Unit 1 Lesson 1 Flashcards
(54 cards)
1
Q
advocate
A
voorstander
2
Q
as of
A
vanaf
3
Q
assign
A
toewijzen
4
Q
at the forefront
A
op de voorgrond
5
Q
bill
A
wet
6
Q
caucus
A
vergadering
7
Q
displacement
A
verplaatsing, verdrijving
8
Q
empower
A
sterker maken
9
Q
freshman
A
eerstejaars(student)
10
Q
gender inequality
A
genderongelijkheid
11
Q
implore
A
verzoeken, smeken
12
Q
injustice
A
onrecht
13
Q
lead
A
hoofdpersonage
14
Q
legislation
A
wetgeving
15
Q
prohibit
A
verbieden
16
Q
prospect
A
vooruitzicht
17
Q
refugee
A
vluchteling
18
Q
trade show
A
beurs
19
Q
valiant
A
dapper
20
Q
wholesale
A
groothandel
21
Q
aanbod
A
offer
22
Q
afval
A
waste
23
Q
ambitie
A
ambition
24
Q
bescheiden
A
modest
25
bescherming
protection
26
bevel
order
27
beweging
movement
28
blijven zitten met
end up with
29
detailhandel
retail
30
diversiteit
diversity
31
eis
requirement
32
fabriceren
manufacture
33
gebrek aan
a lack of
34
herkenbaar
recognisable
35
huidig
current
36
lanceren, op de markt brengen
launch
37
moed
courage
38
onderbouw
middle school
39
ondernemer
entrepreneur
40
ongelijkheid
inequality
41
primeur
exclusive
42
raad
council
43
regelen, oplossen
fix
44
schenden
violate
45
tegen de tijd
by the time
46
vaststellen
establish
47
verlaging
reduction
48
vertegenwoordiging, representatie
representation
49
vertrouwen, geloof
faith
50
verzending
shipment
51
voorzien van
provide with
52
wereldbol, aarde
globe
53
zich inspannen om te helpen
reach out
54
zich uitspreken tegen
speak out against