Tour 6 étape 1 vocabulaire Flashcards
(61 cards)
1
Q
een activiteit
A
une activité
2
Q
een wandeling
A
une balade
3
Q
een bootje
A
une barque
4
Q
een hut
A
une cabane
5
Q
een (trein)conducteur
A
un conducteur
6
Q
het comfort
A
le confort
7
Q
een zonsondergang
A
un coucher de soleil
8
Q
een afdaling
A
une descente
9
Q
een afstand
A
une distance
10
Q
een ervaring
A
une expérience
11
Q
een bos, woud
A
une fôret
12
Q
een gletsjer
A
un glacier
13
Q
een meer
A
un lac
14
Q
een licht
A
une lumière
15
Q
een berg
A
une montagne
16
Q
een beklimming
A
une montée
17
Q
een wolk
A
un nuage
18
Q
een gelegenheid
A
une occasion
19
Q
een landschap
A
un paysage
20
Q
een helling
A
une pente
21
Q
een weide
A
une prairie
22
Q
een verblijf
A
un séjour
23
Q
een kick
A
une sensation forte
24
Q
een top
A
un sommet
25
een wandeling, uitstapje
une sortie
26
Zwitserland
la Suisse
27
een speelterrein
un terrain de jeu
28
een vallei
une vallée
29
een bezoeker/ een bezoekster
un visiteur/ une visiteuse
30
een reis
un voyage
31
een uitzicht
une vue
32
toegankelijk (voor)
accessible (à)
33
besneeuwd
enneigé(e)
34
nacht-, nachtelijk-
nocturne
35
rotsachtig
rocheux, rocheuse
36
gebruikt, versleten
usé(e)
37
zich vasthouden (aan)
s'accroche (à)
38
bewonderen
admirer
39
bereiken
atteindre
40
afdalen
descendre
41
zich besparen
s'épargner
42
naar boven gaan, klimmen
monter
43
beoefenen
pratiquer
44
profiteren (van)
profiter (de)
45
oversteken
traverser
46
vliegen
voler
47
reizen
voyager
48
door(heen)
à travers
49
un ciel étoilé
een sterrenhemel
50
un funiculaire
een kabelspoorbaan
51
un hameau
een gehucht
52
une luge
een slee
53
la parapente
paragliden
54
une rive
een oever
55
un sentier suspendu
een hangend pad
56
des télésièges
een zetellift
57
souterrain
ondergronds
58
escalader
beklimmen
59
franchement
eerlijk gezegd
60
een vlag
un drapeau
61
een buurland
un pays voisin