Vervoeging Hebben Flashcards
(26 cards)
Wat is de infinitief van het werkwoord ‘hebben’ in het Duits?
haben
Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud (ich) tegenwoordige tijd?
ich habe
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon enkelvoud (du) tegenwoordige tijd?
du hast
Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de derde persoon enkelvoud (er/sie/es) tegenwoordige tijd?
er/sie/es hat
Vervang het werkwoord in de zin: ‘Du ____ ein Buch.’
hast
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de eerste persoon meervoud (wir) verleden tijd?
wir hatten
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon meervoud (ihr) tegenwoordige tijd?
ihr habt
Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de derde persoon meervoud (sie) verleden tijd?
sie hatten
Is de zin correct? ‘Ich habe ein Auto.’
Ja
Wat is de verleden tijd van ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud?
ich hatte
Vervang het werkwoord in de zin: ‘Wir ____ viele Freunde.’
haben
Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de tweede persoon enkelvoud (du) verleden tijd?
du hattest
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud (ich) toekomende tijd?
ich werde haben
Vervang het werkwoord in de zin: ‘Sie ____ einen Hund.’
hat
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de derde persoon enkelvoud (sie) tegenwoordige tijd?
sie hat
Is de zin correct? ‘Ihr habt ein Problem.’
Ja
Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de eerste persoon meervoud (wir) tegenwoordige tijd?
wir haben
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon meervoud (ihr) verleden tijd?
ihr hattet
Vervang het werkwoord in de zin: ‘Er ____ einen neuen Job.’
hat
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud (ich) verleden tijd?
ich hatte
Vul de lege plek in: ‘Du ____ das Beste.’
hast
Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de derde persoon enkelvoud (es) verleden tijd?
es hatte
Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon enkelvoud (du) toekomende tijd?
du wirst haben
Vervang het werkwoord in de zin: ‘Wir ____ alles, wat we nodig hebben.’
haben