VO week 8 Flashcards

(43 cards)

1
Q

Soorten tremoren

A
  • rusttremor
  • intentietremor/ cerebellaire tremor
  • essentiele tremor
  • fysiologische tremor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken rusttremor

A
  • treedt op in rust en verdwijnt bij beweging
  • extremiteiten/ kin/ tong (niet het hoofd)
  • laagfrequent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij welke ziektebeelden komt een rusttremor voor?

A

ziekte van Parkinson of medicamenteus Parkinsonisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken cerebellaire/ intentietremor

A
  • aanwezig bij beweging/ afwezig in rust
  • tremor wordt heviger hoe dichter bij het doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken fysiologische tremor

A
  • aanwezig in rust en wordt erger bij het innenmen van een bepaalde positie (positiettremor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer kan een fysiologische tremor optreden?

A

vermoeidheid, spanning, alcoholontrekking, hyperthyreoide, hypoglycemie of caffeine gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken essentiele tremor

A

versterkte fysiologische tremor van handen en of hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken positieve myoclonus

A
  • kortdurende, schokachtige, onwillekeurige bewegingen door spiercontractie
  • eerst aanspannen dan ontspannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken negatieve myoclonus/ asterixis

A
  • kortdurende, schokachtige, onwillekeurige bewegingen door plotseling verlies van spiertonus tijdens bepaalde houding
  • eerst ontspannen dan aanspannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ziektebeelden met myoclonus

A
  • fysiologische myoclonus/ inslaapmyoclonus
  • reflexmyoclonus
  • metabole encephalopathie
  • medicatie geinduceerd
  • intoxicaties
  • neurodegeneratieve ziektes
  • epilepsie
  • structurele laesies
  • erfelijke vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neurodegeneratieve oorzaken myoclonus

A
  • ziekte van Creutzfeldt-Jakob
  • corticobasaal syndroom
  • Ziekte van Alzheimer
  • Lewy body dementie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke intoxicaties kunnen myoclonus veroorzaken?

A

lithium
carbamazepine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is dystonie

A

abnormaal verdeelde, verhoogde spiertonus, waarbij een afwijkende houding ontstaat in extremiteiten/ romp/ gelaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Primaire vormen dystonie

A
  • torticollis/ cervicale dystonie
  • schrijfkramp
  • blefarospasme
  • primair gegeneraliseerde dystonieq
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

neurodegeneratieve ziekten met dystonie

A
  • ziekte van Parkinson
  • ziekte van Huntington
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Erfelijke vormen dystonie

A
  • myoclonus dystonie
  • dopa-responsieve dystonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn chorea

A

onregelmatig optredende, snelle, niet-doelgerichte bewegingen van bepaalde spiergroepen (extremiteiten, romp of gelaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij welke ziekte komt chorea veel voor

A

ziekte van Huntington

19
Q

Oorzaken chorea kinderleeftijd

A
  • postinfectieus, chorea van Sydenham
  • medicatie
  • auto-immuun encephalitis
20
Q

Oorzaken chorea volwassen leeftijd

A
  • zwangerschap
  • ziekte van huntington
  • medicatie
  • auto-immuun encephalitis
  • structurele laesies in nucleus caudatus/ nucleus subthalamicus
  • endocriene ziektes schildklier/ bijschildklier
  • elektrolytstoornissen
21
Q

Wat is (hemi)ballisme

A

onregelmatig optredende, onwillekeurige, aritmische, bruuske bewegingen van het porximale deel van ledematen zonder patroon

22
Q

oorzaken (hemi)ballisme

A
  • hersenbloeding
  • herseninfarct
  • auto-immuun encephalitis
  • hyperglycemie
23
Q

waarschijnlijke pathofysiologie (hemi)ballisme

A

wanneer de (contralaterale) nucleus subthalamicus disfunctioneert

24
Q

Wat is ataxie

A

Bewegingsstoornissen waarbij de verschillende elementen niet op elkaar zijn afgestemd (motoriek schokkering en ongecoördineerd)

25
Wat zijn tics
kortdurende, plotseling optredende, niet te weerstane, misplaatste, terugkerende beweging die op zichzelf staat, of een handeling met een bepaald doel weerspiegelt (kan vocaal of motorisch)
26
ziektebeelden waar tics voorkomen
- voorbijgaande ticstoornis - chronische ticstoornis - ziekte van Gilles de la Tourette - tubereuze sclerose - syndroom van Down - ziekte van Huntington - structurele laesies in basale kernen - medicatoe - cocaïne, amfetamine
27
2 soorten compensatoire oogbewegingen (onvrijwillig)
- optokinetische reflex (OKR) combinatie smooth pursuit (langzaam) en saccade (snelle correctie) - vestibulo-oculaire reflex (VOR)
28
Oogspierparen + bewegingen
- m. rectus medialis en lateralis; horizontale oogbewegingen - m. rectus superior en inferior; verticale oogbewegingen - m. obliquus superior en inferior; rotatoire oogbewegingen
29
welke structuur is verantwoordelijk voor horizontale saccades
paramediaan pontiene reticulaire formatie (PPRF)
30
Welke structuur stimuleert de PPRF
ipsilaterale nucleus abducens
31
door welke structuur wordt de contralaterale nucleus oculomotorius gestimuleerd?
fasciculus longitudinalis medialis (MLF)
32
waardoor worden saccades 'geprogrammeerd' en waaruit ontvangt deze informatie?
door de colliculus superior - uit frontal eye field in premotorische cortex, retina en cerebellum
33
welke structuur remte de PPRF (en wanneer wordt deze structuur geremd)
omnipause neuronen; wordt tijdens fixatie geremd door colliculus superior
34
bij welk ziektebeeld verstoring van MLF
bilaterale internucleaire opthalmoplegie (BINO) - conjugate oogbewegingen zijn verstoord
35
puls-stap respons oog
puls (PPRF) brengt oog snel in nieuwe positie, stap (PPH) houdt het oog daar
36
Wat gebeurt er bij een laesie in de nucelus prepositius hypoglossus (PPH)
het oog zal normaal fixeren op het doel maar niet op die positie kunnen blijven staan
37
wat gebeurt er bij een laesie van de PPRF
het oog zal niet vloeiend, maar schokkerig naar het doel beweging
38
wat is verantwoordelijk voor verticale blikbewegingen?
rostrale interstitiële nucleus (verticaal blikcentrum)
39
wat gebeurt er met fixatie (pursuit) als het doel beweegt
1. latentietijd als gevolg van visuele verwerking 2. pursuit beweging start 3. een saccade ondersteunt het systeem 4. fovea fixeert het bewegende doel
40
Hoe detecteren wij bewegingen?
1. retina ontvangt lichtstralen 2. projecteert op V1 in primaire schors 3. in schors 4 en 5 bevinden zich MT- en MST-kernen specifiek voor detecteren bewegingen
41
wat is vergentie
disconjugate oogbewegingen waarbij de ogen in tegengestelde richting draaien om een object te kunnen zien dat zich in diepterichting verplaatst
42
hoe heet het naar binnen en buiten draaien van de ogen?
naar binnen draaien; convergentie naar buiten draaien; divergentie
43
wat is een nystagmus
een combinatie van een saccade en een pursuit oogbeweging - gedreven door PPRF en PPH