unit 4 lesson 2 en ne Flashcards
(22 cards)
1
Q
abundance
A
overvloed
2
Q
air pollution
A
luchtverontreiniging
3
Q
amid
A
te midden van
4
Q
archipelago
A
archipel( ketting van eilanden)
5
Q
debris
A
puin; brokstukken
6
Q
to deposit
A
afzetten
7
Q
disruption
A
ontwrichting; verstoring
8
Q
dormant
A
slapend; inactief
9
Q
eruption
A
uitbarsting
10
Q
fateful
A
noodlottig
11
Q
fault line
A
breuklijn
12
Q
geothermal energy
A
aardwarmte
13
Q
hemisphere
A
halfrond; hemisfeer
14
Q
mining
A
mijnbouw
15
Q
municipality
A
gemeente
16
Q
ridge
A
bergketen; richel
17
Q
ripple
A
golf; rimpel
18
Q
soil erosion
A
bodemrosie
19
Q
tectonic plate
A
aardplaat
20
Q
(un) inhabited
A
(on) bewoond
21
Q
visible
A
zichtbaar
22
Q
well
A
bron; boorput