week 5 Flashcards

(46 cards)

1
Q

waneer zit contrast arterieel en wanneer veneus?

A

arterieel: na 30 seconden - voor bloedvaten, hypervasculaire metastase
veneus: na 80 seconde - voor organen, veneuze structuren en metastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarvoor wordt echo gebruikt bij kanker onderzoek?

A

Gebruikt voor screening en follow-up om straling te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de geschikte onderzoek vorm om naar metastasen in de lymfeklieren te kijken?

A

PET CT, biopt EBUS, EUS en mediastinoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarvoor is het nemen van een biopt belangrijk

A

aanduiden of iets benigne of maligne is, voor bepaling soort chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarvoor worden laesies gemeten?

A

voor tracken van voortgang behandeling en werking therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer is er op basis van onderzoek progressie van ziekte?

A

20% toenamen van laesie
nieuwe laesie
absolute toename van 5 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoeveel en hoe worden laesies gemeten

A

max5, 2 per orgaan
bij solide laesie - langste as
bij lymfe klieren - kortste as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvoor wordt MRI gebruikt in de oncologie?

A

bij twijfel of laesie benigne of maligne is
precieze plaatjes voor omtrek tumor bij bv chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer is er op basis van onderzoek respons van therapie?

A

bij laesie afname van 30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe wordt weefsel bewerkt voor pathologisch onderzoek

A

met formaline gefixeerd (stopt autolyse), weefsel wordt hard – in cassette gezet en met paraffine ingebed (FFPE)
gesneden en gekleurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de doelen van de pathologische technieken?

A

diagnose, therapie controle, snijranden, biobanken, prognose, therapie keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 2 vormen van stagering zijn er?

A

klinisch - middels onderzoek voor start van behandeling
pathologisch - verwijderde orgaan met lymfeklieren onder microscoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TX in tumor stagering

A

tumor kan niet gevonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tis in tumor stagering

A

carcinoma in situ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke factoren bepalen prognose en therpie van tumor?

A

stagering, celdifferentiatie, celtype, locatie tumor, tumor markers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het beste onderzoek voor darmkanker?

A

endoscopie, biopsie, CT (metastase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is het beste onderzoek voor slokdarmkanker?

A

gastroscopie, EUS(TN stadium), PET-CT (M stadium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is het beste onderzoek voor melanoom?

A

lichamelijk onderzoek, diagnostische excisie, (PET-CT voor metastasering, hangt van doordringing diepte af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe gaar stagering via MDO

A

Verzamelen –> interpreteren –> conclusie trekken –> beleid maken behandelen/ verder onderzoek

20
Q

waarvoor dient het klinisch stagneren voornamelijk?

A

Zorgt ervoor dat de patiënt goed wordt voorgelicht, optimale behandeling kan worden bepaald, resultaten zijn reproduceerbaar en kunnen vergeleken worden

21
Q

wat zijn de kenmerken van het basaal membraan

A
  • Poreus
  • Gevormd door overliggende epitheelcellen en onderliggende mesenchymale cellen
  • Type 4 collageen laminine en proteoglycanen
22
Q

wat zijn de kenmerken van de interstitiele matrix ?

A

fibrillar collagen, elastine, proteoglycanen en hyaluronan

23
Q

wat doen de tight junctions?

A

zorgen voor waterdichte afdekking

24
Q

wat zijn de componenten van tight junctions?

A

actie in de cel zit aan een component (ZO1-4), tussen de cellen zorgen CAR, JAM, Claudin en occludin voor junction

25
hoe ontstaan epitheel buizen uit epitheel weefsel
door dat adhesie samentrekken ontstaan er een invaginatie van het epitheel deze maakt zich los van epitheel weefsel en wordt rond tot een buis
26
wat zijn de cellulaire componenten van de interstitiele matrix ?
fibroblasten, lymfocyten macrofagen, bloedvaten, lymfe vaten, zenuwen
27
hoe verloopt de invasie van de matrix
Begint met los maken van intercellulaire junctions – door verlies van E-cadherines Daarnaa begint migratie door basaalmembraan met proteolyse
28
wat breekt de matrix af?
metalloprotease (MMP-9)
29
wat komt er vrij uit de matrix bij afbraak?
groeifactoren
30
op basis van welke eigenschappen van tumor kan de kans op metastase voorspeld worden
Grootte, intrinsieke eigenschappen en host respons
31
welke factoren hebben invloed op de metastasering van een tumor?
tumor type, host respons (immuniteit), nesting side (goed: bot lever, slecht: milt en spier)
32
wat zijn de wijze van metastaseren ?
lymfatische (carcinomen), hematogeen, transcoelomisch ( lichaamsholtes)
33
welke soorten hematogeen metastasering zorgen voor welke soort metastase?
via vena cava - long metastase via vena porta - lever metastase via mediaanlijn - wervelkolom metastase
34
wat zijn de twee hoofdklasse van lymfatische neoplasieën (lymfeklier kanker)
HL - hodgkin lymfoom (uitstaan uit bepaalde cel) NHL - non hodgkin lymfoom
35
waarom ontstaat er een ontsteking reactie in de longen bij metaplasie?
trilhaar dragen epitheel wordt door plaveiselcellen vervangen --> hoornvorming
36
mutaties voor placeiselcelcarcinoom ?
p53 inactivatie van p16ink4
37
mutaties voor adenocarcinoom
K-RAS mutatie (rokers), EGFR mutatie (niet rokers), p53, Rb inactivatie, p16ink4 inactivatie
38
welke 3 wegen zijn er voor colorectaal kanker?
adenoma-carcinoma pathway, serrated neoplasia pathway, mircrosatellite instability
39
wat zijn de 2 voorloper stadia van een mamma carcinoom?
LCIS(lobular), DCIS(ductal)
40
welke 2 soorten mamma carcinomen heb je?
estrogen receptor positief, HER2 negatief HER positief estrogen receptor negatief, HER negatief
41
wat voor soorten genomische afwijkingen heb je?
specifiek: drivers niet specifiek: passengers/hitchhikers, age related genomic aberrations
42
hoe ontstaan een afwijking in een tumorsupressor gen
2 mutaties zijn nodig
43
hoe bereken je de mutant allel frequentie bij een tumor supressor gen mutatie
aantal tumocellen / (aantal tumorcellen + 2x aantal normalen cellen) is percentage van
44
hoe ontstaan afwijkingen een een proto-oncogen ?
1 mutatie zorgt voor oncogen
45
hoe bereken je de allefrequentie van de mutatie bij afwijking in proto-oncogen
aantal tumorcellen/ (2x aantal tumor cellen + 2x aantal normale cellen)
46
hoe kan je clonaliteit van een mutatie bepalen in een tumor?
door aankleding van bepaald gen, kleur het overal hetzelfde dan geeft het clonaliteit aan