VGT 3 - Interne

Question 1

S1

Answer 1

Begin systole; sluiten mitralis/tricuspidalis klep

Question 2

S2

Answer 2

Begin diastole; aorta/pulmonaalklep

Question 3

S3

Answer 3

Raping filling, groot volume bloed slaat tegen ventrikelwanden (jongeren/zwangeren), bij ouderen wijst dit op hartfalen

Question 4

S4

Answer 4

Artrial kick, rigiditeit van ventrikels (pathologisch)

Question 5

stenotische klep

Answer 5

Een souffle bij de klep die open hoort te zijn

Question 6

Insufficiënte klep

Answer 6

Een souffle bij een klep die dicht hoort te zijn

Question 7

Reumatische koorts lijdt tot

Answer 7

mitralisklepstenose

Question 8

Concentrische hypertrofie

Answer 8

tgv verhoging afterload, naar binnen hypertrofie, kleiner ventrikel volume

Question 9

Excentrische hypertrofie

Answer 9

verhoogde preload, naar buiten toe. (sporters/zwangere hart)

Question 10

a. coronaria sinistra

Answer 10

a. circumflexa & a. left anterior descendens

Question 11

Orthostatische hypertensie

Answer 11

Syst RR daling < 20 mmHg of diast RR < 10 mmHg

Question 12

Astma

Answer 12

Expiratoir piepen, dyspneu. Th2-cellen. FEV1 lager, FVC gelijk; kleinere FEV1/FVC < 0.70.

Question 13

COPD

Answer 13

Th1-cellen, Tiffeneau index verlaagd, longfibrose, lonemfyseem. Totale longcapaciteit is verhoogd en FVC is verlaagd.

Question 14

Tiffeneau-index

Answer 14

FEV1/FVC

Question 15

Trias van Virchow

Answer 15

vertraagde bloedflow, verminderde endotheel functie en verhoogde coagulabiliteit

Question 16

Vetembolus

Answer 16

Bij plaatsen van heupprothese,, waarbij vetdruppels uit femurschacht de bloedbaan binnentreden.

Question 17

Zadelembolus

Answer 17

= ruiterembolus, bifurcatie van de truncus pulmonalis is volledig verstopt.

Question 18

Wells score

Answer 18

bij diagnostiek longembolie, ter indicatie om d-dimeer te prikken

Question 19

V/Q-ratio

Answer 19

Hoogste in de longtoppen, laagste in de longbasis

Question 20

prostaglandines

Answer 20

zorgen voor dilatatie van afferente arteriolen van de glomeruli. NSAIDs verminderen prostaglandinesynthese en verminderen GFR.

Question 21

Tubulo-interstitiële nefritis

Answer 21

ontsteking van renale interstitium rondom tubuli -> nierfunctie verlies -> metabole acidose. Vaak medicatie geinduceerd.

Question 22

Acute tubulusnecrose

Answer 22

Ontsteking epitheelcellen renale tubuli door hypotensie, eiwitcilinders in urine.

Question 23

Nefritisch syndroom

Answer 23

hypertensie, hematurie, oligurie

Question 24

erytrocyten cilinders

Answer 24

SLE, nierbloeding

Question 25

Leukocytencilinders

Answer 25

Lupus nefritis, pyelonefritis

Question 26

Nefrotisch syndroom

Answer 26

proteinurie, hypoalbuminemie, perifeer oedeem, hyperlipiden, vetciliniders

Question 27

Diabetes Insipidus

Answer 27

te weinig ADH (1), polyurie (2), hypernatriëmie (3). Centraal: hypofyse afgifte te laag (trauma/OK); nefrogeen: nieren reageren niet op ADH (congenitaal/lithiumintox.)

Question 28

Syndrome of inappropriate ADH secretion

Answer 28

te veel ADH (1), oligurie (2), hyponatriëmie (3), bv; hypofysetumor, medicatie

Question 29

Enuresis Nocturna

Answer 29

Vanaf 5j med desmopressine

Question 30

Ziekte van Graves

Answer 30

Hyperthyreoidie, auto-immuunziekte die op de schildklier receptoren gaat zitten -> verhoogde T3 en T4, verlaagde TSH en TRH. Anti-TPO-antilichamen aanwezig.

Question 31

Parathormoon (PTH)

Answer 31

Uit de 4 bijschildklieren, verhoogd tubulaire reabsorptie calcium (1), verhoging renale activatie vit-D (2), verhoogde botresorptie osteoclasten (3) verhoging enterale opname calcium (4)

Question 32

hyperparathyreoidie

Answer 32

Hypercalciëmie, ritmestoornis, hypofosfatemie

Question 33

hypoparathyreoidie

Answer 33

hypocalciëmie, hyperfosfatemie, myocard/skeletspier disfunctie (tetanie, verstijving)

Question 34

Cortex bijnier (schors)

Answer 34

cortisol, aldosteron

Question 35

Medulla bijnier (merg)

Answer 35

catecholaminen = (nor)adrenaline

Question 36

Buffalo hump

Answer 36

vet-vochtbult op bovenrug (bij syndroom v Cushing)

Question 37

Full moon face

Answer 37

Puffig gezicht, bij syndroom v Cushing

Question 38

Syndroom v Conn

Answer 38

Overmaat v aldosteron uitscheiding, hypernatriemie, hypokaliemie, hypertensie, zwak gevoel

Question 39

Ziekte van Addison

Answer 39

Tekort in aldosteron en cortisol, dehydratie, alghele zwakte, hypoglykemie, hyponatriëmie, hyperkaliëmie, hyperpigmentatie

Question 40

Feochromocytoom

Answer 40

Catecholamine producerende tumor in bijniermerg, sympatische activiteitsaanvallen. (resectie)

Question 41

Macrocytaire anemie

Answer 41

B12/Foliumzuur deficiëntie, bv auto-immuun gastritis, partiële gasterectomie, resectie terminale ilium/ileïtis.

Question 42

Acute Lymfatische Leukemie

Answer 42

ALL; vooral bij jonge mensen. Kind met anemie, infectiegevoelig, blauwe plekken, trombocytopenie, lymfadenopathie (evt splenomegalie)

Question 43

Acute Myeloïde Leukemie

Answer 43

AML; auerse staven in een blast wijst op maligniteit in myeloïde cel.

Question 44

Chronische Lymfatische Leukemie;

Answer 44

CLL:

Question 45

Chronische Myeloïde Leukemie

Answer 45

CML: Philidelphia-chromosoom

Question 46

Burkitt-lymfoom

Answer 46

Geassocieerd met Epistein-Barr-Virus

Question 47

Multi-myeloom

Answer 47

= Ziekte van Kahler, hematologische maligniteit uitgaande van plasmacellen

Question 48

Hodgkin Lymfoom

Answer 48

Reed-Sternberg cellen, 20-35j, 80-90% curabel

Question 49

Non-hodgkin Lymfoom

Answer 49

85%, >50j, slecht/redelijk curabel

Question 50

M. Crohn

Answer 50

Granulomateuze inflammatie (darmbiopt), vit. B12 tekort, krampende buikpijn, cobblestone, ileïtis, skip lesions. compli: fisuur/abces

Question 51

Colitus Ulcerosa

Answer 51

Bloederige diarree, pseudopoliepen, continue inflammatie. Roken beschermende factor, compl: tox. megacolon.

Question 52

Coeliakie

Answer 52

Hypersensitiviteit duodenum/jejunum; vlokatrofie (1), crypt (=darmsapklier) hyperplasie(2), toename T-lymfocyten (3). Dermatitis herpetiformis