Trede 21 Flashcards
(44 cards)
1
Q
discussiëren
A
Discuss (to)
2
Q
oplossen
A
Solve (to)
3
Q
communiceren
A
Communicate (to)
4
Q
klagen
A
Complain (to)
5
Q
overtuigen
A
Convince (to)
6
Q
uitleggen
A
Explain (to)
7
Q
beslissen
A
Decide (to)
8
Q
onderzoek doen
A
Do research (to)
9
Q
herkennen
A
Recognise (to)
10
Q
inspireren
A
Inspire (to)
11
Q
vergelijken
A
compare (to)
12
Q
beschrijven
A
describe (to)
13
Q
verwerken
A
process (to)
14
Q
voorbereiden
A
prepare (to)
15
Q
reizen
A
travel (to)
16
Q
wandelen
A
hike (to)
17
Q
plannen
A
plan (to)
18
Q
boeken
A
book (to)
19
Q
kamperen
A
camp (to)
20
Q
bezoeken
A
visit (to)
21
Q
bestemming
A
destination
22
Q
vliegtuig
A
airplane
23
Q
hostel, jeugdherberg
A
hostel
24
Q
bekende plek, bekend gebouw
A
landmark
25
reis met de auto
road trip
26
Essentieel
essential
27
Klacht
complaint
28
Klantenservice
customer service
29
Motel
Motel
30
Voorzieningen
amenities
31
Receptionist
receptionist
32
Medewerker
staff member
33
Verstopt
clogged
34
Ultiem
ultimate
35
Camper
RV (recreational vehicle)
36
Goed
Good
37
Voorkant van een boek
book cover
38
Thema
theme
39
Dagboek
diary
40
Uitspraak
quotation
41
Reisdagboek
travel journal
42
Stukje in een dagboek
journal entry
43
Afwijkend
contrasting
44
Kwaad
Evil