tour 1- étape 1 Flashcards
(32 cards)
1
Q
un avenir
A
een toekomst
2
Q
un bénévole, une bénévole
A
een vrijwilliger, vrijwiligster
3
Q
une (bonne) cause
A
een (goede) zaak
4
Q
un changement
A
een verandering
5
Q
un chef, une cheffe
A
een leider, leidster
6
Q
la diversité
A
de diversiteit
7
Q
un engagement
A
een engagement, iets waar je je voor inzet
8
Q
l’environnement
A
het milieu
9
Q
une génération
A
een generatie
10
Q
une marque
A
een merk
11
Q
un membre
A
een lid
12
Q
un mouvement de jeunesse
A
een jeugdbeweging
13
Q
une raison
A
een reden
14
Q
un volontaire
A
een vrijwilliger, vrijwilligster
15
Q
utile
A
nuttig
16
Q
agir
A
handelen
17
Q
construire
A
bouwen, opbouwen
18
Q
s’engager
A
zich engageren, inzetten
19
Q
pousser
A
duwen, drijven tot
20
Q
se sentir
A
zich voelen
21
Q
avoir envie (de)
A
zin hebben (in/om)
22
Q
de seconde main
A
tweedehands
23
Q
une unégalité
A
een ongelijkheid
24
Q
la justice
A
de gerechtheid
25
le volontarait
het vrijwilligerswerk
26
animé, animée par
bewogen door
27
immédiat, immédiate
onmiddellijk, snel
28
(se) confirmer
bevestigen, bevestigd worden
29
engager (à)
bewegen, aansporen (om/tot)
30
engager quelqu'un
iemand aanwerven
31
faire des reconters
mensen ontmoeten
32
actuellement
tegenwoordig, nu