tous accros Flashcards
(70 cards)
1
Q
een jongere
A
un(e) adolescent(e)
2
Q
een volwassene
A
un(e) adulte
3
Q
een mening
A
un avis
4
Q
een verhoging/stijging
A
une augmentation
5
Q
de hersenen
A
le cerveau
6
Q
de verbinding
A
la connexion
7
Q
de vaststelling/ de balans
A
le constat
8
Q
een ontdekking
A
une découverte
9
Q
de afhankelijkheid/ de verslaving
A
la dépendance
10
Q
het recht
A
le droit
11
Q
de verveling
A
l’ennui
12
Q
de geest
A
l’esprit
13
Q
een studie
A
une étude
14
Q
een gezin/ huishouden
A
un foyer
15
Q
een generatie
A
une génération
16
Q
de mensen
A
les gens
17
Q
het toeval
A
le hasard
18
Q
een instelling/ organisatie
A
une instance
19
Q
een jongere
A
un(e) jeune
20
Q
de meerderheid
A
la majorité
21
Q
de gematigdheid
A
la modération
22
Q
een notificatie
A
une notification
23
Q
het digitale
A
le numérique
24
Q
een mening
A
une opinion
25
een platform
une plateforme
26
de vervuiling
la pollution
27
een gsm
un portable
28
de beloning/ de prijs
la récompense
29
een sociaal netwerk/ de sociale netwerken
un réseau (social)/ les réseaux sociaux
30
een verantwoordelijke
un(e) responsable
31
het wakker worden
le réveil
32
de gezondheid
la santé
33
een gevoel
un sentiment
34
de eenzaamheid
la solitude
35
een verzoek
une sollicitation
36
een geluid
un son
37
een gebruiker
un utilisateur
38
verslaafd aan
accro(s)
39
verslavend
addictif/ addictive(s)
40
kwetsbaar
fragile(s)
41
mentaal
mental(e)/ mentaux
42
gemiddeld
moyen(ne)(s)
43
omnipresent/ alomtegenwoordig
omniprésent(e)(s)
44
publiek
publique
45
wetenschappelijk
scientifiques
46
gevoelig
sensible(s)
47
vasthangen (aan)
accrocher (à)
48
vatten/ begrijpen
appréhender
49
de aandacht trekken
capter l'attention
50
raadplegen
consulter
51
uitzetten/afkoppelen
déconnecter
52
bewijzen
démontrer
53
ontwikkelen
développer
54
veroorzaken
entraîner
55
lijken
paraître
56
posten/ plaatsen
poster
57
losmaken/ vrijlaten
relâcher
58
ontmoeten
rencontrer
59
doen worden/ maken
rendre
60
gaan gebruiken/ terugvallen
replonger
61
weerstaan
résister
62
in slaap vallen
s'endormir
63
stimuleren
stimuler
64
vanaf
dès
65
volgens mij/ naar mijn mening
à mon avis
66
van het opstaan tot het slapengaan/ van 's ochtends tot 's avonds
du lever au coucher
67
in veiligheid zijn
être à l'abri
68
tijd spenderen aan/ op
passer du temps sur
69
het merendeel
la plupart (de/du/de la/de l'/ des)
70
tegenover/ ten opzichte van
vis-à-vis