Veelvoorkomende woorden in de examens (examenbundel) Flashcards

(45 cards)

1
Q

aanbeveling

A

goede raad of advies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanleiding

A

omstandigheid of gebeurtenis die de schrijver ertoe heeft gebracht zijn tekst te schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

activeren

A

aansporen tot handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afweging

A

wegen van voor- en nadelen of mogelijke oplossingen om tot een mogelijke oplossing te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

amuseren

A

vermaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

analogie

A

vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

anekdote

A

kort, kenmerken of grappig verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

argument

A

een uitspraak waarmee de schrijver een standpunt onderbouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

argumentatieschema

A

samenhang tussen standpunt en argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

argumenten ad hominem

A

argument van persoonlijke aanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beantwoording

A

antwoord op een gestelde vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bedenking

A

bezwaar, tegenwerping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

begripsomschrijving

A

nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term/definitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beoordeling

A

positief of negatief oordeel over een onderwerp of redenering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beschouwing

A

bedoeld om een verschijnsel van verschillende kanten te belichten; gedeeltelijk objectief en gedeeltelijk subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

betoog

A

bedoeld om te overtuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bewering

A

mening die met argumenten wordt onderbouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bewijs(voering)

A

het aantonen met feiten (uit onderzoek) van de juistheid van een stelling of theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bezwaar

A

bedenking/tegenwerping

20
Q

causaliteit

A

verband tussen oorzaak en gevolg

21
Q

centrale stelling

A

standpunt dat in een betoog wordt verdedigd, kernachtig te omschrijven in één zin als de hoofdgedachte

22
Q

citeren

A

een stukje tekst letterlijk aanhalen

23
Q

conclusie

A

gevolgtrekking

24
Q

consistent

A

samenhangend/logisch opgebouwd

25
constatering
vaststelling, opmerking
26
definitie
nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term
27
doelstelling
wat iemand wil bereiken
28
drogreden
argumenten die verkeerd zijn gebruikt en daarom fout moeten worden genoemd
29
expliciet
uitdrukkelijk
30
factor
medebepalend deel, medeoorzaak
31
gevoelswaarde
mening of gevoel van de schrijver met betrekking tot het onderwerp
32
hypothese
te bewijzen veronderstelling
33
impliciet
stilzwijgend eronder begrepen
34
intentie
bedoeling
35
ironie
milde spot
36
karakterisering
de voornaamste kenmerken van een verschijnsel
37
nevenschikking
naast elkaar gebruiken van verschillende, gelijkwaardige argumenten
38
nuanceren
fijne onderscheidingen aanbrengen in
39
onderbouwing
argumenten en gegevens die een stelling ondersteunen
40
onderschikking
gebruik van een argument ter ondersteuning van een ander argument, dat op zichzelf onvoldoende overtuigend is
41
oneigenlijk
voor een ander doel dan waarvoor het eigenlijk bestemd is
42
oorzaak
waardoor iets is geworden als het is
43
premisse
vooronderstelling
44
redenering
gedachtegang volgens logisch patroon
45
relativeren
de betrekkelijkheid ergens van doen afzwakken