{ "@context": "https://schema.org", "@type": "Organization", "name": "Brainscape", "url": "https://www.brainscape.com/", "logo": "https://www.brainscape.com/pks/images/cms/public-views/shared/Brainscape-logo-c4e172b280b4616f7fda.svg", "sameAs": [ "https://www.facebook.com/Brainscape", "https://x.com/brainscape", "https://www.linkedin.com/company/brainscape", "https://www.instagram.com/brainscape/", "https://www.tiktok.com/@brainscapeu", "https://www.pinterest.com/brainscape/", "https://www.youtube.com/@BrainscapeNY" ], "contactPoint": { "@type": "ContactPoint", "telephone": "(929) 334-4005", "contactType": "customer service", "availableLanguage": ["English"] }, "founder": { "@type": "Person", "name": "Andrew Cohen" }, "description": "Brainscape’s spaced repetition system is proven to DOUBLE learning results! Find, make, and study flashcards online or in our mobile app. Serious learners only.", "address": { "@type": "PostalAddress", "streetAddress": "159 W 25th St, Ste 517", "addressLocality": "New York", "addressRegion": "NY", "postalCode": "10001", "addressCountry": "USA" } }

Terminologie uit Bijlage A Flashcards

(52 cards)

1
Q

Anonimisatie

A

Anonimiseren betekent dat je de identificerende gegevens van iemand verwijdert, zodat de data niet meer aan die persoon gekoppeld kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Automatisch coderen

A

Wanneer de verschillende units in een corpus door de computer worden gecategoriseerd, zonder tussenkomst van menselijke codeurs, spreken we van automatisch coderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beeldherkenning

A

Het automatisch herkennen van entiteiten en eigenschappen binnen een afbeelding wordt beeldherkenning genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Categorie

A

Iedere variabele die bestudeerd wordt in een inhoudsanalyse omvat twee of meer categorieën die toegekend moeten worden aan de verschillende units in het corpus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Codeboek

A

Een handleiding voor codeurs met instructies die aangeven hoe zij te werk moeten gaan. Een codeboek bevat in ieder geval een overzicht van variabelen die gecodeerd moeten worden, definities en voorbeelden van die variabelen en de verschillende categorieën die ze omvatten, eventuele indicatoren die codeurs kunnen gebruiken om te beslissen hoe ze een bepaalde variabele moeten coderen, en een bronvermelding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Codeerformulier

A

Het formulier (vaak een spreadsheet) waarin de codeurs de data coderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Codeur

A

Een codeur is iemand die voor alle variabelen in het codeboek kijkt welke categorie van toepassing is op de verschillende units in het corpus dat bestudeerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Coderen

A

Het toekennen van categorieën aan de units in een corpus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cohen’s Kappa

A

Een statistiek die iets zegt over de overeenstemming tussen twee codeurs, waarbij gebruik gemaakt wordt van kanscorrectie. Cohen’s Kappa is alleen geschikt voor nominale data, die gecodeerd wordt door twee codeurs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Corpus

A

Een corpus is een verzameling van teksten of andere boodschappen, die samengesteld is om een representatief beeld te geven van teksten of andere boodschappen in een bepaald domein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dagboekstudie

A

Een dagboekstudie is een studieopzet waarbij alle deelnemers een dagboek/logboek bijhouden met hun eigen observaties. Deze dagboeken vormen samen het corpus dat bestudeerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dual use

A

Wanneer onderzoeksresultaten voor andere (vaak negatieve) doeleinden gebruikt (kunnen) worden dan de oorspronkelijke onderzoeksdoeleinden, spreken we van dual use.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dubbel coderen

A

Bij het uitvoeren van een inhoudsanalyse wordt het corpus vaak (deels) gecodeerd door meerdere codeurs, om zo te kunnen bekijken hoe betrouwbaar het codeerinstrument is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Experiment

A

Een experiment is een studie waarbij participanten worden toegewezen verschillende experimentele condities, waarbij ze worden blootgesteld aan een bepaalde stimulus, en waarna vervolgens wordt gemeten of de condities verschillen teweeg hebben gebracht tussen de verschillende groepen participanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ethische commissie

A

Een ethische commissie is een groep van mensen die wetenschappelijke voorstellen beoordelen, waarbij gekeken wordt of de voorstellen voldoen aan bestaande ethische richtlijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fonetiek

A

Vakgebied binnen de taalwetenschap dat zich richt op de perceptie en productie van spraakgeluiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Formule

A

Een functie in spreadsheetprogramma’s waarmee berekeningen kunnen worden uitgevoerd op basis van de inhoud van andere cellen in de spreadsheet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Frequentietabel

A

Een frequentietabel geeft een overzicht van de aantallen waarin de verschillende categorieën in een inhoudsanalyse voorkomen binnen de verschillende groepen die je bestudeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

IFID

A

Illocutionary Force Indicating Devices; (combinaties van) woorden die vaak samengaan met berichten van een bepaalde aard (bijvoorbeeld verontschuldigingen, doorverwijzingen, enzovoorts).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Inhoudsanalyse

A

Inhoudsanalyse is een onderzoeksmethode waarbij boodschappen systematisch gecodeerd worden om conclusies te kunnen trekken over thema’s of patronen in de data. Kwantitatieve inhoudsanalyse is vaak deductief: op basis van de literatuur wordt er een codeboek opgesteld, waarna codeurs de data categoriseren, en we conclusies trekken op basis van de frequenties van verschillende categorieën. Kwalitatieve inhoudsanalyse is een meer inductief proces, waarbij een codeerschema wordt ontwikkeld op basis van de data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Intercodeursbetrouwbaarheid

A

De mate waarin verschillende codeurs de data op dezelfde manier coderen.

22
Q

Intercodeursbetrouwbaarheidsscore

A

Een statistische score (zoals Krippendorff’s alpha of Cohen’s kappa) die aangeeft in hoeverre er overeenstemming is tussen twee of meer codeurs.

23
Q

Hawthorne effect

A

De term Hawthorne effect verwijst naar het idee dat mensen zich anders gedragen wanneer ze geobserveerd worden.

24
Q

Hoofdcodeerfase

A

De fase waarin het gehele corpus gecodeerd wordt aan de hand van het codeboek.

25
Kanscorrectie
Kanscorrectie zorgt ervoor dat er bij de berekening van intercodeursbetrouwbaarheidsscores rekening gehouden wordt met de kans dat twee codeurs het toevallig eens zijn met elkaar.
26
Krippendorff’s Alpha
Een statistiek die iets zegt over de overeenstemming tussen twee codeurs, waarbij gebruik gemaakt wordt van kanscorrectie. Krippendorff’s alpha is niet alleen geschikt voor nominale data, maar werkt bijvoorbeeld ook voor intervallen.
27
Latent
Een eigenschap is latent als deze niet direct herkenbaar is aan de fysieke eigenschappen van het item dat je codeert.
28
LIWC
Linguistic Inquiry and Word Count is een bekende methode om op basis van woordfrequenties iets te zeggen over de mentale toestand of persoonskenmerken van de auteur van een tekst.
29
Machine learning
Een vakgebied dat zich richt op de ontwikkeling van algoritmes die computers in staat stellen om bepaalde taken steeds beter te kunnen uitvoeren naarmate ze blootgesteld zijn aan steeds meer data.
30
Manifest
Een eigenschap is manifest als deze herkenbaar is aan de fysieke eigenschappen van het item dat je codeert.
31
Morfologie
Morfologie is een vakgebied binnen de taalwetenschap dat bestudeert hoe woorden zijn opgebouwd uit verschillende betekenisvolle componenten (die morfemen worden genoemd).
32
Non-verbale communicatie
Vormen van communicatie die naast geschreven en gesproken taal bestaan, zoals lichaamstaal, houding, en gezichtsuitdrukkingen.
33
PRISMA
Een onderzoeksmethode voor literatuurstudies, die ook gebruikt kan worden om de dataverzameling bij een inhoudsanalyse helder in kaart te brengen.
34
Pilotstudie
Uitprobeerfase waarin gekeken wordt naar de praktische haalbaarheid van de inhoudsanalyse, en waarin aangetoond dient te worden dat de intercodeursbetrouwbaarheid goed genoeg is om aan het eind van de studie generaliseerbare conclusies te kunnen trekken.
35
Positionaliteit
Betreft het expliciet maken van je identiteit en je houding en aannames ten opzichte van het onderwerp dat je onderzoekt.
36
Preregistratie
Voordat je een studie uitvoert, kun je het volledige studieprotocol, de hypothesen, en het analyseplan vastleggen en indienen bij een centraal archief (zoals OSF of AsPredicted.org) waar deze gegevens worden opgeslagen.
37
Pseudonimiseren
Pseudonimiseren betekent dat je de identificerende gegevens van iemand versleutelt (bijvoorbeeld iedere naam vervangen door een uniek nummer), waardoor de identiteit van de betrokken personen verborgen is.
38
Reflexiviteit
Betreft het kritisch bevragen van jouw positionaliteit en de effecten die jouw positionaliteit kan hebben op je onderzoek.
39
Sampling
Het nemen van een steekproef. Hierbij zijn verschillende samplingstrategieën mogelijk, die elk verschillende voor- en nadelen hebben in de representativiteit van de steekproef en de praktische uitvoerbaarheid van de methode.
40
Semantiek
Vakgebied binnen de taalwetenschap dat zich richt op het bestuderen van de letterlijke betekenis van talige uitingen.
41
Semi-automatisch coderen
Codeerstrategie waarbij mensen en computers samenwerken om efficiënter teksten te coderen.
42
Sentiment-analyse
Parapluterm voor automatische analyses die een indicatie geven van het positieve danwel negatieve sentiment van een tekst.
43
Sociolinguïstiek
Vakgebied binnen de taalwetenschap dat bestudeert hoe sociale verhoudingen ons taalgebruik beïnvloeden.
44
Syntax
Vakgebied binnen de taalwetenschap dat zich richt op het begrijpen van de zinsbouw van natuurlijke talen, zoals het Nederlands, het Swahili of het Zweeds.
45
Spreadsheet
Een spreadsheet (Nederlands: rekenblad) is een grote elektronische tabel waarbij je gegevens kunt invoeren.
46
Taalhandeling
De term taalhandeling verwijst naar het idee dat je met een talige uiting niet alleen informatie overbrengt, maar ook veranderingen teweeg kan brengen in de wereld.
47
Taalmodel
Een taalmodel is een computationeel model dat op basis van grote verzamelingen tekst in staat is om van een tekstfragment te voorspellen hoe dat fragment verder zou kunnen gaan.
48
Trainen
Binnen inhoudsanalyse spreken we over twee soorten training: het trainen van codeurs, en het trainen van programma’s om automatisch te coderen.
49
Units
Er zijn drie verschillende soorten eenheden die we onderscheiden voor inhoudsanalyse: 'Hoe reageren mensen op deze video's?' sampling unit --> wat je verzamelt voor je corpus (bijv. 100 TikTok video's. 1 TikTok video = 1 sampling unit) data collection unit --> wat je gaat coderen (bijv. reacties onder de TikTok-video, 1 reactie = 1 data collection unit) unit of analysis --> waarop je conclusie baseert (de negativiteit of positiviteit van reacties per video, toon per video = 1 unit of analysis) Sampling unit en data collection unit zijn voor codeerfase Unit of analysis is na codeerfase
50
Variabele
De term ‘variabele’ verwijst naar een bepaalde eigenschap die je wil meten. Een variabele omvat bij een inhoudsanalyse vaak meerdere categorieën.
51
Versiebeheer
Versiebeheer gaat over de manier waarop je met onderzoeksdata, codeboeken, programmeercode, en ander onderzoeksmateriaal omgaat.
52
Vulgreep
Functionaliteit in spreadsheetprogramma’s om de inhoud van een cel (of reeks cellen) te kopiëren naar een andere cel (of reeks cellen).