Thema 1 Motoriek en motorische stoornissen Flashcards

(174 cards)

1
Q

Verschil CZS en PZS

A

CZS: cerebrum cerbellum ruggenmerg
PZS: hersenzenuwen ruggenmergzenuwen ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afferente vs efferente zenuwstelsel

A

Afferente gedeelte geeft info uit deomgeving door aan het CZS
Efferente ZS geeft informatie vanuit CZS naar periferie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 hoofdtaken neuronen

A

Receptie (overnemen elektrische en chemische prikkels uit periferie, mn in dendrieten)
Integratie (info uit alle dendrieten, geïntegreerd in perikaryon)
Conductie (voortgeleiden van impuls over langere afstand)
Transmissie (obv synaptische beïnvloeding een actie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gemyeliniseerde vezel: centraal/perifeer

A

insnoeringen/knoop van Ranvier (= sprongsgewijze voortgeleiding zenuwstelsel)

Perifeer: cellen van Schwann
Centraal: oligodendrocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie sensor

A

De functie van een sensor is het omzetten van een van buiten of binnen het lichaam komende prikkel in een trein van actiepotentialen die het CZS informatie vertrekken over e plaats, duur en sterkte van de prikkel, zodat dit tot een bewuste waarneming kan leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 algemene sensoren

A

exteroceptieve sensoren (huid)
Interoceptieve sensoren (in het lichaam)
Proprioceptieve sensoren (in voortbewegingsapparaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorbeelden specifieke sensoren (3)

A

Oog
Oor
Smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 sensoren in het lichaam

A

Mechanoreceptoren
Chemoreceptoren
Fotosensoren (ogen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Receptief veld

A

Aantal sensoren wat op 1 specifieke zenuw terugvalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Segmentale innervatie (3)

A

Sclerotomen (bot)
Myotomen (spier)
Dermatomen (huid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Discriminatievermogen

A

Vertelt hoeveel sensoren het ene stukje en hoeveel sensoren het andere stukje innerveren (bv op rug 1 cm onderscheidend vermogen, terwijl op vingers 1mm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen schakelneuronen?

A

Schakelneuronen kunnen impuls moduleren (uitdoven/versterken). In CZS zijn interneuronen over het algemeen remmend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie functionele niveau’s sensibele banen

A
  1. Perifeer ingangsniveau
  2. Centraal verwerkingsniveau (ruggenmerg/CZS)
  3. Bewustwordingsniveau (cortex)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vitale sensibiliteit
Wat? (3)
Via welke receptoren?
Waar?
Welke vezels?

A

Pijn
Temperatuur
Grove tast

Nociceptoren

Anterolateraal

Dunne gemyeliniseerde en ongemyeliniseerde vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gnostische sensibiliteit
Wat? (4)
Via welke receptoren?
Waar?
Welke vezels?

A

Aanrakingszin/fijne tast
Bewegingszin
Positiezin
Vibratiezin

Mechanoreceptoren

Dorsaal

Dikke gemyeliniseerde vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verloopt de zenuwbaan voor vitale sensibiliteit?

A

1e neuron komt binnen in ruggenmerg en synapteert over
2e neuron kruist de midline en gaat omhoog in de tractus spinothalamicus naar de thalamus en synapteert daar over
3e neuron ontstaat in de thalamus en gaat naar de primaire sensore cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verloopt de zenuwbaan voor gnostische sensibiliteit?

A

1e neuron komt binnen in ruggenmerg en gaat omhoog in de achterstrengen naar de medullo oblongata en synapteert daar over in de nucleus gracilis (been) en cuneatus (arm)
2e neuron kruist de midline en gaat omhoog in de lemniscus medialis naar de thalamus en synapteert daar over
3e neuron ontstaat in de thalamus en gaat naar de primaire sensore cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Primaire somatosensorische cortex ook wel … genoemd

A

Gyrus postcentralis (sensibele input)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Motoriek onderverdeeld in 3 groepen:

… (vb reflex)
… (vb lopen)

-> … motoriek (vb opstaan)
-> … motoriek (vb schrijven)

A

Automatisch (vb reflex)
Stereotypisch (vb lopen)
Willekeurig
-> Grove motoriek (vb opstaan)
-> Fijne motoriek (vb schrijven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Motoriek aangestuurd via …. Liggen in de … -> final common path. Input via: (3)

A

Motoriek aangestuurd via alfa-motoneuronen. Liggen in de voorhoorn (motorische voorhoorncellen) -> final common path. Input via:
- Afferente input
- Hogere centra (cerebrum)
- Lokale netwerk (alle interneuronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Piramidale systeem = … + …

A

Tractus corticobulbaris + tractus corticospinalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Alle corticospinale banen komen samen bij …

A

Capsula interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Motorische baan, vanaf cortex -> …

A

Vanaf cortex -> capsula interna -> deel (85%) kruist in medulla oblongata over (corticospinalis lateralis) en deel loopt door (corticospinalis anterior).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Mediale groep alfa-motoneuronen verzorgen spiergroep …
Laterale groep alfa-motoneuronen verzorgen spiergroep …

A

Mediaal: spieren van schoudergordel en rompspieren
Lateraal: extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Commandoniveau is voor …
Sturing willekeurige bewegingen
26
Corticale motorische velden zijn belangrijk bij …
Aanzetten van willekeurige bewegingen
27
3 motorische schorsen:
Premotorische schors Brodmann veld nr 6 Primaire motorische schors (primaire motorneuron, gyrus precentralis) (M1) Brodmann veld nr 4 Supplementaire motorische schors (M2) Brodmann nr 6 (ligt net voor de gyrus precentralis)
28
Wat doet het cerebellum? Sensorische input in …
Vergelijkt motorische informatie met sensibele input die we hebben gekregen. Sensorische input voornamelijk in vermis (centrale deel cerebellum).
29
Functie cerebellum (3)
Uitvoering beweging Plannen programmeren beweging Evenwicht en oogbewegingen
30
Wat voor afwijkingen in LO kan je krijgen bij beschadiging cerebellum? (5)
Intentietremor -> Dysmetrie -> Dysdiadochokinese Dysartrie Agrafie Ataxie Evenwichtstoornissen
31
Wat doet basale ganglia?
Basale ganglia ontvangt en verstuurt constant informatie naar cortex -> geheugen voor automatische programma’s in motoriek. Met name dus voor geautomatiseerde bewegingen.
32
Belangrijkste onderdelen basale ganglia (4)
Striatium (capsula interna loopt er doorheen) -> Nucleus caudatus -> Putamen Pallidus (Sub)thalamuskernen Substantia nigra
33
Aandoening basale ganglia leidt met name tot …
Bewegingsstoornissen
34
Wat is een reflex?
Een reflex is een onwillekeurige activiteit van een effector die het gevolg is van een instroom van impulsen uit een of meer sensoren.
35
5 stappen reflexboog
1. Sensor 2. Afferent deel (sensor -> CZS) Meestal vitaal ongemyliniseerde vezels, gnostisch gemyeliniseerde vezels 3. Interneuronen bepalen remming/versterking signaal 4. Efferent deel (CZS -> alfa-motoneuron) 5. Motorische eenheid (effector)
36
3 soorten reflexen
Exteroceptieve reflex (terugtrekreactie bij iets scherps) Interoceptieve reflex (kokhalsreflex bij vinger in keel) Proprioceptieve reflex (kniepeesreflex)
37
… kan tonus tot stand houden en doorbreken
Formatio reticularis kan tonus tot stand houden en doorbreken -> nodig om een beweging te initiëren.
38
Houdingsregeling dmv (5)
Drukgevoelige sensoren in huid Proprioceptoren in spieren Evenwichtsorgaan Spierspoelen in de nek Visus
39
Hoe werkt lopen zo ‘automatisch’?
Tijdens het lopen maak je gebruik van een buig- en strekreflex. Een sensor geeft invloed (vb pijn) via ganglion naar CZS -> terugtrekreflex (flexie). Door interneuronen overschakelen contra-latale been -> extensie.
40
Voor elke beweging (willekeurig/onwillekeurig) is de excitatie van … nodig.
alfa-motorische voorhoorncellen
41
De motorische voorhoorncellen kunnen worden verdeeld in twee groepen:
De motorische voorhoorncellen kunnen worden verdeeld in een mediale groep die de axiale en proximale extremiteitsspieren bestuurt, en een laterale groep die de distale delen van de extremiteiten innerveert.
42
Een willekeurige beweging komt tot stand door samenwerking van een aantal verschillende gebieden in het CZS (met ieder een eigen functie), namelijk; (3)
Het commandoniveau (waar het signaal voor de start van de beweging vandaan komt en het doel van de beweging wordt vastgesteld Het coordinatieniveau (van waaruit de beweging uit een juiste excitatie en inhibitie van synergisten en antagonisten wordt opgebouwd Het uitvoeringsniveau (dat ervoor zorgt dat de beweging correct wordt uitgevoerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van reflexkringen)
43
Het commandoniveau van waaruit elke willekeurige beweging wordt geiniteerd, bevindt zich in de … kwab van de hemisferen. Het omvat de (3).
Het commandoniveau van waaruit elke willekeurige beweging wordt geiniteerd, bevindt zich in de frontale kwab van de hemisferen. Het omvat de primaire motorische schors (MI), de supplementaire motorische schors (MII) en de premotorische schors.
44
Vanuit de primaire motorische schors lopen impulsen via een deel van de tractus … en de tractus … naar de motorische voorhoorncellen van vooral de laterale groep. Deze innerveren volledig gekruist de ...
Vanuit de primaire motorische schors lopen impulsen via een deel van de tractus corticobulbaris en de tractus corticospinalis lateralis naar de motorische voorhoorncellen van vooral de laterale groep. Deze innerveren volledig gekruist de gezichtsmusculatuur en de distale extremiteiten. De impulsen dienen voor de precieze bewegingen.
45
De coordinatie wordt uitgevoerd door (3).
Het cerebellum, de basale ganglia en delen van de hersenstam
46
Een reflexkring bestaat uit: (5)
Een sensor Centripetaal deel (= afferent neuron) Centraal deel (ten minste 1 synapsovergang, meestal 1 of meer interneuronen) Centrifugaal deel (= efferent neuno) Effector (animale reflexen hebben altijd een skeletspier als effector)
47
Tijdens het lopen maakt men gebruik van een combinatie van …
Buig- en strekreflexen
48
Ritmische oscillerende beweging
Tremor
49
Onvoorspelbare, overdreven irregulaire, vaak gracieuze bewegingen
Chorea
50
Eenzijdige slaande of gooiende bewegingen
Ballisme
51
Bradykinesie
Vertraagde uitvoering van bewegingen
52
Bij de signaaloverdracht van sensor op … vindt een ‘vertaling’ van prikkelsterkte naar frequentie van actiepotentialen plaats.
Sensor op neuron Het aantal geactiveerde sensoren in een receptief veld geeft ook informatie over de prikkelsterkte.
53
In het sensorische systeem kan men drie niveaus onderscheiden:
Perifeer ingangsniveau Centraal verwerkingsniveau Bewustwordingsniveau
54
De somatosensorische impulsen van de secundaire neuronen schakelen in de … over op tertiaire neuronen die eindigen in het somatosensorische gebied van de hersenschors.
nucleus ventralis posterolateralis van de thalamus
55
Noem de 12 hersenzenuwen
1 N. olfactorius 2 N. opticus 3 N. oculomotorius 4 N. trochlearis 5 N. trigeminus 6 N. abducens 7 N. facialis 8 N. vestibulo-cochlearis 9 N. glossopharyngeus 10 N. vagus 11 N. accessorius 12 N. hypoglossus Op ons oude tuin terras at Frits verse groente van Albert Heijn Voor motorisch, sensibel of beide: Some say marry money but my brother says big brains matter more
56
Wat zijn hersenzenuwen?
Directe zenuwaftakkingen van de hersenen en hersenstam
57
Hersenzenuw I Functie? Test?
N. Olfactorius - sensibel Functie: reuk Test: op indicatie geurstaafjes
58
Hersenzenuw II Functie? Test?
N. Opticus - sensibel Functie: visus Test: snellenkaart, pupilreflex (afferent), gezichtsveldonderzoek (confrontatie volgens Donders), fundoscopie Lichtbron in zieke oog -> geen vernauwing, lichtbron in gezonde oog -> wel indirecte vernauwing
59
Hersenzenuw III Functie? Test?
N. Oculomotorius - motorisch Functie: 4 van de 6 uitwendige oogspieren (m rectus superior, m rectus inferior, m rectus medialis, m obliquus inferior) + heffen ooglid (m levator palpebrae) + pupil (m sfincter pupillae en m cilliaris (parasymp), m dilatator pupilae en m tarsalis superior (symp) Test: oogstand (reflectielampje), oogvolgbewegingen, ptosis, pupilreflex (efferent -> vernauwen pupil). Abductie + depressie. Lichtbron in zieke oog -> geen vernauwing zieke oog, wel indirect contralaterale oog. Lichtbron in gezonde oog -> wel vernauwing in gezonde oog, maar geen indirecte vernauwing zieke oog.
60
Hersenzenuw IV Functie? Test?
N. trochlearis - motorisch Functie: M. Obliquus superior Test: oogstand (reflectielampje), oogvolgbewegingen Bij leasie: niet meer naar beneden kijken
61
Hersenzenuw V Functie? Test?
N. Trigeminus - sensibel EN motorisch Functie: sensibiliteit gelaat (V1: ramus opthalmicus = voorhoofd, oog, neus, bijholten en hersenvliezen, V2: ramus maxillaris = bovenkaak, boventanden, lip, palatum neus en sinus maxillaris, V3: ramus mandibularis = onderkaak, ondertanden, lip, tweederde tong, externe gehoorgang en hersenvliezen), motorisch kauwspieren Test: sensibiliteit drie takken, corneareflex, kauwmusculatuur (met spatel)
62
Hersenzenuw VI Functie? Test?
N. Abducens - motorisch Functie: m. Rectus lateralis Test: oogstand, OVB Afwijkend: dubbelbeelden
63
Hersenzenuw VII Functie? Test?
N. Facialis - sensibel EN motorisch Functie: sensibel smaak 2/3 tong, traan- slijm- en speekselsecretie. Motorisch: complete aangezichtsmusculatuur Test: symmetrie musculatuur, smaak op indicatie, corneareflex
64
Hersenzenuw VIII Functie? Test?
N. vestibulo-cochlearis - sensibel Functie: sensibel: gehoor en evenwicht Test: gehoor (fluisterspraak, Rinne: geleiding, Weber: perceptie/geleiding), evenwicht, nystagmus
65
Hoe werkt de proef van Rinne / Weber?
Plaats de voet van de trillende stemvork op het mastoïd en vraag de patiënt of hij dit hoort. Houd de stemvork meteen daarna voor het oor en vraag of het geluid luider wordt. Deze proef van Rinne is gestoord als het volume van het geluid voor het oor niet harder is. Dit wijst op een geleidingsstoornis. Bij de proef van Weber plaats je de trillende stemvork midden op het hoofd en vraag je de patiënt of hij het geluid in het midden, of links of rechts hoort. Als hij het aan één kant beter hoort, wijst dit op een geleidingsstoornis aan de kant van het geluid of een perceptiestoornis aan de andere kant. Met de combinatie van deze twee proeven kun je uitmaken of een hardhorendheid aan een kant op een geleidings- of een perceptiestoornis berust.
66
Hersenzenuw IX Functie? Test?
N. glossopharyngeus - sensibel EN motorisch Functie: sensibel > motorisch, smaak achterste 1/3 tong, innervatie farynx, larynx en oesophagus Test: smaakonderzoek, slikonderzoek, overlap met HZ X. Vaak nasale spraak.
67
Hersenzenuw X Functie? Test?
N. Vagus - sensibel EN motorisch Functie: motorisch > sensibel, smaak achterste 1/3 tong, innervatie farynx, larynx, oesophagus Test: slikonderzoek, symmetrie pharynxbogen, uvula in midline, hees spreken (N recurrens = aftakking n vagus)
68
Hersenzenuw XI Functie? Test?
N. Accessorius (motorisch) Functie: m sternocleidomastoideus, m trapezius Test: hoofd indraaien tegen weerstand, schouders heffen tegen weerstand
69
Hersenzenuw XII Functie? Test?
N. Hypoglossus - motorisch Functie: motorisch: tongmusculatuur Test: fasciculaties, atrofie Tongmotoriek: bij laesie rechts tongdeviatie naar rechts (dus naar zieke kant)
70
Linker gezichtsveld in ...hemisfeer Rechter gezichtsveld in ...hemisfeer
Linker gezichtsveld in rechterhemisfeer Rechter gezichtsveld in linkerhemisfeer
71
Laesie linkerhemisfeer: voorkeursstand hoofd en ogen naar ...
Laesie linkerhemisfeer: voorkeursstand hoofd en ogen ook naar links (“verwijtend aankijken”)
72
Verschil centrale en perifere facialisparese
Centrale facialisparese: spieren voorhoofd en ogen bilaterale aansturing, onder niet meer -> parese contralaterale spieren enkel onderkant gelaat. Kan beide ogen nog goed sluiten. Perifere facialisparese: buiten CZS, dus nog maar 1 aansturingsrichting -> dus naast parese onderste gelaat ook aan contralaterale zijde niet meer oog kunnen sluiten.
73
Noem 9 hogere corticale functies
- Oriëntatie - Taal - Geheugen - Rekenen - Abstract denken - Gelijkenissen/verschillen - Planning - Handelen - Ruimtelijk inzicht
74
Motoriek test gradering spierkracht 0 t/m 5
0 = geen beweging mogelijk (de spier wordt niet voelbaar aangespannen) 1 = spier wordt aangespannen (zichtbare contractie, echter beweging is niet waarneembaar) 2 = bij opgeheven of verminderde zwaartekracht beweging mogelijk 3 = zwaartekracht overwinnen 4 = weerstand iets minder dan onderzoeker verwacht 5 = de geboden weerstand is normaal
75
Noem 7 coördinatie testen
Vingertop-proef Vingertop-neus-proef Knie-hak-proef Disdiadochokinese Koorddansersgang Proef van Romberg Lopen/gangspoor
76
Noem 10 testen voor reflexen
Bicepspeesreflex Tricepspeesreflex Brachioradialisreflex Kniepeesreflex Achillespeesreflex Voetzoolreflex Buikhuidreflex Anaalreflex Corneareflex Primaire reflexen
77
Meningeale prikkelingsproeven
Teken van Kernig (hevige pijn bij het strekken van de gebogen knie) Teken van Brudzinski (reflectoir buigen van de benen bij flexie van het hoofd)
78
Kiemschijf bestaat uit (4) Welke vormt de zenuwen/hersenen?
Endoderm Mesoderm Ectoderm Somieten Ectoderm vormt uiteindelijk Zenuwen, hersenen, huid
79
Na 14 dagen ontstaat er vanuit het ectoderm een groeve + verdikking. Dit is de …
Neurale plaat/lijst
80
Neurulatie =
Neurale plaat vormt zich in de neurale buis
81
De neurale buis sluit van … Gaat het onder fout? Ziektebeeld … Gaat het boven fout? Ziekte beeld …
Binnenuit Spina bifida Anencefalie
82
Een neuron bestaat uit: (3)
Cellichaam (perikaryon) Dendrieten Axon
83
Dendrieten
Onderdeel van neuron, geleiden prikkels naar cellichaam toe
84
Axon
Onderdeel van neuron, stuurt signaal van de cel af
85
De gliacellen in het perifeer zenuwstelsel noemen we de:
Cellen van Schwann (myelineschede)
86
De gliacellen in het centraal zenuwstelsel noemen we de:
Oligodendrocyten (myelineschedes)
87
Myeline zorgt voor … Myeline heeft een … kleur Cellichaam heeft een … kleur
Isolatie, bescherming, versnelling Witte Grijze
88
Hoe noem je de ruimtes tussen de myelinescheden/cellen van Schwann in?
Insnoeringen van Ranvier, signaal ‘springt’
89
Waar in de hersenen bevindt zich de primaire somatosensorische cortex?
Gyrus postcentralis
90
Laatste stukje ruggenmerg wordt ook wel .. genoemd en zit bij niveau ..
Conus medullaris/terminalis L1-L2
91
De hersenen bestaan uit compartimenten, gescheiden door een bindweefselschot. Welke twee zijn er?
Falx cerebri -> bindweefselschot centraal gelegen tussen beide hemisferen Tentorium cerebelli -> tussen cerebrum en cerebellum
92
Volgorde structuren van de schedel van buiten naar binnen (6)
Huid Periosteum Bot Dura mater Arachnoid Pia mater
93
Waar zit de epidurale ruimte?
Tussen bot en dura mater
94
Waar zit de subdurale ruimte?
Tussen dura mater en arachnoid
95
Waar zit de subarachnoidale ruimte?
Tussen arachnoid en pia mater
96
Kenmerken/symptomen schedelbasisfractuur (4)
Liquorrhoe (oor/neus) -> halo sign (liquor loopt verder uit dan het bloed) Brilhematoom Hematotypanum Battle’s sign
97
EMV staat voor
Eye opening, best Motor response, best Verbal response
98
EMV score: E1 =
Openen van ogen: niet reageren
99
EMV score: E2 =
Openen van ogen: op pijnprikkels reageren
100
EMV score: E3 =
Oenen van ogen: op aanspreken reageren
101
EMV score: E4 =
Openen van ogen: spontaan reageren
102
EMV score: M1 =
Motorische reactie: geen reactie op pijnprikkel(s)
103
EMV score: M2 =
Motorische reactie: strekken Krampachtig strekken van de armen met naar buitendraaien van de hand(en). Volledige spierspanning over het hele lichaam is mogelijk
104
EMV score M3 =
Motorische reactie: abnormaal buigen Armen en handen worden op een typische krampachtige manier geplooid. De benen zijn meestal gestrekt.
105
EMV score M4 =
Motorische reactie: terugtrekken / afweren Het slachtoffer maakt afwerende beweging bij pijnprikkel, maar de handen bewegen niet tot aan de pijnlocatie. De hand kan ook teruggetrokken worden.
106
EMV score M5 =
Motorische reactie: lokaliseren Bij pijnprikkel aan een hand: Het slachtoffer brengt de andere hand bij de pijnprikkel over de middellijn van het lichaam. Bij pijnprikkel orbitaal: Het slachtoffer brengt een hand boven de schouders
107
EMV score M6 =
Motorische reactie: opdrachten uitvoeren Het slachtoffer voert een eenvoudige opdracht uit.
108
EMV score V1 =
Verbale respons: geen reactie
109
EMV score V2 =
Verbale respons: geluiden maken (onverstaanbaar)
110
EMV score V3 =
Verbale respons: woorden zeggen (inadequaat)
111
EMV score V4 =
Verbale respons: zinnen zeggen, verward
112
EMV score V5 =
Adequate antwoorden, georienteerd
113
Welke oogspieren worden aangestuurd door hersenzenuw III?
inferior oblique medial rectus superior rectus inferior rectus
114
Welke oogspieren worden aangestuurd door hersenzenuw VI?
lateral rectus
115
Welke oogspieren worden aangestuurd door hersenzenuw IV?
superior oblique
116
Autonomisch zenuwstelsel = visceromotorische systeem Bestaat uit:
(Ortho)sympatisch en parasympatisch
117
Primaire hersenblaasjes (28 dgn)
Prosencephalon Mesencephalon Rhombencephalon Caudale deel neurale buis
118
Secundaire hersenblaasjes (48 dgn)
Telencephalon Diencephalon Mesencephalon Metencephalon Myelencephaon Ruggenmerg Ezelsbruggetje: Tel Die Messen Met Mij
119
Volwassen structuren hersenen
Cerebrum Diencephalon Mesencephalon Cerebellum + pons Medulla oblongata Ruggenmerg
120
cerebrospinale vloeistof (CSF)
liquor (hersenvocht)
121
Liquorproductie door:
plexus chroideus: laterale, derde en vierde ventrikels
122
Liquorcirculatie gaat via (6)
1 Laterale ventrikels (li/re) 2 Derde ventrikel 3 Aqueductus cerebri 4 Vierde ventrikel 5 Subarachnoidale ruimte (rondom hersenen en ruggenmerg) 6 Veneuze sinus -> bloedsomloop
123
Hydrocephalus =
disbalans van liquor aanmaak en afvoer. Bijvoorbeeld bij obstructie aqueductus cerebri
124
Welk hersenblaasje vormt uiteindelijk het grootste deel van de hersenen?
Telencephalon
125
Gyrus
Winding
126
Sulcus
Groeve
127
Vier hersenkwabben (lobus)
Lobus frontalis Lobus parietalis Lobus temporalis Lobus occipitalis
128
Sulcus centralis ligging
tussen lobus frontalis en lobus parietalis
129
Sulcus lateralis ligging
tussen lobus frontalis/parietalis en lobus temporalis
130
Primaire functionele gebieden: ... ligt vlak voor sulcus centralis ... ligt vlak achter de sulcus centralis ... ligt in lobus occipitalis ... ... (reuk) Centrum van Broca (90% linkerhemisfeer, spraakcentrum, uitspreken van woorden -> aangedaan: ...) Centrum van Wernicke (90% linkerhemisfeer, aangedaan: ...)
Primaire functionele gebieden: Primaire motorische cortex ligt vlak voor sulcus centralis Primaire sensibele cortex ligt vlak achter de sulcus centralis Primaire visuele cortex ligt in lobus occipitalis Primaire auditieve cortex Olfactoire cortex (reuk) Centrum van Broca (90% linkerhemisfeer, spraakcentrum, uitspreken van woorden -> aangedaan kan niet op de juiste woorden komen) Centrum van Wernicke (90% linkerhemisfeer, aangedaan: kunnen wel praten, maar geen samenhang)
131
Wat zijn basale kernen?
Clusters grijze stof in de witte stof
132
Diencephalon bevat: (5)
Diencephalon bevat onder andere de thalamus (intergratiecentrum), hypothalamus (aansturing CZS), epithalamus (oa dag- en nachtritme). Bevat ook 3e ventrikel en N. Opticus (NII)
133
Hersenstam bevat: (3)
Hersenstam bevat mesencephalon (midbrain), pons en myelencephalon (medulla oblongata). Belangrijke vitale regelcentra. Uit hersenstam ontspringen 10 van de 12 zenuwen.
134
Cerebellum ontstaat uit:
metencephalon (samen met pons)
135
Cerebellum kan worden onderverdeeld in:
Twee hemisferen, vermis en cerebellaire cortex
136
Ruggenmerg dorsale zijde: ... informatie via ...
sensibele afferente informatie via radix dorsalis
137
Ruggenmerg ventrale zijde: ... informatie via ...
Motorische efferente informatie via radix ventralis
138
radix dorsalis en radix ventralis komen samen tot ...
nervus spinalis
139
nervus spinalis vertakt zich naar twee zijde, namlijk:
ramus dorsalis en ramus ventralis (= gemengde zenuwen met zowel sensorische als sensibele informatie)
140
Welk hersenvlies bevat ankervenen?
Dura mater
141
Welk hersenvlies bevat granulaties?
Arachnoidea mater
142
Er zijn 2 belangrijke durale schotten, namelijk:
Falx cerebri (tussen hemisferen) Tentorium cerebelli (tussen cerebrum en cerebelli)
143
Vascularisatie dura door onder andere:
a. meningea media
144
Voorste en achterste arterieel systeem
Voorste: a carotis interna Achterste: a vertebralis Cirkel van Willis: communicatie tussen voorste en achterste systeem
145
Uit cirkel van Willis zes hoofdstammen
a cerebri anterior (sin + dex) A cerebri media (sin + dex) A cerebri posterior (sin + dex) Elke tak heeft een eigen verzorgingsgebied.
146
Extra-cerebrale bloedingen (3)
Epiduralaal (ruptuur a meningeale media) -> citroenvorm Subduraal (ruptuur ankervenen) -> banaanvorm Subaracnoideaal (aneurysma)
147
De topografische indeling onderscheidt het centrale zenuwstelsel (CZS – bestaat uit ruggenmerg en hersenen) en het perifere zenuwstelsel. De functionele indeling onderscheidt ...
het somatische en autonome zenuwstelsel
148
De hersenen zijn ontstaan uit een vijftal verwijdingen van het craniale deel van de neurale buis: (5)
telencephalon, diencephalon, mesencephalon, metencephalon en myelencephalon
149
Het ruggenmerg heeft een epidurale ruimte gevuld met ... en een ... en is er een verbinding tussen de dura mater en pia mater middels het ...
Het ruggenmerg heeft een epidurale ruimte gevuld met losmazig weefsel en een veneuze plexus en is er een verbinding tussen de dura mater en pia mater middels het lig. denticulatum.
150
Een viertal plexus choroidei, gelegen in een viertal ventrikels in de hersenen produceren dagelijks ... ml vocht, de liquor cerebrospinalis.
500 ml
151
Motorische cel cortex =
Centraal motorisch neuron
152
motorische cel ruggenmerg =
Perifeer motorisch neuron
153
Symptomen bij probleem centraal zenuwstelsel wat betreft kracht, tonus, reflexen, voetzoolreflex
minder kracht, verhoogde tonus, verhoogde reflexen, voetzool babinski
154
Symptomen bij probleem perifeer zenuwstelsel wat betreft kracht, tonus, reflexen, voetzoolreflex
minder kracht, minder tonus, minder reflexen, voetzool plantair
155
Doel cerebellum (3)
Zorgen dat bewegingen armen/benen/romp glad en proportioneel verlopen Zorgen dat spraak soepel verloopt Zorgen dat oogbewegingen soepel verlopen
156
… banen zijn ongekruisd Bij probleem -> symptomen?
Cerebellaire banen zijn ongekruisd. Hemisfeer -> ataxie zelfde zijde Vermis cerebelli -> ataxie bij lopen of staan (rompbalans)
157
Piramidaal systeem =
Motorische systeem
158
Wat doet het extrapiramidale systeem? Symptomen bij aangedaan?
zorgt voor soepelheid spieren Als niet goed werkt dan worden spieren: - Trager - Stijver - Er kan trillen ontstaan
159
Indeling extrapiramidale aandoeningen: Hypokinetisch (5) Hyperkinetisch (3)
Hypokinetisch (het werkt te weinig) - Parkinson - MSA-P (parkinsonisme, multipele systeem atrofie) - PSP - Lewy body dementie - Iatrogeen (bij toediening haldol, dus bij cognitieve problemen/visuele hallucinaties geen haldol geven) Hyperkinetisch (het werkt te veel) - Dystonie - Chorea - Cerebral palsy
160
Noem 3 verschillende typen neuronen
Sensorische neuronen (zintuigen -> CZS) Motorneuronen (CZS -> spieren/klieren) Interneuronen (verbinden neuronen binnen CZS) (Bron: chat GPT)
161
Hoe ziet de bouw van een neuron eruit?
Dendrieten (ontvangst van signalen) Cellichaam (met de kern en organelen) Axon (geleiding van signalen) Axonuiteinden (communicatie met andere neuronen) (Bron: chat GPT)
162
Waar bestaat de synaps uit?
Presynaptische terminal (afgiftepunt neurotransmitters) Synaptische spleet (ruimte tussen presynaptische en postsynaptische membraan) Postsynaptische membraan (ontvangt neurotransmitters) (Bron: chat GPT)
163
Wat is het extrapiramidaal systeem (volgens chat GPT)?
Het extrapiramidale systeem omvat verschillende structuren in de hersenen die betrokken zijn bij motorische controle, zoals e basale ganglia en delen van d hersenstam. Het speelt een rol bij het initieren en moduleren van bewegingen, maar niet rechtstreeks via de piramidebanen.
164
Geef aan wat de gevolgen zijn voor het looppatroon bij schade aan: - het CMN - het PMN - het cerebellum - de basale ganglia - de achterstreng
CMN: spasticiteit en stijfheid PMN: spierzwakte en atrofie Cerebellum: ongecoordineerd looppatroon en evenwichtsproblemen Basale ganglia: hypokinesie, tremoren, loopstoornissen Achterstreng: verlies van proprioceptie en onstabiel looppatroon (Bron: chat GPT)
165
Verschil cerebellire ataxie vs sensibele ataxie (volgens chat GPT)
1. **Cerebellaire ataxie:** - Cerebellaire ataxie wordt veroorzaakt door schade aan het cerebellum, wat resulteert in ongecoördineerde bewegingen, evenwichtsproblemen en dysmetrie (moeite met het uitvoeren van nauwkeurige bewegingen). - Patiënten kunnen problemen hebben met het uitvoeren van snelbewegingen, zoals snelle alternerende bewegingen, vinger-tot-neus testen en hiel-tot-scheen testen. - Dysartrie (spraakstoornissen) en nystagmus (onwillekeurige oogbewegingen) zijn vaak aanwezig bij cerebellaire laesies. 2. **Sensibele ataxie:** - Sensibele ataxie wordt veroorzaakt door problemen in de sensorische banen van het ruggenmerg of perifere zenuwen, wat resulteert in een verstoord gevoel van positie en beweging (proprioceptie). - Patiënten kunnen een breedbasisch gangpatroon vertonen, maar dit wordt veroorzaakt door onzekerheid over de positie van de ledematen in plaats van ongecoördineerde bewegingen. - Verlies van vibratiegevoel en proprioceptie zijn typische kenmerken van sensibele ataxie. - Reflexen kunnen verminderd zijn of afwezig zijn bij sensibele ataxie, terwijl ze meestal intact zijn bij cerebellaire ataxie.
166
- Spasticiteit (verhoogde spierspanning) - Hyperreflexie (verhoogde reflexen) - Babinski-teken (extensie van de grote teen bij het stimuleren van de zool van de voet) - Krachtverlies en verlies van fijne motorische controle in de spieren onder controle van het aangetaste gebied in de hersenen of het ruggenmerg. Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Centraal Motorneuron (CMN)
167
- Spieratrofie (verlies van spiermassa) - Fasciculaties (onwillekeurige spiercontracties) - Verminderde spierspanning (hypotonie) - Verminderde reflexen (hyporeflexie of areflexie) Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Perifeer Motorneuron (PMN)
168
- Verlies van motorische functie in de spieren die door de aangetaste zenuwwortel worden geïnnerveerd - Mogelijk radiculaire pijn (pijn die langs het verloop van de aangedane zenuwstraal uitstraalt) Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Radix Centralis (voorste wortel van het ruggenmerg)
169
- Sensibele stoornissen zoals gevoelsverlies, tintelingen, of pijn in het dermatoom dat door de aangetaste zenuwwortel wordt geïnnerveerd - Mogelijk verlies van reflexen in het dermatoom Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Radix Dorsalis (achterste wortel van het ruggenmerg)
170
Er kunnen motorische, sensorische en reflexveranderingen optreden in het corresponderende dermatoom en myotoom. Waar zit dan meest waarschijnlijk de schade?
Spinale zenuw
171
- Ongecoördineerde bewegingen (ataxie) - Verlies van balans en coördinatie - Nystagmus (onwillekeurige oogbewegingen) - Dysartrie (spraakstoornissen) Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Cerebellum
172
- Hypokinesie (verminderde bewegingsbereik) - Tremor in rust - Chorea (onwillekeurige, niet-ritmische bewegingen) - Dystonie (onwillekeurige spiersamentrekkingen) Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Basale ganglia
173
- Verlies van proprioceptie (gevoel van lichaamspositie) - Verminderde vibratiegevoel - Verlies van discriminatief aanrakingsgevoel Waar zit meest waarschijnlijk de schade?
Achterstreng
174
Wat is athetose?
Athetose is een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door langzame, onvrijwillige, kronkelende bewegingen van de ledematen, gezichtsspieren en soms de romp. Deze bewegingen worden vaak beschreven als wringend of kronkelend en kunnen variëren in intensiteit van mild tot ernstig. Athetose is meestal het gevolg van schade aan bepaalde delen van de hersenen, met name de basale ganglia, die betrokken zijn bij het reguleren van de controle over de spierbewegingen. (Bron chat GPT)