Unità 6 - A cena fuori II (Libro dello studente) Flashcards
(87 cards)
1
Q
de gedekte tafel
A
la tavola apparecchiata
2
Q
het tafelkleed
A
la tovaglia
3
Q
het servet
A
il tovagliolo
4
Q
de vork
A
la forchetta
5
Q
de peper
A
il pepe
6
Q
het mes
A
il coltello
7
Q
de saus
A
il sugo
8
Q
de salami
A
il salame
9
Q
snijden
A
tagliare
10
Q
frituren
A
friggere
11
Q
roeren
A
mescolare
12
Q
raspen
A
grattugiare
13
Q
de pan (voor koken)
A
la pentola
14
Q
de snijplank
A
il tagliere
15
Q
de pan. (voor bakken)
A
la padella
16
Q
de roerlepel
A
il mestolo
17
Q
het vergiet
A
il colapasta
18
Q
de gelijkenissen
A
le somiglianze
19
Q
het nieuws
A
la notizia
20
Q
economisch
A
economico
21
Q
alvast bedankt
A
grazie in anticipo
22
Q
verbonden
A
legati (sing. legato)
23
Q
de historische personages
A
i personaggi storici
24
Q
de Arabieren
A
gli arabi (sing. l’arabo)
25
de Oostenrijkers
gli austriaci (sing. l'austriaco)
26
de recepten
le ricette (sing. la ricetta)
27
de legende
la leggenda
28
eigenlijk
in realtà
29
de eeuwen
i secoli (sing. il secolo)
30
de Grieken
i Greci
31
de etrusken
gli Etruschi
32
een soort van...
una specie di...
33
voorbereid
preparate (sing. preparata)
34
introduceren
introdurre
35
siciliaanse
siciliana (f.), siciliano (m.)
36
de maritieme handel
i commerci maritimi
37
beetje voor beetje
piano piano
38
hele antieke/super antiek
antichissima
39
de stenen
le pietre (sing. al pietra)
40
de dunne sneetjes brood
le sottili fette di pane
41
de toevoeging
l'aggiunta
42
de ingredienten
gli ingredienti (sing. l'ingrediente)
43
en niet alleen
e non solo
44
de koning
il re
45
de koningin
la regina
46
het hof
la corte
47
de pizzabakker
il pizzaiolo
48
proeven
assaggiare
49
driekleur
tricolore
50
de vlag
la bandiera
51
de basilicum
il basilico
52
in de eer van...
in onore di...
53
verovering
conquista
54
het fantastische verhaal
il racconto fantastico
55
de individuele producten
i singoli prodotti
56
culinair
culinario
57
stemmen
votate (inf. votare)
58
de broodjeszaak
la paninoteca
59
de taverne, eethuis
l'osteria
60
veel (meer dan genoeg)
parecchie (sing. parecchia)
61
consumeren
consumare
62
te veel
troppo
63
duur
costosa (f.), costoso (m.)
64
bezocht
frequentata (f.), frequentato (m.)
65
de variatie
la varietà
66
regionaal
regionali (sing. regionale)
67
de omgeving
l'ambiente
68
proeven
gustare
69
geraffineerde
raffinati (sing. raffinato)
70
om tijdgebrek
per mancanza di tempo
71
gewild, gezocht
ricercado
72
zonder audio
senza audio
73
heel goed
benissimo
74
je hebt je diploma gehaald
ti sei laureata
75
ik kijk
occhiata
76
maakt ruzie
litiga (inf. litigare)
77
verschrikkelijk
terribile
78
zware
pesanti (sing. pesante)
79
de architect
l'architetto
80
grappig
divertente
81
wat op tafel zetten?
ma cosa mettere in tavola?
82
de lepel
il cucchiaio
83
de verbale tijd
il tempo verbale
84
koken
bollire
85
de kok
il cuoco
86
opstaan
in piedi
87
zit in groep zes
va in terza elementare
