echt blij met je aankoop) en komt terug en zegt dat hij een vergissing heeft gemaakt en de prijs hoger is. Doordat postdecision dissonance is ingetreden betaal je vaak de meerprijs.
68
Welk bewijs is er dat attitudes sterk uiteen kunnen lopen ten gevolge van handelen?
In een groep 8 werden attitudes t.o.v. spieken geïnventariseerd. Vervolgens moesten de kinderen een competitieve toets maken, waarbij de situatie zich zeer leende om te spieken. Sommige kinderen spiekten wel, anderen niet. De volgende dag werd er weer gevraagd hoe ze over spieken dachten. Kinderen die hadden gespiekt waren hier milder over geworden en kinderen die niet hadden gespiekt hadden een striktere attitude gekregen t.o.v. spieken.
69
Hoe zorgt dissonantie ervoor dat je een beslissing niet snel terugdraait?
Een beslissing die je eenmaal hebt genomen probeer je te rechtvaardigen om dissonantie te reduceren en die rechtvaardiging maakt het lastig om later een beslissing terug te draaien…zelfs als het beter zou zijn.
70
Waarom zien we minder dissonantie bij culturen die groepsgericht zijn?
Zelfrechtvaardiging is een individuele drijfveer. Maar ook daar zie je wel dissonantie: uit onderzoek bleek dat een Japanner ook zegt een saaie taak leuk te vinden. Hij zal dat ook doen wanneer een ander de saaie taak saai vindt. (Hij vindt de taak saai, dan vind ik hem ook saai)
71
Wat houdt rechtvaardiging van | inspanning in?
Neiging om iets waar je hard voor gewerkt hebt aantrekkelijker te gaan vinden (de baan waar je hard voor gewerkt hebt om te krijgen, blijkt toch niet zo leuk → je gaat op zoek naar de positieve kant van de baan/bedrijf)
72
Wat is de conclusie uit onderzoek over rechtvaardiging van inspanning?
Als je te voet gaat naar een discussiegroep en onderweg wordt nat gespat door een auto, vind je de discussiegroep niet leuk. Maar als je vrijwillig in een waterplas zou springen om te worden toegelaten tot een groep die later saai blijkt te zijn, zou je die groep wel leuk vinden (rechtvaardigen van ontgroening).
73
Wat is externe rechtvaardiging?
Reductie van dissonantie door te verwijzen naar een verklaring buiten de betrokkene (ik mag niet liegen- vriendin heeft een afschuwelijke jurk gekocht en vraagt: wat vind je ervan? → het is belangrijk om mensen niet onnodig pijn doen, dus ik zeg wel dat ik die afschuwelijke jurk mooi vind). Externe rechtvaardiging kan ook in de vorm van geld of andersoortige beloningen zijn
74
Wat is interne rechtvaardiging?
Reductie van dissonantie door iets in jezelf te veranderen, zoals je attitude of je gedrag (attitude: een leugentje om best wil mag wel/de jurk is toch best leuk; gedrag: ik zeg gewoon dat ik hem lelijk vind)
75
Wat houdt counter-attitudinal | advocacy in?
Redenering om de dissonantie op te heffen die ontstaat als je een mening verkondigt die in tegenspraak is met je eigen opvattingen of attitude (die mouwtjes van de jurk zijn best leuk, eigenlijk is de jurk best wel leuk). Je verkondigt een mening of overtuiging die afwijkt van je daadwerkelijke mening.
76
Welke bewijs is er voor externe | rechtvaardiging?
Studenten moesten een leugen vertellen. Sommige kregen hier 20 euro voor, anderen kregen 1 euro. Degenen die 20 euro kregen beoordeelden de leugen als niet leuk, maar ik kreeg nu eenmaal 20 euro. Degenen die 1 euro kregen beoordeelden de leugen als leuk.
77
Hoe kan je counter-attitudinal advocacy inzetten om een beter zelfbeeld te krijgen?
Vrouwen met een negatief lichaamsbeeld moesten een essay schrijven over de emotionele en fysieke prijs van het najagen van een onrealistisch ideaalbeeld. Ze moesten andere vrouwen ontmoedigen in deze valkuil te trappen. Deelnemers die een essay hadden geschreven lieten een significante verbetering zien in hun tevredenheid met hun eigen lichaam, chronisch dieetgedrag nam af en ze waren gelukkiger en minder angstig dan vrouwen in de controlegroep.
78
Wat is het concept van | onvoldoende straf?
Als er tegen ongewenst gedrag een lichte straf staat. Er is een dissonantie tussen het gedrag (broertje willen slaan) en externe rechtvaardiging (lichte straf), maar deze is niet heel groot (ik hoef alleen maar op de trap te gaan zitten, als ik mijn zusje sla). Het kind blijft dissonantie ervaren (ik mag niet slaan-ik wil mijn zusje slaan) Daarom moet het kind dissonantie op een andere manier reduceren, door zichzelf te overtuigen dat slaan bijvoorbeeld niet zo leuk is. Een mildere straf zou dus effectiever zijn dan een zware straf (dan voer je het alleen niet uit als je ouders in buurt zijn, anders krijg je straf. Je overtuigingen verander je daar niet mee)
79
Welk bewijs is er dat lichte straffen effect hebben op attitude en zware straffen niet?
Peuters werd gevraagd een favoriet speeltje aan te wijzen. Eén groep kreeg te horen als ze met het speeltje zouden spelen ze een zware straf zouden krijgen. Een andere groep kreeg een lichte straf als ze met het speeltje zouden spelen. De onderzoeker verlaat de ruimte. Alle kinderen spelen niet met het speeltje. Vervolgens wordt gevraagd aan de kinderen wat ze van het speeltje vonden. Bij de groep met de zware straf was de attitude ten opzichte van het speeltje niet veranderd. Sommige vonden het speeltje zelf interessanter. De groep met de lichte straf gaven aan het speeltje niet zo leuk te vinden. Zij hadden hun attitude veranderd om hun gedrag (niet spelen met het speeltje) te verantwoorden.
80
Welke conclusie kan je trekken over beloning en straffen t.o.v. dissonantie?
Als je iemand eenmalig iets wil laten doen of achterwege moet laten, kun je het beste een grote beloning beloven of dreigen met een zware straf. Als je iemand zijn attitude of gedrag wil laten veranderen, dan geldt: hoe kleiner de beloning of straf, die leidt tot gehoorzaamheid, hoe groter de uiteindelijke verandering in attitude.
81
Wat is zelfoverreding?
Langdurige vorm van attitudeverandering die het gevolg is van zelfrechtvaardiging. Jezelf overtuigen van een bepaalde overtuiging, om te verklaren waarom je bepaald gedrag niet hebt uitgevoerd. (de kinderen van groep 8, die niet hadden gespiekt, werden meer overtuigt dat spieken slecht was. Waarschijnlijk hadden ze best graag willen spieken om het spel te winnen)
82
Wat is uit onderzoek gebleken | over de duur van zelfoverreding?
Het onderzoek van het verboden speelgoed werd uitgebreid. Na een aantal weken kwam nog een onderzoeker een testje afnemen. Het speelgoed van het vorige onderzoek lag er nog. Terwijl de onderzoekster even weg was, mochten ze daarmee spelen. De kinderen die weken daarvoor een lichte straf zouden krijgen om met een bepaald speeltje te spelen, speelden nog steeds niet met het speeltje. De kinderen van de zware straf speelden wel met het `verboden’ speeltje.
83
Wat is hypocrisie-inductie?
Mensen bewust maken van de dissonantie tussen wat ze zeggen en doen, met als doel mensen aan te zetten tot verantwoordelijk gedrag.
84
Wat is bewijs van hypocrisieinductie?
2 groepen: 1e groep moest een essay schrijven over aids. 2e groep moest een essay schrijven en een video maken, die werd vertoond op middelbare scholen. In beide groepen werd de helft op hun eigen inconsequente condoomgedrag gewezen. De deelnemers in de 2e groep, die gewezen werden op hun gedrag, werden aan het denken gezet over hun eigen hypocrisie: ze propageerde gedrag, die ze zelf niet uitvoerden. Vervolgens werden de studenten goedkope condooms aangeboden. De 2 e groep, die terecht gewezen waren, kochten de meeste condooms. Vele maanden na het experiment belden onderzoekers om erachter te komen dat het effect nog steeds standhield.
85
Wat is het Benjamin Franklineffect?
Als we mensen een gunst verlenen, vinden we die persoon vervolgens aardiger
86
Wat is het bewijs van het | Franklin-effect?
Personen deden mee aan een wedstrijd waar ze een geldprijs voor ontvingen. De onderzoeker zei bij de ene groep dat hij een gunst nodig had, omdat hij het prijzengeld uit eigen zak moest betalen. Of de proefpersonen het geld terug wilden geven. Bij een ander groep vroeg de secretaresse hier om en bij de laatste groep werd het geld niet terug gevraagd. De groep die een gunst verleende, waarbij de onderzoeker het zelf vroeg, vond de onderzoeker daarna het meest sympathiek.
87
Hoe ontstaat PTSS?
Dit komt doordat de soldaat het niet lukt om de dissonantie te reduceren die ontstaat door het doden van onschuldige burgers
88
Waarom ontstaat de dissonantie niet bij het doden van de vijand?
De vijand probeer je onmenselijk te maken (te dehumaniseren) dit gebeurt door hen akelige namen te geven en hen te bestempelen als ongedierte, beesten of andere onmenselijke wezens
89
Hoe kan sympathie voor een martelaar of voor een verdachten ontstaan ?
Hoe dichter mensen in de buurt zijn van de plaats waar de wreedheden worden begaan, hoe groter hun behoefte de dissonantie te reduceren tussen ‘ik ben een goed mens’ en ‘ik veroorzaak een ander leed’. Mensen die in de buurt zijn van de martelaar zullen dus zichzelf gaan overtuigen van de schuld van het slachtoffer.
90
Welk bewijs is er dat mensen met een negatief zelfbeeld minder dissonantie ervaren.?
2 groepen: 1e groep eigen dunk verhoogd, 2e groep eigen dunk verlaagd. Vervolgens moesten zij een ‘slachtoffer’ schokken toedienen. De 1e groep vindt zichzelf een goed persoon en er ontstaat dissonantie (ik doe een ander geen pijn-ik ga nu iemand een schok toedienen). Zij reduceren de dissonantie door zichzelf te overtuigen dat het slachtoffer minder aardig is, minder aantrekkelijk, etc. De 2e groep doet dit minder. Zij zien zichzelf al als een minder capabel persoon, waardoor er minder dissonantie ontstaat (ik ben toch al een egoïst-het is niet zo erg als ik iemand pijn doe)
91
Wat houdt de | zelfverificatietheorie in?
Het idee dat mensen de behoeften hebben om bevestiging te zoeken voor hun zelfconcepten, of die nu positief zijn of negatief. In sommige situaties kan die behoefte in conflict komen met het verlangen om een positief beeld van zichzelf in stand te houden
92
``` Zullen mensen met een negatief zelfbeeld deze verheffen als ze positieve feedback krijgen op basis van de zelfverificatietheorie? ```
Waarschijnlijk niet. als mensen met een negatief zelfbeeld positieve feedback krijgen, staan twee tegenstrijdige behoeften lijnrecht tegenover elkaar: het verlangen om zich goed te voelen en de positieve feedback te geloven (behoefte aan zelfverheffing) versus het verlangen om een consistent beeld te hebben van onszelf (behoefte aan zelfverificatie). Uit onderzoek blijkt dat het de laatste behoeften (zelfverificatie) is groter, dan onszelf in een positief daglicht te zien. Dit geldt vooral bij mensen met een negatief zelfbeeld.
93
Waarom hangen mensen een | sekte als Heaven’s Gate aan?
Als mensen een belangrijke beslissing nemen en veel in die beslissing investeren, leidt dat tot acties om die investering en acties te rechtvaardigen. Mensen die in een sekte gaan, zoals Heaven’s Gate, laten familie, vrienden, baan achter en werkten hard en lang voor de doelen waarin ze geloven