Vervoeging Hebben Flashcards

(26 cards)

1
Q

Wat is de infinitief van het werkwoord ‘hebben’ in het Duits?

A

haben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud (ich) tegenwoordige tijd?

A

ich habe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon enkelvoud (du) tegenwoordige tijd?

A

du hast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de derde persoon enkelvoud (er/sie/es) tegenwoordige tijd?

A

er/sie/es hat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vervang het werkwoord in de zin: ‘Du ____ ein Buch.’

A

hast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de eerste persoon meervoud (wir) verleden tijd?

A

wir hatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon meervoud (ihr) tegenwoordige tijd?

A

ihr habt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de derde persoon meervoud (sie) verleden tijd?

A

sie hatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is de zin correct? ‘Ich habe ein Auto.’

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de verleden tijd van ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud?

A

ich hatte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vervang het werkwoord in de zin: ‘Wir ____ viele Freunde.’

A

haben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de tweede persoon enkelvoud (du) verleden tijd?

A

du hattest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud (ich) toekomende tijd?

A

ich werde haben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vervang het werkwoord in de zin: ‘Sie ____ einen Hund.’

A

hat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de derde persoon enkelvoud (sie) tegenwoordige tijd?

A

sie hat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is de zin correct? ‘Ihr habt ein Problem.’

17
Q

Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de eerste persoon meervoud (wir) tegenwoordige tijd?

18
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon meervoud (ihr) verleden tijd?

19
Q

Vervang het werkwoord in de zin: ‘Er ____ einen neuen Job.’

20
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de eerste persoon enkelvoud (ich) verleden tijd?

21
Q

Vul de lege plek in: ‘Du ____ das Beste.’

22
Q

Hoe vervoeg je ‘hebben’ in de derde persoon enkelvoud (es) verleden tijd?

23
Q

Wat is de vervoeging van ‘hebben’ in de tweede persoon enkelvoud (du) toekomende tijd?

A

du wirst haben

24
Q

Vervang het werkwoord in de zin: ‘Wir ____ alles, wat we nodig hebben.’

25
Is de zin correct? 'Sie hatten viel Spaß.'
Ja
26
Wat is de vervoeging van 'hebben' in de derde persoon meervoud (sie) toekomende tijd?
sie werden haben