Unit 4 (vertaling) Flashcards
(44 cards)
1
Q
in gevaar
A
in danger
2
Q
in de schulden
A
in debt
3
Q
nauwkeurig
A
in detail
4
Q
in goede conditie
A
in good shape
5
Q
op tijd
A
in time
6
Q
op regelmatige basis
A
on a regular basis
7
Q
op schema
A
on schedule
8
Q
gemiddeld
A
on average
9
Q
op grote schaal
A
on a large scale
10
Q
in gevaar
A
at risk
11
Q
eerst
A
at first
12
Q
verloren
A
at a loss
13
Q
zijn prijs hebben
A
to come at a price
14
Q
koste wat het kost
A
at all costs
15
Q
toevallig, per ongeluk
A
by accident
16
Q
verreweg
A
by far
17
Q
van aard
A
by nature
18
Q
in grote hoeveelheden
A
by the dozen
19
Q
vanzelfsprekend vinden
A
to take for granted
20
Q
te koop
A
for sale
21
Q
uit ervaring
A
form experience
22
Q
vanuit het geheugen
A
from memory
23
Q
verleiden
A
to tempt
24
Q
uitlokken
A
to trigger
25
een verlangen
a craving
26
spijt
regret
27
verwijderen
to erase
28
afhankelijk
dependent
29
een angst
an anxiety
30
verveling
boredom
31
zelftwijfel
self-doubt
32
een voorschrift
a prescription
33
bedorven, rot
rotten
34
taaiheid
toughness
35
veerkrachtig
resilient
36
revalidatie
rehab
37
verdwijnen
to vanish
38
een opoffering
a sacrifice
39
in evenwicht brengen
to balance
40
een kans
an opportunity
41
in een oogwenk, plots
in a heartbeat
42
een mislukkeling
a failure
43
een verbetering
an improvement
44
kanaliseren
to channel