tour 2 - étape 1 et 2 Flashcards
(91 cards)
1
Q
un autocollant
A
een stikker
2
Q
une boite aux lettres
A
een brievenbus
3
Q
een boite aux carton
A
een kartonnen doos
4
Q
un échange
A
een uitwisseling
5
Q
Une étagère
A
een rek
6
Q
le fonctionnement
A
de werking, het functioneren
7
Q
le matériel
A
het materiaal
8
Q
un object
A
een voorwerp
9
Q
le partage
A
het delen
10
Q
un pictogramme
A
een pictogram
11
Q
un prêt
A
het uitlenen
12
Q
een service
A
een dienst
13
Q
une sonnette
A
een (deur) bel
14
Q
un aspirateur
A
een stofzuiger
15
Q
une balance (de cuisine)
A
een (keuken) weegschaal
16
Q
une échelle
A
een ladder
17
Q
un grill
A
een grill, barbecue
18
Q
une lampe de poche
A
een zaklamp
19
Q
une machine à coudre
A
een naaimachine
20
Q
un marteau
A
een hamer
21
Q
un mixeur
A
een mixer
22
Q
un moule à gâteau
A
een taartvorm
23
Q
un outil (de jardin)
A
een (tuin) gereedschap
24
Q
une perceuse
A
een boormachine
25
une pompe à vélo
een fietspomp
26
une scie
een zaag
27
un set à fondue
een fondueset
28
une tondeuse ( à gazon)
een grasmachine
29
un tournevis
een schroevendraaier
30
bête
stom
31
solide
stevig
32
suisse
Zwitsers
33
coller
plakken
34
commander
bestellen
35
se connecter
zich verbinden, verbinding maken
36
échanger
uitwisselen
37
empruter (quelque chose à quelqu'un)
(iets van iemand) (ont) lenen
38
encourager (à)
aanmoedigen (om)
39
partager (avec)
delen (met)
40
participer (à)
deelnemen (aan)
41
prêter (à)
(uit) lenen (aan)
42
ranger
opruimen
43
visser
(in elkaar) vijzen
44
couper une branche
een tak afzagen
45
demander un service
een dienst vragen
46
enforcer un clou
een nagel inkloppen
47
gonfler in pneu
een band oppompen
48
tondre le gazon
het gras maaien
49
un four à raclette
een raclettetoestel
50
une passoire
een vergiet
51
la surconsommation
de overconsumptie
52
lumineux, luminieuse
schitterend
53
pointer le bout de son nez
zijn gezicht laten zien
54
autour de chez soi
in je buurt
55
une activité
een activiteit
56
une aide
een hulp
57
un avis
een mening
58
une bande ( d'amis)
ee (vrienden) groep
59
un bruit
een geluid, lawaai
60
l'énergie
de energie
61
une expérience
een ervaring
62
un manuel
een handleiding
63
une option
een mening
64
un organisateur, une organisatrice
een organisator, een organisatrice
65
un produit
een product
66
un projecteur
een spot, projector
67
un technicien, une technicienne
een technicus, technica
68
favori, favorite
favoriet
69
technique
technisch
70
apprécier
waarderen, appreciëren
71
constater
vaststellen, merken
72
functionner
functioneren, werken
73
louer
huren
74
promettre
beloven
75
ça me plait
het bevalt me, ik vind het leuk
76
donner un coup de main
een handje helpen
77
laisser un message
een bericht achterlaten
78
offrir son aide
zijn hulp aanbieden
79
à mon avis
naar mijn mening
80
avec plaisir
met plezier
81
volontiers
met plezier
82
un bien
een goed
83
une communauté
een gemeenschap
84
un gain (financier)
een (financiële) winst
85
un particulier
een particulier
86
un revenu
een inkomen
87
le troc
de ruil (handel)
88
une tromperie
een bedrog
89
parvenir (à)
erin slagen (te)
90
faire appel à
een beroep doen op
91
jeter un coup d'oeil (sur)
een blik werpen op