Thema 3 Hoofdstuk 1 Flashcards
(45 cards)
1
Q
Wat zijn enkele afspraken wanneer het tot de elementen komt?
A
Het volgende is in elk land, elke taal hetzelfde:
-Symbool
-Atoomnummer
-Groep
-Periode
-Blok
-Reeks
2
Q
Vul aan: Een element is een?
A
Atoomsoort
3
Q
Wat is een atoom?
A
Het kleinste deeltje dat nog alle eigenschappen van de stof bevat
4
Q
Waarvoor zijn elementen/atoomsoorten een verzamelnaam
A
Voor atomen die dezelfde chemische eigenschappen hebben
5
Q
Een atoom is een?
A
Deel van die atoomsoort
6
Q
Ik geef naam jij geeft symbool, ok?
A
Ok!
7
Q
Waterstof
A
H
8
Q
Helium
A
He
9
Q
Lithium
A
Li
10
Q
Beryllium
A
Be
11
Q
Boor
A
B
12
Q
Koolstof
A
C
13
Q
Zuurstof
A
O
14
Q
Fluor
A
F
15
Q
Neon
A
Ne
16
Q
Natrium
A
Na
17
Q
Magnesium
A
Mg
18
Q
Silicium
A
Si
19
Q
Fosfor
A
P
20
Q
Zwavel
A
S
21
Q
Chloor
A
Cl
22
Q
Argon
A
Ar
23
Q
Kalium
A
K
24
Q
Calcium
A
Ca
25
Ijzer
Fe
26
Koper
Cu
27
Aluminium
Al
28
Stikstof
N
29
Zink
Zn
30
Broom
Br
31
Zilver
Ag
32
Goud
Au
33
Kwik
Hg
34
Lood
Pb
35
Cobalt
Co
36
Jood
I
37
Nikkel
Ni
38
Platina
Pt
39
Cadmium
Cd
40
Uraan
U
41
Tin
Sn
42
Chroom
Cr
43
Mangaan
Mn
44
Arseen
As
45
Barium
Ba