tour 2 - étape 1 et 2 Flashcards

(91 cards)

1
Q

un autocollant

A

een stikker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

une boite aux lettres

A

een brievenbus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een boite aux carton

A

een kartonnen doos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

un échange

A

een uitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Une étagère

A

een rek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

le fonctionnement

A

de werking, het functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

le matériel

A

het materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

un object

A

een voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

le partage

A

het delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

un pictogramme

A

een pictogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

un prêt

A

het uitlenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een service

A

een dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

une sonnette

A

een (deur) bel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

un aspirateur

A

een stofzuiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

une balance (de cuisine)

A

een (keuken) weegschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

une échelle

A

een ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

un grill

A

een grill, barbecue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

une lampe de poche

A

een zaklamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

une machine à coudre

A

een naaimachine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

un marteau

A

een hamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

un mixeur

A

een mixer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

un moule à gâteau

A

een taartvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

un outil (de jardin)

A

een (tuin) gereedschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

une perceuse

A

een boormachine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
une pompe à vélo
een fietspomp
26
une scie
een zaag
27
un set à fondue
een fondueset
28
une tondeuse ( à gazon)
een grasmachine
29
un tournevis
een schroevendraaier
30
bête
stom
31
solide
stevig
32
suisse
Zwitsers
33
coller
plakken
34
commander
bestellen
35
se connecter
zich verbinden, verbinding maken
36
échanger
uitwisselen
37
empruter (quelque chose à quelqu'un)
(iets van iemand) (ont) lenen
38
encourager (à)
aanmoedigen (om)
39
partager (avec)
delen (met)
40
participer (à)
deelnemen (aan)
41
prêter (à)
(uit) lenen (aan)
42
ranger
opruimen
43
visser
(in elkaar) vijzen
44
couper une branche
een tak afzagen
45
demander un service
een dienst vragen
46
enforcer un clou
een nagel inkloppen
47
gonfler in pneu
een band oppompen
48
tondre le gazon
het gras maaien
49
un four à raclette
een raclettetoestel
50
une passoire
een vergiet
51
la surconsommation
de overconsumptie
52
lumineux, luminieuse
schitterend
53
pointer le bout de son nez
zijn gezicht laten zien
54
autour de chez soi
in je buurt
55
une activité
een activiteit
56
une aide
een hulp
57
un avis
een mening
58
une bande ( d'amis)
ee (vrienden) groep
59
un bruit
een geluid, lawaai
60
l'énergie
de energie
61
une expérience
een ervaring
62
un manuel
een handleiding
63
une option
een mening
64
un organisateur, une organisatrice
een organisator, een organisatrice
65
un produit
een product
66
un projecteur
een spot, projector
67
un technicien, une technicienne
een technicus, technica
68
favori, favorite
favoriet
69
technique
technisch
70
apprécier
waarderen, appreciëren
71
constater
vaststellen, merken
72
functionner
functioneren, werken
73
louer
huren
74
promettre
beloven
75
ça me plait
het bevalt me, ik vind het leuk
76
donner un coup de main
een handje helpen
77
laisser un message
een bericht achterlaten
78
offrir son aide
zijn hulp aanbieden
79
à mon avis
naar mijn mening
80
avec plaisir
met plezier
81
volontiers
met plezier
82
un bien
een goed
83
une communauté
een gemeenschap
84
un gain (financier)
een (financiële) winst
85
un particulier
een particulier
86
un revenu
een inkomen
87
le troc
de ruil (handel)
88
une tromperie
een bedrog
89
parvenir (à)
erin slagen (te)
90
faire appel à
een beroep doen op
91
jeter un coup d'oeil (sur)
een blik werpen op