VO week 9 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Glasgow coma scale E

A

openen van de ogen
1. niet
2. bij pijn
3. bij aanspreken
4. spontaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Glasgow coma scale M

A

motorische reactie
1. geen reactie
2. strekken bij pijn
3. pathologisch buigen bij pijn
4. buigen bij pijn
5. lokaliseren bij pijn
6. opdrachten uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Glasgow coma scale V

A
  1. geen geluid
  2. onverstaanbaar (geluid)
  3. inadequaat (woorden)
  4. verward (zinnen)
  5. georiënteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat wordt er gezien bij pathologisch buigen?

A
  • gelijktijdige extensie of endorotatie van de benen
  • flexie van de vingen over de duim
  • af en toe kortdurende extensie of endorotatie van de armen
  • maximale flexie in de pols
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

volgorde uitvallen hersenfuncties bij inklemming

A
  1. corneareflexen
  2. pupilreactie
  3. oculocephaalreactie
  4. hoestreflex
  5. ademhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

diffuse oorzaken bewustzijnsstoornissen

A
  • metabole stoornissen (anoxie, hypoglykemie)
  • intoxicaties
  • traumatisch schedel hersenletsel
  • epilepsie
    -meningitis
    -encephalitis
  • subarachnoïdale bloedingen
  • intraventriculaire bloedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lokalisatie afferente baan corneareflex

A

n. trigeminus (V)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lokalisatie efferente baan corneareflex

A

n. facialis (VII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe testen vestibulo-oculaire reflex (VOR) en wat zie je bij een ziek en gezond persoon

A

20 ml ijswater in oor
nek in 30 graden flexie (horizontale kanaal in verticale vlak)

gezond; nystagmus van 1 minuut
hersendood; binnen 2 minuten geen oogreflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe test je oculocephaal reflex

A

oogleden van patiënt optrekken en hoofd draaien

normaal; ogen naar boven en draaien niet mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerken comateuze toestand

A

gedaald bewustzijn, zonder willekeurige of gerichte reactie op prikkels van buiten
- wel bewegen op pijnprikkels (maximaal M4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een vergetatieve toestand?

A

langdurige coma waarbij de hersenstam intact is gebleven
- patiënt kan de ogen openen en bewegen, maar focust nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorwaarden hersendood

A
  1. geen sederende medicatie actief in het lichaam
  2. E1M1V1
  3. hersenstamreflexen afwezig
  4. geen spontane ademhaling/ geen hoestreflex
  5. vlak EEG of CTA/TCD
  6. apneutest positief
  7. verklaring van neuroloog of neurochirurg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de hersenstamreflexen

A

cornea reflex
pupilreacties
oculocephaal reacties
vestibulo-oculaire reflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waaruit bestaat het declaratieve geheugen?

A

episodische geheugen; inprenting, vasthouden en opdiepen
semantische geheugen; voor betekenissen, begrippen en feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het procedurele geheugen?

A

motorische en cognitieve vaardigheden (fietsen en lezen)

17
Q

testen langetermijngeheugen en wat test het?

A

15-woorden-test
werkgeheugen, inprenting en ophaalproces

18
Q

testen kortetermijngeheugen

A

visuele associatietest (VAT)

19
Q

testen executieve functies

A
  1. trailmaking
  2. stroop kleur-woord test
  3. tower of london test
  4. brixton spatial anticipation test
  5. wisconsin card sorting test
20
Q

kenmerken dementiesyndroom

A
  • cognitieve stoornissen
  • interferentie met (I)ADL
  • progressief beeld
  • geheugenstoornis
21
Q

neurodegeneratieve aandoeningen met dementie

A
  • ziekte van Alzheimer
  • frontotemporale dementie
  • Lew Body dementie
  • ziekte van Creutzfeldt-Jakob
22
Q

kernsymptomen ziekte van Alzheimer

A
  • geheugenstoornissen en een stoornis in een ander cognitief domein
  • progressieve cognitieve achteruitgang in de tijd
  • geen bewustzijnsstoornis
  • geen systemische aandoeningen die het kunnen verklaren
23
Q

kernsymptomen fronto-temporale dementie

A
  • sluipend begin en geleidelijke progressie
  • vroege stoornis in sociaal gedrag (asociaal gedrag)
  • vroege stoornis in persoonlijke regulatie (agressie, seksuele ontremming)
  • vroege emotionele onverschilligheid
  • verlies van ziekte-inzicht
24
Q

bevindingen neuropsychologisch onderzoek fronto-temporale dementie

A
  • ontbreken van ernstige geheugenstoornissen
  • intacte visueel-ruimtelijke functies
  • gestoorde executieve functies
  • verminderde verbale fluency
  • gestoord abstractievermogen
25
bevindingen beeldvormend onderzoek fronto-temporale dementie
- frontale en/ of temporale atrofie op CT of MRI scan -frontale en/ of temporale hypoperfusie op SPECT-scan
26
Klinische criteria vasculaire dementie
- dementie gedefinieerd als cognitieve achteruitgang, tenminste 2 cognitieve domeinen - cerebrovasculaire aandoening gekenmerkt door focale neurologische uitvalsverschijnselen (lacunair of corticaal infarct/ witte stof laesies)
27
klinische kenmerken vasculaire dementie
- dementie verschijnselen ontstaan binnen drie maanden na de beroerte - loopstoornissen - anamnese van frequente valpartijen - vroege urine-incontinentie - pseudobulbaire verlamming - persoonlijkheids- en stemmingsveranderingen
28
kernsymptomen diffuse Lewy-lichaampjes ziekte (DLB)
- fluctuerende cognitieve functies met variaties in aandacht en alertheid - frequentie hallucinaties - REM-slaapstoornis - verschijnselen van parkinsonisme