Thema 1 Motoriek en motorische stoornissen Flashcards

1
Q

Verschil CZS en PZS

A

CZS: cerebrum cerbellum ruggenmerg
PZS: hersenzenuwen ruggenmergzenuwen ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afferente vs efferente zenuwstelsel

A

Afferente gedeelte geeft info uit deomgeving door aan het CZS
Efferente ZS geeft informatie vanuit CZS naar periferie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 hoofdtaken neuronen

A

Receptie (overnemen elektrische en chemische prikkels uit periferie, mn in dendrieten)
Integratie (info uit alle dendrieten, geïntegreerd in perikaryon)
Conductie (voortgeleiden van impuls over langere afstand)
Transmissie (obv synaptische beïnvloeding een actie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gemyeliniseerde vezel: centraal/perifeer

A

insnoeringen/knoop van Ranvier (= sprongsgewijze voortgeleiding zenuwstelsel)

Perifeer: cellen van Schwann
Centraal: oligodendrocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie sensor

A

De functie van een sensor is het omzetten van een van buiten of binnen het lichaam komende prikkel in een trein van actiepotentialen die het CZS informatie vertrekken over e plaats, duur en sterkte van de prikkel, zodat dit tot een bewuste waarneming kan leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 algemene sensoren

A

exteroceptieve sensoren (huid)
Interoceptieve sensoren (in het lichaam)
Proprioceptieve sensoren (in voortbewegingsapparaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorbeelden specifieke sensoren (3)

A

Oog
Oor
Smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 sensoren in het lichaam

A

Mechanoreceptoren
Chemoreceptoren
Fotosensoren (ogen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Receptief veld

A

Aantal sensoren wat op 1 specifieke zenuw terugvalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Segmentale innervatie (3)

A

Sclerotomen (bot)
Myotomen (spier)
Dermatomen (huid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Discriminatievermogen

A

Vertelt hoeveel sensoren het ene stukje en hoeveel sensoren het andere stukje innerveren (bv op rug 1 cm onderscheidend vermogen, terwijl op vingers 1mm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen schakelneuronen?

A

Schakelneuronen kunnen impuls moduleren (uitdoven/versterken). In CZS zijn interneuronen over het algemeen remmend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie functionele niveau’s sensibele banen

A
  1. Perifeer ingangsniveau
  2. Centraal verwerkingsniveau (ruggenmerg/CZS)
  3. Bewustwordingsniveau (cortex)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vitale sensibiliteit
Wat? (3)
Via welke receptoren?
Waar?
Welke vezels?

A

Pijn
Temperatuur
Grove tast

Nociceptoren

Anterolateraal

Dunne gemyeliniseerde en ongemyeliniseerde vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gnostische sensibiliteit
Wat? (4)
Via welke receptoren?
Waar?
Welke vezels?

A

Aanrakingszin/fijne tast
Bewegingszin
Positiezin
Vibratiezin

Mechanoreceptoren

Dorsaal

Dikke gemyeliniseerde vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verloopt de zenuwbaan voor vitale sensibiliteit?

A

1e neuron komt binnen in ruggenmerg en synapteert over
2e neuron kruist de midline en gaat omhoog in de tractus spinothalamicus naar de thalamus en synapteert daar over
3e neuron ontstaat in de thalamus en gaat naar de primaire sensore cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verloopt de zenuwbaan voor gnostische sensibiliteit?

A

1e neuron komt binnen in ruggenmerg en gaat omhoog in de achterstrengen naar de medullo oblongata en synapteert daar over in de nucleus gracilis (been) en cuneatus (arm)
2e neuron kruist de midline en gaat omhoog in de lemniscus medialis naar de thalamus en synapteert daar over
3e neuron ontstaat in de thalamus en gaat naar de primaire sensore cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Primaire somatosensorische cortex ook wel … genoemd

A

Gyrus postcentralis (sensibele input)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Motoriek onderverdeeld in 3 groepen:

… (vb reflex)
… (vb lopen)

-> … motoriek (vb opstaan)
-> … motoriek (vb schrijven)

A

Automatisch (vb reflex)
Stereotypisch (vb lopen)
Willekeurig
-> Grove motoriek (vb opstaan)
-> Fijne motoriek (vb schrijven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Motoriek aangestuurd via …. Liggen in de … -> final common path. Input via: (3)

A

Motoriek aangestuurd via alfa-motoneuronen. Liggen in de voorhoorn (motorische voorhoorncellen) -> final common path. Input via:
- Afferente input
- Hogere centra (cerebrum)
- Lokale netwerk (alle interneuronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Piramidale systeem = … + …

A

Tractus corticobulbaris + tractus corticospinalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Alle corticospinale banen komen samen bij …

A

Capsula interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Motorische baan, vanaf cortex -> …

A

Vanaf cortex -> capsula interna -> deel (85%) kruist in medulla oblongata over (corticospinalis lateralis) en deel loopt door (corticospinalis anterior).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Mediale groep alfa-motoneuronen verzorgen spiergroep …
Laterale groep alfa-motoneuronen verzorgen spiergroep …

A

Mediaal: spieren van schoudergordel en rompspieren
Lateraal: extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Commandoniveau is voor …

A

Sturing willekeurige bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Corticale motorische velden zijn belangrijk bij …

A

Aanzetten van willekeurige bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

3 motorische schorsen:

A

Premotorische schors
Brodmann veld nr 6

Primaire motorische schors (primaire motorneuron, gyrus precentralis) (M1)
Brodmann veld nr 4

Supplementaire motorische schors (M2)
Brodmann nr 6 (ligt net voor de gyrus precentralis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat doet het cerebellum?
Sensorische input in …

A

Vergelijkt motorische informatie met sensibele input die we hebben gekregen. Sensorische input voornamelijk in vermis (centrale deel cerebellum).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Functie cerebellum (3)

A

Uitvoering beweging
Plannen programmeren beweging
Evenwicht en oogbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat voor afwijkingen in LO kan je krijgen bij beschadiging cerebellum? (5)

A

Intentietremor
-> Dysmetrie
-> Dysdiadochokinese
Dysartrie
Agrafie
Ataxie
Evenwichtstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat doet basale ganglia?

A

Basale ganglia ontvangt en verstuurt constant informatie naar cortex -> geheugen voor automatische programma’s in motoriek. Met name dus voor geautomatiseerde bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Belangrijkste onderdelen basale ganglia (4)

A

Striatium (capsula interna loopt er doorheen)
-> Nucleus caudatus
-> Putamen
Pallidus
(Sub)thalamuskernen
Substantia nigra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Aandoening basale ganglia leidt met name tot …

A

Bewegingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een reflex?

A

Een reflex is een onwillekeurige activiteit van een effector die het gevolg is van een instroom van impulsen uit een of meer sensoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

5 stappen reflexboog

A
  1. Sensor
  2. Afferent deel (sensor -> CZS) Meestal vitaal ongemyliniseerde vezels, gnostisch gemyeliniseerde vezels
  3. Interneuronen bepalen remming/versterking signaal
  4. Efferent deel (CZS -> alfa-motoneuron)
  5. Motorische eenheid (effector)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

3 soorten reflexen

A

Exteroceptieve reflex (terugtrekreactie bij iets scherps)
Interoceptieve reflex (kokhalsreflex bij vinger in keel)
Proprioceptieve reflex (kniepeesreflex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

… kan tonus tot stand houden en doorbreken

A

Formatio reticularis kan tonus tot stand houden en doorbreken -> nodig om een beweging te initiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Houdingsregeling dmv (5)

A

Drukgevoelige sensoren in huid
Proprioceptoren in spieren
Evenwichtsorgaan
Spierspoelen in de nek
Visus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe werkt lopen zo ‘automatisch’?

A

Tijdens het lopen maak je gebruik van een buig- en strekreflex. Een sensor geeft invloed (vb pijn) via ganglion naar CZS -> terugtrekreflex (flexie). Door interneuronen overschakelen contra-latale been -> extensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Voor elke beweging (willekeurig/onwillekeurig) is de excitatie van … nodig.

A

alfa-motorische voorhoorncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

De motorische voorhoorncellen kunnen worden verdeeld in twee groepen:

A

De motorische voorhoorncellen kunnen worden verdeeld in een mediale groep die de axiale en proximale extremiteitsspieren bestuurt, en een laterale groep die de distale delen van de extremiteiten innerveert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Een willekeurige beweging komt tot stand door samenwerking van een aantal verschillende gebieden in het CZS (met ieder een eigen functie), namelijk; (3)

A

Het commandoniveau (waar het signaal voor de start van de beweging vandaan komt en het doel van de beweging wordt vastgesteld

Het coordinatieniveau (van waaruit de beweging uit een juiste excitatie en inhibitie van synergisten en antagonisten wordt opgebouwd

Het uitvoeringsniveau (dat ervoor zorgt dat de beweging correct wordt uitgevoerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van reflexkringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Het commandoniveau van waaruit elke willekeurige beweging wordt geiniteerd, bevindt zich in de … kwab van de hemisferen.

Het omvat de (3).

A

Het commandoniveau van waaruit elke willekeurige beweging wordt geiniteerd, bevindt zich in de frontale kwab van de hemisferen.

Het omvat de primaire motorische schors (MI), de supplementaire motorische schors (MII) en de premotorische schors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Vanuit de primaire motorische schors lopen impulsen via een deel van de tractus … en de tractus … naar de motorische voorhoorncellen van vooral de laterale groep. Deze innerveren volledig gekruist de …

A

Vanuit de primaire motorische schors lopen impulsen via een deel van de tractus corticobulbaris en de tractus corticospinalis lateralis naar de motorische voorhoorncellen van vooral de laterale groep. Deze innerveren volledig gekruist de gezichtsmusculatuur en de distale extremiteiten. De impulsen dienen voor de precieze bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

De coordinatie wordt uitgevoerd door (3).

A

Het cerebellum, de basale ganglia en delen van de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Een reflexkring bestaat uit: (5)

A

Een sensor
Centripetaal deel (= afferent neuron)
Centraal deel (ten minste 1 synapsovergang, meestal 1 of meer interneuronen)
Centrifugaal deel (= efferent neuno)
Effector (animale reflexen hebben altijd een skeletspier als effector)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Tijdens het lopen maakt men gebruik van een combinatie van …

A

Buig- en strekreflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Ritmische oscillerende beweging

A

Tremor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Onvoorspelbare, overdreven irregulaire, vaak gracieuze bewegingen

A

Chorea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Eenzijdige slaande of gooiende bewegingen

A

Ballisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Bradykinesie

A

Vertraagde uitvoering van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Bij de signaaloverdracht van sensor op … vindt een ‘vertaling’ van prikkelsterkte naar frequentie van actiepotentialen plaats.

A

Sensor op neuron

Het aantal geactiveerde sensoren in een receptief veld geeft ook informatie over de prikkelsterkte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

In het sensorische systeem kan men drie niveaus onderscheiden:

A

Perifeer ingangsniveau
Centraal verwerkingsniveau
Bewustwordingsniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

De somatosensorische impulsen van de secundaire neuronen schakelen in de … over op tertiaire neuronen die eindigen in het somatosensorische gebied van de hersenschors.

A

nucleus ventralis posterolateralis van de thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Noem de 12 hersenzenuwen

A

1 N. olfactorius
2 N. opticus
3 N. oculomotorius
4 N. trochlearis
5 N. trigeminus
6 N. abducens
7 N. facialis
8 N. vestibulo-cochlearis
9 N. glossopharyngeus
10 N. vagus
11 N. accessorius
12 N. hypoglossus

Op ons oude tuin terras at Frits verse groente van Albert Heijn

Voor motorisch, sensibel of beide:
Some say marry money but my brother says big brains matter more

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat zijn hersenzenuwen?

A

Directe zenuwaftakkingen van de hersenen en hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Hersenzenuw I
Functie?
Test?

A

N. Olfactorius - sensibel
Functie: reuk
Test: op indicatie geurstaafjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hersenzenuw II
Functie?
Test?

A

N. Opticus - sensibel
Functie: visus
Test: snellenkaart, pupilreflex (afferent), gezichtsveldonderzoek (confrontatie volgens Donders), fundoscopie

Lichtbron in zieke oog -> geen vernauwing, lichtbron in gezonde oog -> wel indirecte vernauwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Hersenzenuw III
Functie?
Test?

A

N. Oculomotorius - motorisch

Functie: 4 van de 6 uitwendige oogspieren (m rectus superior, m rectus inferior, m rectus medialis, m obliquus inferior) + heffen ooglid (m levator palpebrae) + pupil (m sfincter pupillae en m cilliaris (parasymp), m dilatator pupilae en m tarsalis superior (symp)

Test: oogstand (reflectielampje), oogvolgbewegingen, ptosis, pupilreflex (efferent -> vernauwen pupil). Abductie + depressie.

Lichtbron in zieke oog -> geen vernauwing zieke oog, wel indirect contralaterale oog. Lichtbron in gezonde oog -> wel vernauwing in gezonde oog, maar geen indirecte vernauwing zieke oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Hersenzenuw IV
Functie?
Test?

A

N. trochlearis - motorisch
Functie: M. Obliquus superior
Test: oogstand (reflectielampje), oogvolgbewegingen
Bij leasie: niet meer naar beneden kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Hersenzenuw V
Functie?
Test?

A

N. Trigeminus - sensibel EN motorisch
Functie: sensibiliteit gelaat (V1: ramus opthalmicus = voorhoofd, oog, neus, bijholten en hersenvliezen, V2: ramus maxillaris = bovenkaak, boventanden, lip, palatum neus en sinus maxillaris, V3: ramus mandibularis = onderkaak, ondertanden, lip, tweederde tong, externe gehoorgang en hersenvliezen), motorisch kauwspieren
Test: sensibiliteit drie takken, corneareflex, kauwmusculatuur (met spatel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hersenzenuw VI
Functie?
Test?

A

N. Abducens - motorisch
Functie: m. Rectus lateralis
Test: oogstand, OVB
Afwijkend: dubbelbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hersenzenuw VII
Functie?
Test?

A

N. Facialis - sensibel EN motorisch
Functie: sensibel smaak 2/3 tong, traan- slijm- en speekselsecretie. Motorisch: complete aangezichtsmusculatuur
Test: symmetrie musculatuur, smaak op indicatie, corneareflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hersenzenuw VIII
Functie?
Test?

A

N. vestibulo-cochlearis - sensibel
Functie: sensibel: gehoor en evenwicht
Test: gehoor (fluisterspraak, Rinne: geleiding, Weber: perceptie/geleiding), evenwicht, nystagmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Hoe werkt de proef van Rinne / Weber?

A

Plaats de voet van de trillende stemvork op het mastoïd en vraag de patiënt of hij dit hoort. Houd de stemvork meteen daarna voor het oor en vraag of het geluid luider wordt. Deze proef van Rinne is gestoord als het volume van het geluid voor het oor niet harder is. Dit wijst op een geleidingsstoornis.

Bij de proef van Weber plaats je de trillende stemvork midden op het hoofd en vraag je de patiënt of hij het geluid in het midden, of links of rechts hoort. Als hij het aan één kant beter hoort, wijst dit op een geleidingsstoornis aan de kant van het geluid of een perceptiestoornis aan de andere kant.

Met de combinatie van deze twee proeven kun je uitmaken of een hardhorendheid aan een kant op een geleidings- of een perceptiestoornis berust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hersenzenuw IX
Functie?
Test?

A

N. glossopharyngeus - sensibel EN motorisch
Functie: sensibel > motorisch, smaak achterste 1/3 tong, innervatie farynx, larynx en oesophagus
Test: smaakonderzoek, slikonderzoek, overlap met HZ X. Vaak nasale spraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Hersenzenuw X
Functie?
Test?

A

N. Vagus - sensibel EN motorisch
Functie: motorisch > sensibel, smaak achterste 1/3 tong, innervatie farynx, larynx, oesophagus
Test: slikonderzoek, symmetrie pharynxbogen, uvula in midline, hees spreken (N recurrens = aftakking n vagus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Hersenzenuw XI
Functie?
Test?

A

N. Accessorius (motorisch)
Functie: m sternocleidomastoideus, m trapezius
Test: hoofd indraaien tegen weerstand, schouders heffen tegen weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Hersenzenuw XII
Functie?
Test?

A

N. Hypoglossus - motorisch
Functie: motorisch: tongmusculatuur
Test: fasciculaties, atrofie
Tongmotoriek: bij laesie rechts tongdeviatie naar rechts (dus naar zieke kant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Linker gezichtsveld in …hemisfeer
Rechter gezichtsveld in …hemisfeer

A

Linker gezichtsveld in rechterhemisfeer
Rechter gezichtsveld in linkerhemisfeer

71
Q

Laesie linkerhemisfeer: voorkeursstand hoofd en ogen naar …

A

Laesie linkerhemisfeer: voorkeursstand hoofd en ogen ook naar links (“verwijtend aankijken”)

72
Q

Verschil centrale en perifere facialisparese

A

Centrale facialisparese: spieren voorhoofd en ogen bilaterale aansturing, onder niet meer -> parese contralaterale spieren enkel onderkant gelaat. Kan beide ogen nog goed sluiten.

Perifere facialisparese: buiten CZS, dus nog maar 1 aansturingsrichting -> dus naast parese onderste gelaat ook aan contralaterale zijde niet meer oog kunnen sluiten.

73
Q

Noem 9 hogere corticale functies

A
  • Oriëntatie
  • Taal
  • Geheugen
  • Rekenen
  • Abstract denken
  • Gelijkenissen/verschillen
  • Planning
  • Handelen
  • Ruimtelijk inzicht
74
Q

Motoriek test gradering spierkracht 0 t/m 5

A

0 = geen beweging mogelijk (de spier wordt niet voelbaar aangespannen)
1 = spier wordt aangespannen (zichtbare contractie, echter beweging is niet waarneembaar)
2 = bij opgeheven of verminderde zwaartekracht beweging mogelijk
3 = zwaartekracht overwinnen
4 = weerstand iets minder dan onderzoeker verwacht
5 = de geboden weerstand is normaal

75
Q

Noem 7 coördinatie testen

A

Vingertop-proef
Vingertop-neus-proef
Knie-hak-proef
Disdiadochokinese
Koorddansersgang
Proef van Romberg
Lopen/gangspoor

76
Q

Noem 10 testen voor reflexen

A

Bicepspeesreflex
Tricepspeesreflex
Brachioradialisreflex
Kniepeesreflex
Achillespeesreflex
Voetzoolreflex
Buikhuidreflex
Anaalreflex
Corneareflex
Primaire reflexen

77
Q

Meningeale prikkelingsproeven

A

Teken van Kernig (hevige pijn bij het strekken van de gebogen knie)
Teken van Brudzinski (reflectoir buigen van de benen bij flexie van het hoofd)

78
Q

Kiemschijf bestaat uit (4)
Welke vormt de zenuwen/hersenen?

A

Endoderm
Mesoderm
Ectoderm
Somieten

Ectoderm vormt uiteindelijk Zenuwen, hersenen, huid

79
Q

Na 14 dagen ontstaat er vanuit het ectoderm een groeve + verdikking. Dit is de …

A

Neurale plaat/lijst

80
Q

Neurulatie =

A

Neurale plaat vormt zich in de neurale buis

81
Q

De neurale buis sluit van …
Gaat het onder fout? Ziektebeeld …
Gaat het boven fout? Ziekte beeld …

A

Binnenuit
Spina bifida
Anencefalie

82
Q

Een neuron bestaat uit: (3)

A

Cellichaam (perikaryon)
Dendrieten
Axon

83
Q

Dendrieten

A

Onderdeel van neuron, geleiden prikkels naar cellichaam toe

84
Q

Axon

A

Onderdeel van neuron, stuurt signaal van de cel af

85
Q

De gliacellen in het perifeer zenuwstelsel noemen we de:

A

Cellen van Schwann (myelineschede)

86
Q

De gliacellen in het centraal zenuwstelsel noemen we de:

A

Oligodendrocyten (myelineschedes)

87
Q

Myeline zorgt voor …
Myeline heeft een … kleur
Cellichaam heeft een … kleur

A

Isolatie, bescherming, versnelling
Witte
Grijze

88
Q

Hoe noem je de ruimtes tussen de myelinescheden/cellen van Schwann in?

A

Insnoeringen van Ranvier, signaal ‘springt’

89
Q

Waar in de hersenen bevindt zich de primaire somatosensorische cortex?

A

Gyrus postcentralis

90
Q

Laatste stukje ruggenmerg wordt ook wel .. genoemd en zit bij niveau ..

A

Conus medullaris/terminalis
L1-L2

91
Q

De hersenen bestaan uit compartimenten, gescheiden door een bindweefselschot. Welke twee zijn er?

A

Falx cerebri -> bindweefselschot centraal gelegen tussen beide hemisferen
Tentorium cerebelli -> tussen cerebrum en cerebellum

92
Q

Volgorde structuren van de schedel van buiten naar binnen (6)

A

Huid
Periosteum
Bot
Dura mater
Arachnoid
Pia mater

93
Q

Waar zit de epidurale ruimte?

A

Tussen bot en dura mater

94
Q

Waar zit de subdurale ruimte?

A

Tussen dura mater en arachnoid

95
Q

Waar zit de subarachnoidale ruimte?

A

Tussen arachnoid en pia mater

96
Q

Kenmerken/symptomen schedelbasisfractuur (4)

A

Liquorrhoe (oor/neus) -> halo sign (liquor loopt verder uit dan het bloed)
Brilhematoom
Hematotypanum
Battle’s sign

97
Q

EMV staat voor

A

Eye opening, best Motor response, best Verbal response

98
Q

EMV score:
E1 =

A

Openen van ogen: niet reageren

99
Q

EMV score:
E2 =

A

Openen van ogen: op pijnprikkels reageren

100
Q

EMV score:
E3 =

A

Oenen van ogen: op aanspreken reageren

101
Q

EMV score:
E4 =

A

Openen van ogen: spontaan reageren

102
Q

EMV score:
M1 =

A

Motorische reactie: geen reactie op pijnprikkel(s)

103
Q

EMV score:
M2 =

A

Motorische reactie: strekken

Krampachtig strekken van de armen met naar buitendraaien van de hand(en). Volledige spierspanning over het hele lichaam is mogelijk

104
Q

EMV score
M3 =

A

Motorische reactie: abnormaal buigen

Armen en handen worden op een typische krampachtige manier geplooid. De benen zijn meestal gestrekt.

105
Q

EMV score
M4 =

A

Motorische reactie: terugtrekken / afweren

Het slachtoffer maakt afwerende beweging bij pijnprikkel, maar de handen bewegen niet tot aan de pijnlocatie. De hand kan ook teruggetrokken worden.

106
Q

EMV score
M5 =

A

Motorische reactie: lokaliseren

Bij pijnprikkel aan een hand: Het slachtoffer brengt de andere hand bij de pijnprikkel over de middellijn van het lichaam.

Bij pijnprikkel orbitaal: Het slachtoffer brengt een hand boven de schouders

107
Q

EMV score
M6 =

A

Motorische reactie: opdrachten uitvoeren

Het slachtoffer voert een eenvoudige opdracht uit.

108
Q

EMV score
V1 =

A

Verbale respons: geen reactie

109
Q

EMV score
V2 =

A

Verbale respons: geluiden maken (onverstaanbaar)

110
Q

EMV score
V3 =

A

Verbale respons: woorden zeggen (inadequaat)

111
Q

EMV score
V4 =

A

Verbale respons: zinnen zeggen, verward

112
Q

EMV score
V5 =

A

Adequate antwoorden, georienteerd

113
Q

Welke oogspieren worden aangestuurd door hersenzenuw III?

A

inferior oblique
medial rectus
superior rectus
inferior rectus

114
Q

Welke oogspieren worden aangestuurd door hersenzenuw VI?

A

lateral rectus

115
Q

Welke oogspieren worden aangestuurd door hersenzenuw IV?

A

superior oblique

116
Q

Autonomisch zenuwstelsel = visceromotorische systeem
Bestaat uit:

A

(Ortho)sympatisch en parasympatisch

117
Q

Primaire hersenblaasjes (28 dgn)

A

Prosencephalon
Mesencephalon
Rhombencephalon
Caudale deel neurale buis

118
Q

Secundaire hersenblaasjes (48 dgn)

A

Telencephalon
Diencephalon
Mesencephalon
Metencephalon
Myelencephaon
Ruggenmerg

Ezelsbruggetje: Tel Die Messen Met Mij

119
Q

Volwassen structuren hersenen

A

Cerebrum
Diencephalon
Mesencephalon
Cerebellum + pons
Medulla oblongata
Ruggenmerg

120
Q

cerebrospinale vloeistof (CSF)

A

liquor (hersenvocht)

121
Q

Liquorproductie door:

A

plexus chroideus: laterale, derde en vierde ventrikels

122
Q

Liquorcirculatie gaat via (6)

A

1 Laterale ventrikels (li/re)
2 Derde ventrikel
3 Aqueductus cerebri
4 Vierde ventrikel
5 Subarachnoidale ruimte (rondom hersenen en ruggenmerg)
6 Veneuze sinus -> bloedsomloop

123
Q

Hydrocephalus =

A

disbalans van liquor aanmaak en afvoer. Bijvoorbeeld bij obstructie aqueductus cerebri

124
Q

Welk hersenblaasje vormt uiteindelijk het grootste deel van de hersenen?

A

Telencephalon

125
Q

Gyrus

A

Winding

126
Q

Sulcus

A

Groeve

127
Q

Vier hersenkwabben (lobus)

A

Lobus frontalis
Lobus parietalis
Lobus temporalis
Lobus occipitalis

128
Q

Sulcus centralis ligging

A

tussen lobus frontalis en lobus parietalis

129
Q

Sulcus lateralis ligging

A

tussen lobus frontalis/parietalis en lobus temporalis

130
Q

Primaire functionele gebieden:
… ligt vlak voor sulcus centralis
… ligt vlak achter de sulcus centralis
… ligt in lobus occipitalis

… (reuk)
Centrum van Broca (90% linkerhemisfeer, spraakcentrum, uitspreken van woorden -> aangedaan: …)
Centrum van Wernicke (90% linkerhemisfeer, aangedaan: …)

A

Primaire functionele gebieden:
Primaire motorische cortex ligt vlak voor sulcus centralis
Primaire sensibele cortex ligt vlak achter de sulcus centralis
Primaire visuele cortex ligt in lobus occipitalis
Primaire auditieve cortex
Olfactoire cortex (reuk)
Centrum van Broca (90% linkerhemisfeer, spraakcentrum, uitspreken van woorden -> aangedaan kan niet op de juiste woorden komen)
Centrum van Wernicke (90% linkerhemisfeer, aangedaan: kunnen wel praten, maar geen samenhang)

131
Q

Wat zijn basale kernen?

A

Clusters grijze stof in de witte stof

132
Q

Diencephalon bevat: (5)

A

Diencephalon bevat onder andere de thalamus (intergratiecentrum), hypothalamus (aansturing CZS), epithalamus (oa dag- en nachtritme). Bevat ook 3e ventrikel en N. Opticus (NII)

133
Q

Hersenstam bevat: (3)

A

Hersenstam bevat mesencephalon (midbrain), pons en myelencephalon (medulla oblongata). Belangrijke vitale regelcentra.
Uit hersenstam ontspringen 10 van de 12 zenuwen.

134
Q

Cerebellum ontstaat uit:

A

metencephalon (samen met pons)

135
Q

Cerebellum kan worden onderverdeeld in:

A

Twee hemisferen, vermis en cerebellaire cortex

136
Q

Ruggenmerg dorsale zijde: … informatie via …

A

sensibele afferente informatie via radix dorsalis

137
Q

Ruggenmerg ventrale zijde: … informatie via …

A

Motorische efferente informatie via radix ventralis

138
Q

radix dorsalis en radix ventralis komen samen tot …

A

nervus spinalis

139
Q

nervus spinalis vertakt zich naar twee zijde, namlijk:

A

ramus dorsalis en ramus ventralis (= gemengde zenuwen met zowel sensorische als sensibele informatie)

140
Q

Welk hersenvlies bevat ankervenen?

A

Dura mater

141
Q

Welk hersenvlies bevat granulaties?

A

Arachnoidea mater

142
Q

Er zijn 2 belangrijke durale schotten, namelijk:

A

Falx cerebri (tussen hemisferen)
Tentorium cerebelli (tussen cerebrum en cerebelli)

143
Q

Vascularisatie dura door onder andere:

A

a. meningea media

144
Q

Voorste en achterste arterieel systeem

A

Voorste: a carotis interna
Achterste: a vertebralis

Cirkel van Willis: communicatie tussen voorste en achterste systeem

145
Q

Uit cirkel van Willis zes hoofdstammen

A

a cerebri anterior (sin + dex)
A cerebri media (sin + dex)
A cerebri posterior (sin + dex)

Elke tak heeft een eigen verzorgingsgebied.

146
Q

Extra-cerebrale bloedingen (3)

A

Epiduralaal (ruptuur a meningeale media) -> citroenvorm
Subduraal (ruptuur ankervenen) -> banaanvorm
Subaracnoideaal (aneurysma)

147
Q

De topografische indeling onderscheidt het centrale zenuwstelsel (CZS – bestaat uit
ruggenmerg en hersenen) en het perifere zenuwstelsel.

De functionele indeling onderscheidt …

A

het somatische en autonome zenuwstelsel

148
Q

De hersenen zijn ontstaan uit een vijftal verwijdingen van het craniale deel van de neurale
buis: (5)

A

telencephalon, diencephalon, mesencephalon, metencephalon en myelencephalon

149
Q

Het ruggenmerg heeft
een epidurale ruimte gevuld met … en een … en is er een
verbinding tussen de dura mater en pia mater middels het …

A

Het ruggenmerg heeft
een epidurale ruimte gevuld met losmazig weefsel en een veneuze plexus en is er een
verbinding tussen de dura mater en pia mater middels het lig. denticulatum.

150
Q

Een viertal plexus choroidei, gelegen in een viertal ventrikels in de hersenen produceren
dagelijks … ml vocht, de liquor cerebrospinalis.

A

500 ml

151
Q

Motorische cel cortex =

A

Centraal motorisch neuron

152
Q

motorische cel ruggenmerg =

A

Perifeer motorisch neuron

153
Q

Symptomen bij probleem centraal zenuwstelsel wat betreft kracht, tonus, reflexen, voetzoolreflex

A

minder kracht, verhoogde tonus, verhoogde reflexen, voetzool babinski

154
Q

Symptomen bij probleem perifeer zenuwstelsel wat betreft kracht, tonus, reflexen, voetzoolreflex

A

minder kracht, minder tonus, minder reflexen, voetzool plantair

155
Q

Doel cerebellum (3)

A

Zorgen dat bewegingen armen/benen/romp glad en proportioneel verlopen
Zorgen dat spraak soepel verloopt
Zorgen dat oogbewegingen soepel verlopen

156
Q

… banen zijn ongekruisd
Bij probleem -> symptomen?

A

Cerebellaire banen zijn ongekruisd.
Hemisfeer -> ataxie zelfde zijde
Vermis cerebelli -> ataxie bij lopen of staan (rompbalans)

157
Q

Piramidaal systeem =

A

Motorische systeem

158
Q

Wat doet het extrapiramidale systeem? Symptomen bij aangedaan?

A

zorgt voor soepelheid spieren

Als niet goed werkt dan worden spieren:
- Trager
- Stijver
- Er kan trillen ontstaan

159
Q

Indeling extrapiramidale aandoeningen:

Hypokinetisch (5)

Hyperkinetisch (3)

A

Hypokinetisch (het werkt te weinig)
- Parkinson
- MSA-P (parkinsonisme, multipele systeem atrofie)
- PSP
- Lewy body dementie
- Iatrogeen (bij toediening haldol, dus bij cognitieve problemen/visuele hallucinaties geen haldol geven)

Hyperkinetisch (het werkt te veel)
- Dystonie
- Chorea
- Cerebral palsy

160
Q

Noem 3 verschillende typen neuronen

A

Sensorische neuronen (zintuigen -> CZS)
Motorneuronen (CZS -> spieren/klieren)
Interneuronen (verbinden neuronen binnen CZS)

(Bron: chat GPT)

161
Q

Hoe ziet de bouw van een neuron eruit?

A

Dendrieten (ontvangst van signalen)
Cellichaam (met de kern en organelen)
Axon (geleiding van signalen)
Axonuiteinden (communicatie met andere neuronen)

(Bron: chat GPT)

162
Q

Waar bestaat de synaps uit?

A

Presynaptische terminal (afgiftepunt neurotransmitters)
Synaptische spleet (ruimte tussen presynaptische en postsynaptische membraan)
Postsynaptische membraan (ontvangt neurotransmitters)

(Bron: chat GPT)

163
Q

Wat is het extrapiramidaal systeem (volgens chat GPT)?

A

Het extrapiramidale systeem omvat verschillende structuren in de hersenen die betrokken zijn bij motorische controle, zoals e basale ganglia en delen van d hersenstam. Het speelt een rol bij het initieren en moduleren van bewegingen, maar niet rechtstreeks via de piramidebanen.

164
Q

Geef aan wat de gevolgen zijn voor het looppatroon bij schade aan:
- het CMN
- het PMN
- het cerebellum
- de basale ganglia
- de achterstreng

A

CMN: spasticiteit en stijfheid
PMN: spierzwakte en atrofie
Cerebellum: ongecoordineerd looppatroon en evenwichtsproblemen
Basale ganglia: hypokinesie, tremoren, loopstoornissen
Achterstreng: verlies van proprioceptie en onstabiel looppatroon

(Bron: chat GPT)

165
Q

Verschil cerebellire ataxie vs sensibele ataxie (volgens chat GPT)

A
  1. Cerebellaire ataxie:
    • Cerebellaire ataxie wordt veroorzaakt door schade aan het cerebellum, wat resulteert in ongecoördineerde bewegingen, evenwichtsproblemen en dysmetrie (moeite met het uitvoeren van nauwkeurige bewegingen).
    • Patiënten kunnen problemen hebben met het uitvoeren van snelbewegingen, zoals snelle alternerende bewegingen, vinger-tot-neus testen en hiel-tot-scheen testen.
    • Dysartrie (spraakstoornissen) en nystagmus (onwillekeurige oogbewegingen) zijn vaak aanwezig bij cerebellaire laesies.
  2. Sensibele ataxie:
    • Sensibele ataxie wordt veroorzaakt door problemen in de sensorische banen van het ruggenmerg of perifere zenuwen, wat resulteert in een verstoord gevoel van positie en beweging (proprioceptie).
    • Patiënten kunnen een breedbasisch gangpatroon vertonen, maar dit wordt veroorzaakt door onzekerheid over de positie van de ledematen in plaats van ongecoördineerde bewegingen.
    • Verlies van vibratiegevoel en proprioceptie zijn typische kenmerken van sensibele ataxie.
    • Reflexen kunnen verminderd zijn of afwezig zijn bij sensibele ataxie, terwijl ze meestal intact zijn bij cerebellaire ataxie.
166
Q
  • Spasticiteit (verhoogde spierspanning)
    • Hyperreflexie (verhoogde reflexen)
    • Babinski-teken (extensie van de grote teen bij het stimuleren van de zool van de voet)
    • Krachtverlies en verlies van fijne motorische controle in de spieren onder controle van het aangetaste gebied in de hersenen of het ruggenmerg.

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Centraal Motorneuron (CMN)

167
Q
  • Spieratrofie (verlies van spiermassa)
  • Fasciculaties (onwillekeurige spiercontracties)
  • Verminderde spierspanning (hypotonie)
  • Verminderde reflexen (hyporeflexie of areflexie)

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Perifeer Motorneuron (PMN)

168
Q
  • Verlies van motorische functie in de spieren die door de aangetaste zenuwwortel worden geïnnerveerd
  • Mogelijk radiculaire pijn (pijn die langs het verloop van de aangedane zenuwstraal uitstraalt)

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Radix Centralis (voorste wortel van het ruggenmerg)

169
Q
  • Sensibele stoornissen zoals gevoelsverlies, tintelingen, of pijn in het dermatoom dat door de aangetaste zenuwwortel wordt geïnnerveerd
  • Mogelijk verlies van reflexen in het dermatoom

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Radix Dorsalis (achterste wortel van het ruggenmerg)

170
Q

Er kunnen motorische, sensorische en reflexveranderingen optreden in het corresponderende dermatoom en myotoom.

Waar zit dan meest waarschijnlijk de schade?

A

Spinale zenuw

171
Q
  • Ongecoördineerde bewegingen (ataxie)
    • Verlies van balans en coördinatie
    • Nystagmus (onwillekeurige oogbewegingen)
    • Dysartrie (spraakstoornissen)

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Cerebellum

172
Q
  • Hypokinesie (verminderde bewegingsbereik)
    • Tremor in rust
    • Chorea (onwillekeurige, niet-ritmische bewegingen)
    • Dystonie (onwillekeurige spiersamentrekkingen)

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Basale ganglia

173
Q
  • Verlies van proprioceptie (gevoel van lichaamspositie)
    • Verminderde vibratiegevoel
    • Verlies van discriminatief aanrakingsgevoel

Waar zit meest waarschijnlijk de schade?

A

Achterstreng

174
Q

Wat is athetose?

A

Athetose is een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door langzame, onvrijwillige, kronkelende bewegingen van de ledematen, gezichtsspieren en soms de romp. Deze bewegingen worden vaak beschreven als wringend of kronkelend en kunnen variëren in intensiteit van mild tot ernstig. Athetose is meestal het gevolg van schade aan bepaalde delen van de hersenen, met name de basale ganglia, die betrokken zijn bij het reguleren van de controle over de spierbewegingen.

(Bron chat GPT)