Unité 5 (klas 5) Flashcards
(79 cards)
1
Q
à destination de
A
met bestemming van / naar
2
Q
l’abolition
A
de afschaffing
3
Q
l’abus
A
het misbruik
4
Q
agricole
A
agrarisch
5
Q
l’altitude
A
de hoogte
6
Q
les armes nucléaires
A
de kernwapens
7
Q
atterrir
A
landen
8
Q
attribuer
A
toewijzen/ toekennen
9
Q
le bagage à main
A
de handbagage
10
Q
le bracelet
A
de armband
11
Q
la carte d’embarquement
A
de boarding pass
12
Q
la cheville
A
de enkel
13
Q
le cimetière
A
het kerkhof
14
Q
le citoyen / la citoyenne
A
de burger
15
Q
commun
A
gemeenschappelijk
16
Q
le Conseil européen
A
de Europese Raad
17
Q
consentir
A
het eens zijn
18
Q
constituer
A
vormen
19
Q
la coopération
A
de samenwerking
20
Q
courant
A
gangbaar
21
Q
la création
A
het uitvinden
22
Q
la culture
A
de teelt
23
Q
la date d’expiration
A
de vervaldatum
24
Q
le décalage horaire
A
het tijdsverschil
25
décoller
opstijgen
26
le dépaysement
de (aangename) verandering van gewoonten
27
le désagrément
de last / het ongemak
28
la dispute
de ruzie
29
les dommages
de schade
30
le drapeau
de vlag
31
l'élargissement
de uitbreiding
32
les élections
de verkiezingen
33
en provance de
afkomstig van / uit
34
encourager
aanmoedigen
35
l'escale
de tussenlanding
36
l'esclavage
de slavernij
37
l'État membre
de lidstaat
38
le forfait
het arrangement
39
la frontière
de grens
40
l'Hexagone
(Europees) Frankrijk
41
l'hymne national
het volkslied
42
imprévu
onverwacht
43
incontournable
onvermijdelijk
44
interdire
verbieden
45
l'investissement
de investering
46
l'itinéraire
de route
47
léger
licht
48
la liberté
de vrijheid
49
le liquide
het contant geld
50
la paix
de vrede
51
le marché
de markt
52
l'ouverture d'esprit
de ruimdenkendheid
53
le papillon
de vlinder
54
le passager
de passagier
55
le patrimoine
het erfgoed
56
le paysage
het landschap
57
le périple
de rondreis
58
le permis de conduire
het rijbewijs
59
la polémique
de polemiek / de discussie
60
pourvu de
voorzien van
61
principalement
voornamelijk
62
la prolifération
de verspreiding
63
la provenance
de herkomst
64
renforcer
versterken
65
répandre
verspreiden
66
restreindre
beperken
67
retirer
uitdoen (van kleding)
68
s'attarder (à / sur)
te lang stilstaan (bij) (fig.)
69
sauvage
wild
70
se munir de
meenemen / bij zich hebben
71
subir
ondergaan
72
témoigner de
getuigen van
73
le traité
het verdrag
74
unir
verenigen
75
valable
geldig
76
valoriser
toekennen aan
77
le voilier
de zeilboot
78
le vol
de vlucht
79
voter
stemmen
