Unit 2 - Conditionals 2 Flashcards
Iemand mee uitvragen
To ask (someone) out
Het uitmaken
To break up
Het goed kunnen vinden met iemand, klikken
To hit it off
Iemand proberen te versieren
To hit on
Iemand aan de haak slaan, flikflooien
To hook up
Iemand aan het lijntje houden
To lead on
Zoenen
To make out
Het goedmaken
To make up
Verder gaan met je leven, je over iemand heen zetten
To move on
Verhuizen
To move out
Rustiger aan doen, binden, settelen
To settle down
Werken aan
To work on
Uitwerken, oplossen
To work (something) out
Verwerken
To work through
Een moeilijke periode
A rough patch
Een zwakke plek
A soft spot
Een oude vlam, een oude liefde
An old flame
Halsoverkop
Head over heels
Klef, zoetsappig, melig
Lovey-dovey
Liefje, oogappel
Main squeeze
Onafscheidelijk zijn
To be joined at the hip
Van je sokken geblazen worden, iemand van zijn sokken blazen
To be swept off your feet, to sweep someone off their feet
Nog iets voelen voor iemand
To carry a torch
Beginnen te twijfelen, koudwatervrees
To get cold feet