Vocab Flashcards
(74 cards)
1
Q
Groeten
A
Greetings
2
Q
Voorbereiden
A
Prepare
3
Q
Opdrachten
A
Assignment
4
Q
Uitvoeren
A
Execute
5
Q
Hardtop
A
Out loud
6
Q
Gespreken
A
Conversation
7
Q
Afronden
A
Complete
8
Q
Bespreek
A
Discuss
9
Q
Afgelopen
A
Over/past
10
Q
Buiten
A
Outside
11
Q
Invullen
A
To fill in
12
Q
Bladzijde
A
Page
13
Q
Geslacht
A
Gender
14
Q
Hoort
A
Belongs
15
Q
Ken
A
Know
16
Q
Daar
A
There
17
Q
Dan
A
Than/then
18
Q
Als
A
As/if
19
Q
Wijs
A
Show
20
Q
Taalwijzers
A
Language guide
21
Q
Woordenschat
A
Vocabulary
22
Q
Reidenen
A
Reasons
23
Q
Anderstaligen
A
Non native speaker
24
Q
Volgen
A
To follow
25
Bezig
Busy
26
Bijvoorbeeld
For example
27
Boodschappen
Groceries
28
Handtekening
Signature
29
Buurvrouw
Neighbour
30
Daarvoor
Before that/ previous
31
Nodig
Necessary
32
Inburgering
Integration
33
Dagelijkse
Daily
34
Onderwerpen
Topics
35
Zoals
Such as
36
Eigen
Own
37
Verschillen
Differences
38
Makkelijke
Easy/easily
39
Beheer
Manage/ control
40
Meeste
Most
41
Inwoners
Inhabitants
42
Ongeveer
Approximately
43
Ook
Also/ too
44
Nog
Yet/ still
45
Die
That
46
Over
About
47
Boven naar beneden
Top to bottom
48
Elk
Each
49
Hoofdstuk
Chapter
50
Verdeeld
Devided
51
Taken
Tasks
52
Daar
There
53
Precies
Precisely
54
Insturen
Submit
55
Daarna
Then/ afterwards
56
Verder
Further
57
Diensten
Service
58
Gezond
Healthy
59
Onderwijs
Education
60
Opleiding
Training
61
Kunst
Art
62
Weer
Weather
63
Verkeer
Traffic
64
Geschikt
Suitable
65
Verstaan
Understand
66
Iemand anders
Someone else
67
Horen
To belong
68
Doe je mee
You join in
69
Voorstellen
To suggest /propose
70
Mee doen
Participate
71
Binnenkomen
To enter
72
Wissel
Exchange
73
Stel
Ask
74
Eens
At one time
