Voc. Caput 8, Tekst 2: Met Z’n Allen Daarheen

Question 1

Ad

Answer 1

+acc.
Naar, (tot) bij

Question 2

Hic

Answer 2

•Haec, hoc
Deze, dit
Aanwijzend voornaamwoord
•Hier
Bijwoord

Question 3

Omnis

Answer 3

Omnis, omne
Geheel, elke

Question 4

Spectaculum

Answer 4

Spectaculi
Het schouwspel

Question 5

Tot

Answer 5

(Onverbuigbaar woord)
Zoveel

Question 6

Homo

Answer 6

Hominis (m)
De mens

Question 7

Aut

Answer 7

Voegwoord
Of

Question 8

Inter

Answer 8

+acc.
Tussen, tijdens

Question 9

Via

Answer 9

Viae
De weg

Question 10

Ponere

Answer 10

Pono, posui, pusitum
Neerleggen, plaatsen

Question 11

Manere

Answer 11

Maneo, mansi, mansum
Blijven, wachten (op)

Question 12

Ac

Answer 12

Voegwoord
En

Question 13

Saepe

Answer 13

Bijwoord
Dikwijls

Question 14

Plurimi

Answer 14

Plurimae, plurima
Zeer veel

Question 15

Dies

Answer 15

Diei (m./vr.)
De dag

Question 16

Custos

Answer 16

Custodis, (m./vr.)
De bewaker

Question 17

Urbs

Answer 17

Urbis
De stad

Question 18

Esse

Answer 18

Sum, fui, /
Zijn

Question 19

Totus

Answer 19

Tota, totum
Geheel

Question 20

Hodie

Answer 20

Bijwoord
Vandaag

Question 21

Capere

Answer 21

Capio, cepi, captum
(In)nemen

Question 22

Et

Answer 22

Voegwoord
En, ook

Question 23

Multitudo

Answer 23

Multitudinis
De menigte

Question 24

Auris

Answer 24

Auris
Het oor

Question 25

Cognoscere

Answer 25

Cognosco, cognovi, cognitum Leren kennen, vernemen