Useful Expression Flashcards
(40 cards)
1
Q
to get used to
A
wennen
2
Q
I am worried about
A
Ik maak me zorgen over
3
Q
still ongoing
A
nog steeds door
4
Q
it depends on
A
het hangt af van
5
Q
what about…
A
wat denk je van, wat vind je van
6
Q
working for myself
A
in loondienst, zzp’er
7
Q
I can’t complain
A
ik mag niet klagen
8
Q
work tasks
A
werkzaamheden
9
Q
it changes everyday
A
het is ieder dag verschillend
10
Q
is doing
A
aan het zijn, ik ben aan het hardlopen
11
Q
to act as though
A
doen als of
12
Q
to close
A
dichtdoen
13
Q
to open
A
opendoen
14
Q
to hurt
A
pain doen
15
Q
to be in a hurry
A
haast hebben
16
Q
to talk bout
A
het hebben over, ik heb het over
17
Q
to be busy
A
het druk hebben
18
Q
to be cold/warm
A
het koud/warm hebben
19
Q
to be sleepy
A
slaap hebben
20
Q
to like, to feel like
A
zin hebben in
21
Q
how is it that?
A
hoe komt het dat?
22
Q
that’s fine
A
goed zo
23
Q
everything is okay
A
alles is voor elkaar
24
Q
welcome to
A
welkom in
25
sleep well
welterusten
26
I am sorry
Pardon
27
excuse me
Neemt u mij niet kwalijk
28
that is not allowed
dat mag niet
29
that isn't necessary
dat hoeft niet
30
that's not important
het geeft niet
31
i like that
dat bevalt me goed
32
i don't care for that
dat bevalt me niet goed
33
how are you?
hoe maakt u het?
34
don't mention it
niet te danken
35
At your service
Tot uw dienst
36
I am very busy
Ik heb het erg druk
37
I don't feel too well
Ik voel me niet best
38
Whose turn is it?
wie is er aand de beurt
39
It's my turn
Ik ben eraan debeurt
40
wat is the day today?
De hoeveelste is 't vandaag?
