terminologie Flashcards

(106 cards)

1
Q

tenesmus

A

loze aandrang (bv door tumor die als ontlasting voelt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prognostische factoren

A

factoren die wat zeggen over het natuurlijke beloop van de ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

predictieve factoren

A

zeggen wat over het effect van de behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hemoptysis

A

bloed ophoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

karnotsky performance scale

A

staat van de patient, op basis van conditie en co-morbiditeit, bepaald hoe en of de patient wordt behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de sluis

A

middelen met groot financieel risico of hoge prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

trombopenie

A

bloedingsneiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neutropenie

A

infectie, door tekort aan neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

invasie

A

tumor dringt omringende weefsel binnen, doorbraak door basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

metastasering

A

tumor cel wordt door lichaam getransporteerd en ergens anders wordt een nieuwe tumor gecreëerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

intravasatie

A

Verplaatsing of binnendringen van cellen in de bloedbaan of lymfe baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

extravasatie

A

tumorcel treed de bloedbaan of lymfebaan uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

EMT

A

epitheliale mesenchymal transitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

epidemiologie

A

bestuderen van voorkomen en verspreiden van ziekte onder de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

OS

A

absolute overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DFS

A

ziekte vrije overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

RS

A

relatieve overleving§

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stochastisch

A

opeenstapeling van mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

transitie

A

vervanging van base door andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

transversie

A

omkering van base paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

insertie

A

toevoeging van base

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

deletie,

A

verwijdering van base

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

translocatie

A

verplaatsing van DNA segment van een chromosoom naar een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

amplificatie

A

vermeerderen van DNA segment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
numeriek afwijking
meer/minder chromosomen dan normaal
26
kiembaan mutatie
mutatie die in gezonde cellen van het weefsel zitten
27
synthetische letaliteit
Als je de manier van repareren door een tumorcel remt dan gaan de cellen dood
28
cytokenese
deling van het plasma - einde van telefase begin anafase
29
chemotripsis
chromosoom wordt helemaal uit elkaar gehaald en weer terug in elkaar gezet
30
gen amplificatie
meerder kopieën van een chromosoom, gen komt meerder keren voor
31
gen amplificatie
meerder kopieën van een chromosoom, gen komt meerder keren voort
32
telomeer
DNA repeat aan uiteinde van chromosoom ter bescherming, wordt bij replicatie afgebroken
33
hayflick limit
signaal van telomeer dat die te kort wordt
34
kinetochore
Centromeren hebben een kinetochore waaraan de kinetochore microtubuli’s van de centrosomen binden
35
chronofarmacokinetiek
hoe gedragen medicijnen zich op verschillende tijdstippen van de dag in het lichaam
36
proliferatie
omhoogkomen van nieuwe cellen die zijn ontstaan uit stamcellen
37
senescence
cell stopt met delen maar gaat niet dood
38
caspases
protease die eiwitten afbreken
39
monoclonale antistoffen
antistoffen die worden geproduceerd door klone plasma cellen, die allemaal van dezelfde B cel komen
40
missense mutatie
punt mutatie, vervanging van base -- werkend eiwit
41
nonsense mutatie
punt mutatie, vervanging base -- niet functioneel eiwit
42
sensitiviteit
hoeveelheid positief testen bij ziekte
43
specificiteit
hoeveel negatief testen bij geen ziekte
44
s-sign
teken op x-thorax dat luchtvrij deel van long laat zien omdat het dicht gedrukt zit door tumor
45
atelectase
long valt samen omdat er geen lucht meer in komt
46
NADIR
minste tumor load die is gemeten
47
excisie
uitgesneden stukje laesie
48
cytologie
dunne naald, losse cellen
49
morfologie
grote naald, biopt
50
basaal membraan
georganiseerde laag van ECM onder de epitheliale cellen en rondom endotheel en glad spier weefsel
51
adherence junctions
maakt actine bundel in een cel vast aan vergelijkbare in andere cel, door e-cadherines
52
E-cadherines
gedeelde componenten van desmosomen en junction/belt desmosomen
53
carcinoom in situ
tumor is gevormd maar nog niet door het basale lamina gebroken
54
dormansie fase
'slapende’ tumor cel die vast blijft zitten ergens in het lichaam waar die niet kan vermeerderen
55
in transit metastase
tumor uitgroei in de lymfebuis
56
skip metastase
volgt niet de voorspelbaarheid van de lymfebaan vanaf de schildwachtklier
57
schildwachtklier
eerste klier in het drainage gebied van de tumor (waar de eerste metastase waarschijnlijk zal plaats vinden)
58
lymfagitis carcinomatosa
diffuse ophoping van carcinoom cellen die voor verstopping zorgen
59
tumor deposit
tumor die op onlogische plek ligt en geen duidelijke herkomst heeft
60
dormancy
tumor cel stopt met delen en verblijft in rust staat tot dat die in optimalere situatie komt om weer verder te proliferen
61
paraneoplastische symptomen
effecten van tumor of hormonale en lichamelijke factoren
62
metaplasie
reversibele verandering van cel naar ander (gezond) cel type dat niet normaal is voor het weefsel waarin het aanwezig is
63
hyperplasie
buitengewoon hoge celdeling, dus ophoping van gezonden cellen
64
dysplasie
abnormale verandering van cel, abnormale ontwikkeling, uiterlijk en organisatie van cellen
65
drivers (genomische afwijking)
afwijking die voor vorming van tumorcel zorgt
66
passengers (genomische afwijking)
komen voor in alle cellen en zijn mutaties die geen invloed hebben op de cel of tumor onstaan, verdwijnen ook weer
67
age related genomic aberrations
mutaties die met de leeftijd komen maar niet voor het ontstaan van een tumor zorgen
68
tumor suppresor gen
gen dat ontstaan tumor cel blokkeert
69
genomische instabiliteit
dat er geen controle meer is over hoe compleet en correct het genoom is
70
operabilitiet
zegt iets over de mens die je de wil opereren, “het omhulsel”
71
resectabiliteit
zegt iets over de tumor, is de tumor veilig en mogelijk weg te halen
72
adjuvante behandeling
na behandeling
73
neoadjuvante behandeling
voorbehandeling
74
chemoradiatie
radiotherapie met klassieke chemo [oraal of intraveneus]
75
bio radiatie
radiotherapie met niet-cytotoxische middelen (biologicals) [alleen intraveneus]
76
concomitant (chemoradiatie)
in pakket, dus tegelijk radiatie en chome
77
sequentieel (chemoradiatie)
na elkaar, eerst radiatie, daarna chemo
78
brachytherapie
inwendige radiatie, door inbrengen van radioactieve behandeling
79
LET (radiatie)
dichtheid van energie afgifte langs het spoor van een ioniserend deeltje
80
hyperfractioneren
fracties kleiner dan 2Gy – kan je meerdere keren per dag bestralen of is voor de tumor voordelig
81
hypofractioneren
racties groter dan 2Gy – voor minder vaak bestralen of voordelig voor de tumor
82
Hypoxie
umor groeit sneller dan de vaatjes, waardoor de zuurstof toevoer niet optimaal is en de tumor gedeeltelijk resistent voor bestraling want de vrijer zuurstofradicalen komen daar niet bij
83
doordringend vermogen
vermogen van een deeltje om door iets heen te gaan (laag bij alfa,. hoog bij gamma)
84
ioneserend vermogen
vermogen om schade aan te brengen (laag bij gamma, hoog bij alfa)
85
radionucliden therapie
inbrengen van radioactieve deeltjes die weefsel van binnen uit bestralen
86
de surprise question
zal het me verbazen als deze patiënt over een jaar zou overlijden? Is het antwoord ja; dan moet je sterke palliatieve zorg gaan leveren
87
ziekte gerichte palliatie
moment van diagnose, en veel mogelijkheden van behandeling en vermindering van ziekte
88
symptoom gerichte palliatie
nadat ziekte behandeling niet meer mogelijk is, en er voornamelijk aan symptoombestrijding gedaan worden
89
therapeutische ratio
behandel reactie van tumor vb. radiogevoelig -- grote ratio
90
GTV
gross tumor volume - tumor die je kan zien/voelen
91
CTV
clinical target volume - GTV. + marge voor microscopische uitbreiding
92
PTV
planned target volume - CTV+ marge voor bewegelijkheid
93
inverse planning
eisen formuleren voor doelgebied en normaal weefsel Op basis van drempel dosis van weefsel en hoeveelheid van weefsel dat je zou willen bestralen
94
intensiteitsmodulatie
Uitredende dosis kan je bepalen op basis van afscherming van bundel
95
stereotactische radiotherapie
- Klein doegebied - Precisie traling o Positionering o Trumor tracken met fiducial tracking - Hoge dosis per fractie
96
kwadrant wet
dosis omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand
97
QALY
jaar waarin je helemaal gezond leeft, en geen behandeling hoeft te ondergaan
98
Multipotent (cel)
Heeft meer dan een differentiatie lijn
99
Unipotent (cel)
Heeft maar een differentiatie lijn
100
Allo-SCT
Stamcel transplantatie met een donor
101
Auto- SCT
Stamceltransplantatie met eigen cellen
102
Homing (cel)
Stamcellen vinden hun weg naar niches door chemoattractie (chemokines)
103
lead time bias
diagnose leidt automatisch tot langere survival ook als er geen voordeel is voor het individu --> als je screent vind je het eerder wat automatisch tot hogere survival leidt
104
lenght bias
screening detecteert vooral langzaam groeiende tumoren met langere survival
105
ICER
verschil in kosten / verschil in QALYs (tussen twee behandelingen) voor kosteneffectiviteit behandeling 1 QALy winst mag max 80,000 euro kosten zijn
106
discontering
toekomstige kosten en effecten omrekenen naar een actuele waarde