tour 1- étape 2 Flashcards
(45 cards)
1
Q
une asseciation
A
een vereneging, beweging
2
Q
un défenseur, une défenseuse
A
een verdediger, verdedigster
3
Q
un droit
A
een recht
4
Q
l’écologie
A
de ecologie
5
Q
une éducation
A
een vorming, educatie
6
Q
une manifestion
A
een manifestatie, betoging
7
Q
une menace
A
een bedreiging
8
Q
la pollution
A
de vervulling
9
Q
le racisme
A
het rasicme
10
Q
un slogan
A
een slogan, leuze
11
Q
la voilence
A
het geweld
12
Q
féministe
A
feministisch
13
Q
volontaire
A
vrijwillig
14
Q
agir
A
handelen
15
Q
améliorer
A
verbeteren
16
Q
se battre (pour/contre)
A
strijden, vechten (voor/tegen)
17
Q
défendre
A
verdedigen
18
Q
s’énerver (de)
A
zich opwinden (over), ergeren (aan)
19
Q
s’inquiéter (de)
A
zich zorgen maken (over/om)
20
Q
lutter (pour/contre)
A
strijden, vechten (voor/tegen)
21
Q
manifester
A
betogen
22
Q
participer (à)
A
deelnemen (aan)
23
Q
proposer (de)
A
voorstellen (om)
24
Q
recycler
A
recycleren
25
représenter
vertegenwoordigen
26
souffrir
lijden
27
soutenir
steunen, ondersteunen
28
avoir droit à
recht hebben op
29
avoir en commun
gemeen(schappelijk)hebben
30
treir des déchets
afval sorteren
31
au profit de
ten voordele van
32
autre chose
iets anders
33
la discrimination
de discrimintie
34
l'Humanité
de mensheid
35
la malbouffe
de junkfood
36
fluide
soepel, vloeiend (hier: genderfluïde)
37
se mobiliser
zich mobiliseren
38
faire sa part
zijn deel doen
39
se mettre en action
tot actie overgaan
40
prendre la parole
het woord nemen
41
prendre part (à)
deelnemen (aan)
42
rater des cours
lessen missen
43
réduire son empreinte écologique
zijn ecologische voetafdruk verkleinen
44
sortir de sa zone de confront
uit zijn comfortzone treden
45
venir en aide (à quelqu'un)
(iemand) te hulp komen
