Unit 1 Lesson 4 Flashcards
(54 cards)
1
Q
accomplish
A
bereiken
2
Q
accomplishment
A
prestatie
3
Q
adaptation
A
bewerking
4
Q
agreement
A
contract
5
Q
akward
A
ongemakkelijk
6
Q
blockbuster
A
kaskraker
7
Q
capitalise on
A
profiteren van
8
Q
courtesy
A
beleefdheid
9
Q
craft
A
vakmanschap
10
Q
daunting
A
ontmoedigend
11
Q
decline
A
achteruitgang
12
Q
due to
A
vanwege
13
Q
explore
A
verkennen
14
Q
hesitant
A
aarzelend
15
Q
overnight
A
van de op naar de andere dag
16
Q
passionate about
A
dol op
17
Q
pat
A
tikken
17
Q
reservations
A
twijfels
18
Q
top-notch
A
eersteklas, hoogstaand
19
Q
warrior
A
strijder
20
Q
will be cast
A
de filmrol krijgen
21
Q
aanmoedigen
A
encourage
22
Q
bedoeling
A
intention
23
Q
beroemdheid
A
celebrity
24
bezorgdheid
concern
25
buitenwijk
suburb
26
chagrijnig
grumpy
27
d..w..z, dat wil ik zeggen
i.e.
28
de hoofdrol spelen
star
29
erkennen
acknowledge
30
erkenning
recognition
31
gelden voor
apply to
32
heldin
heroine
33
herkennen
recognise
34
het valt niet te ontkennen dat
there is no denying that
35
informeren naar
inquire about
36
kennelijk
apparently
37
omhelzing
hug
38
omringde
surrounding
39
onderwerp
topic
40
opvoeden
raise
41
over de hele wereld
around the globe
42
pas om half vijf
not until half past four
43
prikkelbaar
bad-tempered
44
reclame
commercial
45
ruzie hebben
have an argument
46
slagen
graduate
47
vastbesloten
determined
48
verbazen
amaze
49
vergezocht
far-fetched
50
voorspelbaar
predictable
51
zelfverzekerd
self-assured
52
ziekte
disease
53
zintuig
sense