Thema 6 Flashcards

1
Q

Er zijn twee dingen die inspanningsastma kunnen opwekken. Dit zijn:

A
  1. Afkoeling en uitdroging van slijmvlies van de luchtwegen
  2. Vrijkomen van histamine, prostaglandines door mestcellen door een verhoogde osmolariteit tijdens inspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier fases kunnen onderscheiden worden bij aanpassing van de ademhaling aan inspanning?

A
  1. Neuronale regulatie van hogere AF
  2. AF neemt minder snel toe, steady state wordt bereikt door chemische regulatie
  3. steady state en hoogte van ventilatie wordt betpaald door pulmonale rekreceptoren - remmen ademhaling
  4. Verminderen AF - neuronaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Koppel aan elkaar: motorneuron met een grote diameter / motorneuron met een kleine diameter / type I vezel / Type II vezel ? snel geprikkeld / snel geleiden / langzaam geprikkeld / snel geleiden

A

Grote diameter: type II - langzaam geprikkeld, snel geleiden
Kleine diameter: Type I - snel geprikkeld, langzaam geleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hebben type IIb en IIa vezels een hoge of lage ATP-ase activiteit?

A

Hoge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk type spiervezel heeft de hoogste lactaatproductie?

A

Type IIb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk type spiervezel heeft het hoogste glycogeengehalte?

A

Type IIa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met EPOC

A

Excess post exercise oxygen consumption: uren tot dagen na inspanning nog een verhoogde zuurstofopname hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vier factoren geven aanzet tot productie van ATP?

A

Daling ATP/ADP ratio
Dalind NAD/NADH2 ratio
Stijging intracellulair calcium
Daling PO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er met de lactaatspiegels van een getraind en ongetraind persoon tijdens inspanning?

A

Ongetraind persoon en getraind pesoon krijgen allebei lactaat in bloed bij inspanning, alleen stijgt die van ongetraind persoon eerder. Die van een getraind persoon stijgt pas later, maar eindigt wel op een hoger niveau dan ongetraind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit de wet van fick kan de maximale zuurstofopname berekend worden. De wet van Fick bestaat uit componenten als maximale hartslag, slagvolume, zuurstof in het arteriële bloed en zuurstof in het veneuze bloed. Welke van deze parameters kunnen door training verbeterd worden?

A

Slagvolume en zuurstof in veneuze bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil in HMV/cardiac output tussen een getraind en ongetraind persoon?

A

Het HMV neemt op dezelfde manier toe bij een gelijke toename van belasting, alleen kunnen getrainde mensen tot een hogere belasting door en bereiken zij dus een hoger HMV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil in hartfrequentie tussen een getraind en ongetraind persoon?

A

De hartfrequentie in rust en bij submaximale inspanning is lager bij een getraind persoon dan bij een ongetraind persoon, maar de maximale hartfrequentie van een getraind persoon ligt hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet de curve van het slagvolume eruit?

A

Het slagvolume neemt lineair toe tot ongeveer 60%van maximale belasting, daar heeft hij een piek bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor wordt het slagvolume vergroot bij inspanning?

A

Het meest door een vergroot EDV, maar ook in mindere mate een verminderd ESV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 4 factoren waar het slagvolume van afhankelijk is

A

Preload
Contractiliteit
Rekbaarheid
Afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vasodilatatie van skeletspieren wordt in grote mate gereguleerd door metabolieten en in veel mindere mate door B2. Door welke metaboliten ontstaat vasodilatatie in terminal en feed arteriën?

A

daling PO2, stijging K+ in interstitium, stijging NO endothel, stijging metabolieten, stijging adenosine

17
Q

Wat is het verschil in getrainde en ongetrainde personen als het gaat om ademfrequentie?

A

Ongetrainde mensen gaan eerder hijgen, omdat hij eerder de ventilatoire drempel bereikt.

18
Q

Waar of niet waar: het opnemen van zuurstof in de longen en afgeven van zuurstof in de weefsels gebeurt trager dan bij CO2

A

Waar

19
Q

Wat gebeurt er met de zuurstof-saturatie curve bij inspanning?

A

Deze verschuift naar rechts, door de temperatuur en metabolieten heb je een lagere saturatie bij eenzelfde zuurstofspanning

20
Q

Het respiratoir coëfficiënt zegt iets over het volume CO2 wat iemand uitademt en het volume O2 wat iemand inademt. Het zegt ook iets over zuurstofgebruik. Welk substraat wordt bij welke ratio gebruikt?

A

1 = koolhydraten
0,8 = eiwitten
0,7 = vetten

21
Q

Welk type spiervezels bevat de meeste mitochondriën en de meeste glycogeen>

A

Type IIa

22
Q

Noem de overeenkomsten en verschillen in hartfrequentie, slagvolume en cardiac output bij een getraind en ongetraind persoon

A

HF is bij een getraind persoon lager in rust en bij inspanning. De maximale hartfrequentie is echter gelijk bij een getraind en ongetraind persoon, alleen bereikt een getraind persoon de Hfmax pas bij een hogere inspanning. Maar de HFmax die ze kunnen bereiken is hetzelfde.
SV is bij getraind persoon in alle situaties hoger
CO is in rust gelijk, bij maximale inspanning bij een getraind persoon lager en bij maximale inspanning hoger