Trajet 4 Flashcards
(87 cards)
1
Q
De tekenacademie
A
L’académie de dessin (f)
2
Q
De muziekacademie
A
L’académie de musique (f)
3
Q
De bibliotheek
A
La bibliothèque
4
Q
Het cultureel centrum
A
Le centre culturel
5
Q
De warmte
A
La chaleur
6
Q
De bioscoop
A
La cinéma
7
Q
De kleur
A
La couleur
8
Q
Te tekenaar, de tekenares
A
Le dessinateur, la dessinatrice
9
Q
De tentoonstelling
A
L’exposition (f)
10
Q
Het festival
A
Le festival
11
Q
De film
A
Le film
12
Q
De gids
A
Le/ la guide
13
Q
De vreugde
A
La joie
14
Q
Het museum
A
Le musée
15
Q
De muziek
A
La musique
16
Q
Het landschap
A
Le paysage
17
Q
De schilder
A
Le peintre
18
Q
Het schilderij
A
La peinture
19
Q
Het stuk
A
La pièce
20
Q
Het penceel
A
Le pinceau
21
Q
De (concert)zaal
A
La salle (de concert)
22
Q
Het schilderij
A
Le tableau
23
Q
Het toneel, het theater
A
Le théâtre
24
Q
De droefheid
A
La tristesse
25
De vestiaire
Le vestiaire
26
Licht, helder
Clair(e)
27
Klassiek
Classique
28
Komisch, grappig
Comique
29
Aangrijpend, ontroerend
Émouvant(e)
30
Vervelend, monotoon
Ennuyeux, ennuyeuse
31
Donker
Foncé(e)
32
Vernieuwend
Innovant(e)
33
Licht, klaar
Lumineux, lumineuse
34
Prachtig
Magnifique
35
Modern
Moderne
36
Geheimzinnig
Mystérieux, mystérieuse
37
Origineel
Original(e)
38
Aangrijpend, ontroerend
Touchant(e)
39
Fel
Vif, vive
40
Waarderen, leuk vinden
Apprécier
41
Bezoeken (plaatsen)
Visiter
42
Het is niet zo goed
Ce n’est pas terrible
43
Het grote aantal
La multitude
44
De bekendheid
La renommée
45
De veilig
La vente aux enchères
46
Belangrijk, essentieel, doorslaggevend
Primordial(e)
47
De kunst
L’art (m)
48
Het meesterwerk
Le chef-d’œuvre
49
Het fresco, de muurschildering
La fresque
50
Het kunstwerk
L’œuvre d’art (f)
51
De prestatie, de uitvoering
La performance
52
Het beeldhouwwerk
La sculpture
53
Het standbeeld
La statue
54
Het wandtapijt
La tapisserie
55
De bezoeker, de bezoekster
Le visiteur, la visiteuse
56
Abstract
Abstrait(e)
57
Hedendaags
Contemporain(e)
58
Het stilleven
La nature morte
59
De beeldhouwer, de beeldhouwster
Le sculpteur, la sculptrice
60
Het doek
La toile
61
(In)kleuren
Colorer
62
Hanteren
Manier
63
Ensceneren, ten tonele voeren
Mettre en scène
64
Het profiel
Le profil
65
Opzichtig, schreeuwerig
Criard(e)
66
Fel, levendig, sprankelend
Éclatant(e)
67
Raadselachtig
Énigmatique
68
Verkennen
Explorer
69
Uitgaan van, vrijkomen uit
Se dégager de
70
Oproepen, opwekken
Susciter
71
Op de achtergrond
À l’arrière-plan
72
Op de voorgrond
Au premier plan
73
Stoutmoedig, gedurfd
Audacieux, audacieuse
74
Aangrijpend
Bouleversant(e)
75
Boeiend
Captivant(e)
76
Teleurstellend
Décevant(e)
77
Adembenemend
Époustouflant(e)
78
Vervelend, eentonig
Lassant(e)
79
Matig, licht onvoldoende
Médiocre
80
Stomverbaasd
Stupéfait(e)
81
Bekritiseren
Décrier
82
Verwonderd doen staan
Émerveiller
83
Intrigeren, nieuwsgierig maken
Intriguer
84
Het laat me onverschillig
Cela me laisse indifférent(e)
85
Warm aanbevolen
Chaudement recommandé
86
Op zijn honger blijven zitten
Rester sur sa faim
87
Beter verwachten
S’attendre à mieux
