Trede 23 & 24 Flashcards
(82 cards)
1
Q
delen
A
share (to)
2
Q
ontmaskeren
A
debunk (to)
3
Q
behoren tot
A
belong (to)
4
Q
analyseren
A
analyse (to)
5
Q
begrijpen
A
understand (to)
6
Q
intrigeren
A
inspire (to)
7
Q
verslaggeven
A
report (to)
8
Q
reageren op
A
respond (to)
9
Q
feit
A
fact
10
Q
mythe
A
myth
11
Q
bewijs
A
evidence
12
Q
wetenschap
A
science
13
Q
wetenschapper
A
scientist
14
Q
vertrouwen
A
Trust
15
Q
roddel
A
gossip
16
Q
emotie
A
emotion
17
Q
Fout
A
error
18
Q
kans
A
opportunity
19
Q
ijsbreker
A
ice breaker
20
Q
vaardigheid
A
skill
21
Q
eis
A
demand
22
Q
aanname
A
assumption
23
Q
meer
A
more
24
Q
minder
A
less
25
minder
fewer
26
nep
fake
27
echt
true
28
negatief
negative
29
positief
positive
30
bijzonder
extraordinary
31
spannend
exciting
32
op feiten gebaseerd
factual
33
artikel
article
34
krantenkop
headline
35
verslaggever
reporter
36
mening
opinion
37
bron
source
38
onderwerp
topic
39
sensatiekrant
tabloid
40
krant (serieuze media)
broadsheet
41
lokmiddel
clickbait
42
partijdigheid
bias
43
nepverhaal
Hoax
44
gerucht
rumour
45
uitzending
broadcast
46
wonderkind
prodigy
47
vooroordeel
prejudice
48
vragenlijst
survey
49
opvallend
remarkable
50
invloedrijk
influential
51
eigenschap
trait
52
gewelddadig
violent
53
heldhaftig
heroic
54
beïnvloeden
influence (to)
55
verwerken
process (to)
56
koppelen
associate (to)
57
veranderen
modify (to)
58
dwalen
wander (to)
59
pesten
bully (to)
60
oefenen
rehearse (to)
61
voordragen
recite (to)
62
afleiden
deduce (to)
63
perfecte wereld
utopia
64
ellendige samenleving
dystopia
65
roman
novel
66
definitie
definition
67
gescheiden
divided
68
mogelijkheid
ability
69
fragment
excerpt
70
regel
rule
71
richtlijn
guideline
72
manieren
manners
73
vooroordeel
prejudice
74
samenleving
society
75
waarden
values
76
straf
punishment
77
overtreding
offence
78
dakloos
homeless
79
omstandigheden
circumstances
80
onzichtbaar
invisible
81
veiligheid
safety
82
moeilijkheden
difficulties