theorieën en betekenissen thema 1 en 2 Flashcards

1
Q

Klassieke communicatie theorie

Wetenschappelijke management theorie

Frederick Taylor (1911)

A
  • maak het management verantwoordelijk
  • juiste man op de juiste plaats
  • train de werknemer
  • creëer een beloningssystematiek die de medewerkers stimuleert
  • ontwerp met behulp van tijd- en bewegingsanalyses het meest efficiënte productieprocess
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klassieke communicatie theorie

Klassieke management theorie

Henri Fayol (1916)

Theory of Classical Management

A

de vijf functies van management
1. plannen (opstellen van een goede plan)
2. organiseren (juiste mensen, machines etc.)
3. aansturing (duidelijke taakverdeling)
4. coördineren (afdelingen op elkaar afstemmen)
5. controleren (kijken of mensen goed hun werk doen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klassieke communicatie theorie

Bureaucratie theorie

Max Weber (einde 19e eeuw)

Theory of Bureaucracy

A

een organisatiestructuur die zich kenmerkt door:
- veel regels
- gestandaardiseerde processen, procedures en voorschriften
- nauwgezette taakverdeling en verantwoordelijkheid
- duidelijke hiërarchie
- zakelijke, onpersoonlijke interacties tussen medewerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hawthorne onderzoek

Human Relations theorie

Elton Mayo (1927 - 1932)

Human Relations Theory

A

Hawthorne effect
aandacht aan de behoeftes van de werknemers verbeterd de productiviteit

eindconclusies:
- individuele werknemers moeten als leden van een groep gezien worden
- salaris en prettige werkcondities zijn voor werknemers minder belangrijk dan het behoren tot een groep
- informele groepen op de werkvloer hebben een sterke invloed op het gedrag van werknemers uit die groep
- managers moeten de sociale behoefte, zoals het behoren tot een informele groep, serieus nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Motivatietheorie

hiërarchie van behoeften

Abraham Maslow (1943)

Hierarchy of Needs

A

mensen streven pas naar het vervullen van behoeften op een hoger niveau in de piramide, als de behoeft op het lagere niveau is voldaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Motivatietheorie

Dual-factor theory

Frederick Herzberg (1959)

Dual Factor Theory

A

werktevredenheid van mensen hangt af van twee soorten factoren
1. factoren voor satisfaction (motivator/satisfiers)
zaken als prestatie, erkenning, status van de baan, verantwoordelijkheid en mogelijkheden tot groei

  1. factoren van dissatisfaction (hygienefactors/dissatisfiers
    betrekking op salaris, secundaire arbeids voorwaarden, relatie met collega’s, fysieke werkomgeving en de relatie tussen leidinggevende en werknemer

4 combinaties mogelijk
1. hoge hygiëne en hoge motivatie = werknemers zijn heel gemotiveerd en hebben weinig klachten
2. hoge hygiëne en lage motivatie = werknemers hebben weinig klachten, maar zijn niet echt gemotiveerd, zien het werk als een salarisstrookje
3. lage hygiëne en hoge motivatie = werknemers zijn gemotiveerd, hun werk is uitdagend, maar hebben wel klachten over salaris of arbeidsomstandigheden
4. lage hygiëne en lage motivatie = werknemers zijn niet gemotiveerd en hebben veel klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motivatietheorie

X- en Y-theorie

Douglas McGregor (1960)

X theorie

A

X theorie
traditionele visies op leidinggeven samengevat in een aantal karakteristieke veronderstellingen
- autocratische stijl van leidinggeven
- scherp toezicht
- hiërarchie staat centraal

de x theorie gaat ervan uit dat mensen:
- van nature lui zijn
- werk zoveel mogelijk willen vermijden
- geen verantwoordelijkheid willen dragen
- geen ambities hebben
- bij voorkeur geleid willen worden

Autoritair leiderschap behoort bij het leidinggeven volgends de X theorie
financiële prikkel is de pure arbeidsmotivatie
sytsteem van belonen en straffen werkt het beste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Motivatietheorie

X- en Y-theorie

Douglas McGregor (1960)

Y theorie

A

Y theorie
In tegenstelling tot de X theorie wordt er vanuit gegaan dat mensen verschillende behoeften hebben

de y theorie gaat ervan uit dat mensen:
- van nature graag willen werken
- zich willen inspannen
- uit zichzelf doelen nastreven

op grond van de Y theorie ontstaat een democratische manier van leidinggeven met veel ruimte voor inspraak van de medewerkers
systeem van belonen en straffen is niet meer nodig
de mens is bereid om verantwoordelijkheid te nemen en te dragen voor alles wat hij doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Individuele theorieën

Prestatie motivatie theorie

David McClelland (1962)

Achievement Motivation Theory

A

ongeacht leeftijd, geslacht, cultuur of ras, heeft iedereen te maken met motivatie, dat direct gekoppeld is aan behoefte

McClelland onderscheidde vier behoeften van de mens
- need for achievement = behoeft aan prestatie
- need for power = behoefte aan macht
- need for affiliation = behoefte naar aansluiting

  1. behoefte aan prestatie
    mensen willen over het algemeen iets bereiken in hun leven
  2. behoefte aan macht
    mensen die op zoek zijn naar macht, hechten grote waarde aan status, aanzien en erkenning
  3. behoefte aan aansluiting
    mensen zijn kuddedieren en willen graag ergens bij horen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Proces theoriën

Equity theorie

John Stacey Adams (1963)

Equity Theory

A

het evenwicht tussen wat een mederwerker in zijn werk stopt (ook wel input genoemd) en wat hij als resultaat hiervoor terugkrijgt (de zogenoemde output)

input = hard werken, vaardigheden en enthousiasme
output = salaris, erkenning en verantwoordelijkheid

de kern
er moet balans zijn tussen de input en output van medewerkers. dat wat een medewerker naar een organisatie brengt, moet relatief gelijk zijn aan wat hij daarvoor terugkrijgt.

in ruil voor een maandelijks salaris brengt de medewerker kennis, vaardigheden, inzet, ervaring, loyaliteit etc.

Wanneer input meer waard is dan output, dan is er sprake van disbalans en zal de medewerker zich ongelukkig voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly