unit 3 lesson 4 en ne Flashcards
(22 cards)
1
Q
awakening
A
bewustwording; ontwaking
2
Q
to capture
A
vastleggen
3
Q
close-knit
A
hecht
4
Q
to come into your own
A
tot je recht komen
5
Q
composition
A
samenstelling; compositie
6
Q
contemporary
A
eigentijds; hedendaags
7
Q
decorative
A
decoratief
8
Q
dedication
A
toewijding; streven
9
Q
to emerge
A
tevoorschijn komen; verschijnen
10
Q
to encourage
A
aanmoedigen
11
Q
to express
A
uitdrukken
12
Q
extraordinary
A
buitengewoon
13
Q
to feature
A
laten zien; tonen
14
Q
for peanuts
A
voor niets; voor heel weinig
15
Q
in-thing
A
trend
16
Q
licensing fee
A
licentievergoeding
17
Q
open-minded
A
onbevooroordeeld
18
Q
outstanding
A
uitstekende
19
Q
persistence
A
standvastigheid
20
Q
to pursue
A
najagen; nastreven
21
Q
refreshing
A
vernieuwend; verfrissend
22
Q
to thrive
A
bloeien; het goed doen