VO week 3 Flashcards

(18 cards)

1
Q

sympatische baan efferente pupil

A

vanaf de thalamus door de hersenstam naar C8, treedt daar uit de medulla en loopt dan via de top van de sympatische grensstreng (Gl. cervicale sup.) en de plexus caroticum naar de M. dilatator pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

parasympatische baan efferente pupil

A

via N. oculomotorius en Gl. ciliaris naar de M. sfincter pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe bepaal je de oogdruk?

A

door middel van palpatie van het oog door het gesloten bovenooglid heen met twee wijsvingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat voel je aan het oog bij een glaucoom

A

dat hij keihard is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar ziet iemand scherper bij een stenopeische opening

A

door vermindering van het strooilicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe blijft de traanfilm goed op de cornea liggen?

A

door mucine uit slijmbekercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom droogt het traanvocht niet snel uit?

A

door een dunne laag olie afkomstig uit de klieren van Meibom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is belangrijker bij pupillen: absolute of relatieve pupilverschil?

A

de relatieve grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar duidt een toename van de anioscore op bij donker en licht?

A

verlamming van de m. sphincter pupillae of verlamming van de m. dilatator pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe heet verlamming van de m. dilatator pupillae en wat zie je er vaak ook bij?

A

Hornersyndroom
vaak ook ptosis van ooglid, want m. tarsalis Müller ook sympatisch geinnerveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De diameter van de nieuw belichte pupil onmiddellijk na de wissel is een maat voor wat?

A

voor de hoeveelheid licht die door de nervus opticus van het eerst belichte oog ging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de diameter van de pupil 6s later is een maat voor wat?

A

de hoeveelheid licht die door de ipsilaterale nervus opticus gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar vind je vooral een afferent pupil defect?

A

aan de nervus opticus (niet van aandoeningen van het oog zelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom eveteer je het ooglid?

A

om te checken voor een corpus alineum
ook om conjuctiva goed te beoordelen bij een conjunctivitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarop zet je de rokos lens?

A

op een maximaal positieve lens zet (20-35 dioptrieën)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat als een oog lichtrood opschijnt bij de test van Brückner?

A

wijst dit op scheelzien met dat oog of een sterke refractie (bril) afwijking.

17
Q

wat is normaal bij de test van Brückner?

A

dat beide pupillen rood oplichten

18
Q

wat ga je systematisch langs bij oogspleet onderzoek?

A

cornea
voorste oogkamer en iris
ooglens