termen erfelijkheidsleer les 3 AF Flashcards

(43 cards)

1
Q

redenen karyotypering denken dat het constitutioneel is

A
in elke cel 
onverklaarbare mentale beperking
dysmorfismen
herhaaldelijke miskramen
fertiliteitproblemen
familiale translocatie
zwangerschap bij hoge leeftijd moeder
verstoorde puberteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

redenen karyotypering denken dat het maligniteiten zijn

A

enkel in kankercellen
hematologische ziekten: leukemie, lymfoom
vaste tumoren: gezwel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk weefsel testen ze bij karyotypering

A

makkelijk verkrijgbaar: huid, bloed

maar levend weefsel, want moet delen om chromosomen te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk weefsel wordt bekeken post natale karyotypering

A

bloed
huid
maligne cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk weefsen wordt bekeken prenataal karyotypering

A

amniocyten (=vruchtwatercellen)
chorion villi (=vlokken uit placenta)
navelstrengbloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat gebeurt er tijdens karyotypering en wat onderzoeken ze

A

onderzoeken chromosomen, geen genen via microscoop
tellen en structuur chromosomen bekijken aanleggen chromosomenkaart
bekijken geen kleine details (geen submicroscopische deleties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

procedure karyotypering

A

1) staal nemen met heparine in cultuur (zodat niet stolt) steken (37°)
2) PHA stimulatie (bevordert groei)
3) colchicine toevoegen (stopt mitose door afbreken spoeldraden)
4) KCl kaliumchloride (zorgt voor hypotone shock=opzwellen)
5) methanol+azijnzuur (fixatie=enkel witte bloedcellen overhouden deze hebben wel een kern en dus dna)
6) cel barst open op preparaat
7) bandering
8) digitale beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

soorten bandering en wat doet bandering

A
stelt base samenstelling dna voor
Giemsa bandering
Quinacrine bandering
Reverse bandering
Centromeer bandering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

g- bandering volle naam en wat is het

A

Giemsa bandering
donkere banden AT rijk
lichte banden GC rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

q- bandering volle naam en wat is het

A
quinacrine bandering
fluoriscerende stoffen (andere microscoop)
zelfde patroon als giemsa bandering
donkere: AT rijk
licht: GC rijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

r- bandering volle naam en wat is het

A

reverse bandering
omgekeerde van Giemsa bandering
donkere stukken: GC rijk
lichte stukken:AT rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

c bandering volle naam en wat is het

A

centromeer bandering
kleurt centromeer en heterochromatine (regio eronder)
bekijken structuur chromosoom door vergelijken heterochromatine Bv. weten als vader echt vader is door vergelijken heterochromatine in Y-chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chromosoom nomenclatuur

A

totaal aantal chromosomen, ofwel XX ofwel XY, numerieke fouten, structurele fouten in oplopend nummer van chromosomen
bv: 48, XY, +5, add(5)(p 1 1), del (5)(q 1 3), +21

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

codering nomencaltuur: del()()

A
deletie( arm regio band)
bv del(5)(p 2 5): deletie in p arm chromosoom 5 in regio 2 bandje 5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

codering nomencaltuur: dic()()

A

dicentrisch chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

codering nomencaltuur: fra()()

A

fragile site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

codering nomencaltuur: i()

A

isochromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

codering nomencaltuur: inv

19
Q

codering nomencaltuur: p

20
Q

codering nomencaltuur: q

21
Q

codering nomencaltuur: der

A

derivation, vanwaar komt het na een translocatie

22
Q

codering nomencaltuur: dup

23
Q

codering nomencaltuur: h

A

heterochromatine

24
Q

codering nomencaltuur: ins

25
codering nomencaltuur: mat
materneel
26
codering nomencaltuur: r
ring
27
codering nomencaltuur: t ( , )
translocatie | bv. t(11, 21)
28
wat zijn chromosoom polymorfismen
geen chromosoomafwijkingen | kleien afwijking die in heel veel mensen voorkomt
29
wat doen ze ter controle van karyotypering | en wat zijn de voor en nadelen van karyotypering
``` 20 kaarten worden gemaakt door 2 personen +goedkoop +detecteert mosoiscismen (20 kaarten) +detecteert ook gebalanceerde afwijkingen -levende cellen nodig -veel training nodig -beperkte resolutie ```
30
kan karyotypering gebruikt worden om VCFS op te sporen
neen dit is een submicroscopische deletie
31
kan karyotypering gebruikt worden om klinefelter op te sporen
ja, dit is een numerieke chromosoomafwijking in de gonosomendie zichtbaar is onder de microscoop
32
wat is FISH en hoe werkt het
fluorescentie in situ hybridisatie 1) DNA denatureren 2) probe kleuren (probe= stukje DNA of chromosoom) 3)probe laten denatureren 4) samenbrengen DNA en probe, complementair bindt (elk normaal chromosoom )( heeft twee stukjes probe 1 op ) een 1 op ()
33
voor en nadelen FISH
+ ook op niet delende cellen (ook op dode cellen) + hogere resolutie dan karyotypering + verschillende doelwitten tegelijk - detectie probe door speciale fluomicroscoop -niet genoomwijd - hoge kostprijs probes
34
welke soorten FISH bestaan er
1 kleur 2 kleuren m-fish (elk chromosoom of elk bandje andere kleur,werkt niet in interfase) fiber fish (dna als draad zodat je ziet waar welk chromosoom ligt op dna)
35
hoe maak je een FISH probe
1) dna in vector met antibioticumresistentiegen 2) vector in E.Coli bacterie 3) delen in antibioticum (enkel met resistetiegen delen) 4) DNA isoleren uit bacterie
36
welke soort probes bestaan er
genspecifieke probes (2 lichten op per normaal chrom) centromeer probes (tellen aantal chromosomen) telomeer probes bank/ chromosoomspecifieke probes
37
sWGS wat is het
ondiepe genoom sequenering
38
procedure sWGS
``` staal afname DNA isoleren DNA fragmenteren code aan einde elk DNA fragent om einde te herkennen toestel leest DNA letter per letter vergelijking met normaal genoom ```
39
gebruik in constitutionele genetica
``` submicroscopische deleties (mentale beperking sws getest) submicroscopische duplicaties ```
40
gebruik in kankergenetice
genamplificatie (heel veel kopien van een gen) | winsten en verliezen
41
wat wordt standaard gedaan bij kinderen met een mentale beperking en waarom
een sWGS, hiermee kun je microdeleties vinden en dat is vaak de oorzaak van een mentale beperking
42
iedereen draagt variaties maar wanneer is dit een reden om ongerust te worden
``` vaak zelfde afwijking bij zelfde fenotype de novo (als familiaal, niet causaal) databanken houden dit bij ```
43
voor en nadelen ondiepe genoom sequencing
+ geen delende cellen +snel +hoge resolutie - gebalanceerde afwijkingen zijn niet detecteerbaar - veel normale kopievarianten, je weet niet altijd of ze causaal zijn