tw 4 GOED OEFENEN Flashcards
(44 cards)
abiotische factoren
invloeden uit de niet-levende natuur, bijvoorbeeld de temperatuur
afvaleters
bodemdieren die het afval van producenten en consumenten eten in de voedselkringloop
alleseters (omnivoren)
dieren die zowel (delen van) planten als dieren eten
bacterierijk
groep van bacteriën: bacteriën bestaan uit een cel met cytoplasma, een celmembraan en een celwand: bacteriën zetten humus om in mineralen en horen daarom bij de reducenten
biodiversiteit
hoeveelheid verschillende organismen in een biotoop: hoe meer verschillende organismen, hoe groter de biodiversiteit
biotische factoren
invloeden op de levende natuur bijvoorbeeld een roofdier
bodemdieren
dieren die het afval uit de strooisellaag eten en het zo verkleinen
bodemprofiel
doorsnede van de bodem van bijvoorbeeld een bos
concurrenten
organismen die op een plek leven en allemaal hetzelfde voedsel eten of allemaal licht nodig hebben: bijvoorbeeld vogels in een boom die allemaal insecten eten of de planten in een bos.
Consumenten
dieren en mensen: de gebruikers van glucose en andere voedingsstoffen in de voedselkringloop
dierenrijk
groep van dieren: dieren bestaan uit cellen met cytoplasma, een celmembraan en een celkern
dierlijke mest
poep en plas van dieren zoals koeien, varkens en kippen
factoren
omstandigheden in een gebied die invloed hebben op de organismen in dat gebied
fotosynthese
uit koolstofdioxide en water onstaat in de bladgroenkorrels glucose en zuurstof, hiervoor is ook zonlicht voor nodig
geslachtsnaam
naam van het geslacht waar het organisme bij hoort: het is het eerste deel van de wetenschappelijke naam van een organisme
glucose
plantensuiker: wordt tijdens de fotosynthese in bladgroenkorrels gemaakt
grondlaag
onderste laag in een bodemprofiel: kan bestaan uit verschillende grondsoorten: zand, klei, leem of veen
habitat
plek waar een organisme kan leven: de abiotische factoren zijn geschikt en er is genoeg voedsel te vinden
humuslaag
tweede laag in een bodemprofiel: een laag donkere korreltjes die ontstaan doordat bodemdieren het afval uit de strooisellaag kleinmaken
koolstofdioxide
gas dat planten nodig hebben voor het maken van glucose (fotosynthese)
kunstmest
kleine mestkorrels met mineralen, die in een fabriek worden gemaakt
levensgemeenschao
alle organismen die samen in een biotoop leven
mest
voeding voor planten met mineralen erin
mineralen
meststoffen (voedingszouten) die planten met hun wortels opnemen: planten hebben mineralen nodig om alle voedingsstoffen te maken die nodig zijn voor de groei