vocabulaire 1.3 des phrases Flashcards
(122 cards)
de frisse lucht
l’air frais
een oude vriend
un vieil ami
naar Parijs gaan
se rendre à Paris
de wind voelen
sentir le vent
een belangrijk punt
un point important
een levende god
un dieu vivant
één ding gemeen hebben
avoir un point commun
een echte macht
un réel pouvoir
voetballen
jouer au foot
volgende maand
le mois prochain
de maand die volgt op mijn verjaardag
le mois suivant mon anniversaire
de gesloten deur
la porte fermée
zich goed voelen
se sentir bien
de echte reden
la vrai raison
zich ongemakkelijk voelen
se sentir mal à l’aise
de huidige president
l’actuel président
een rustige straat
une rue calme
Ik probeer het nog eens.
J’essaie enore une fois.
Wij zullen het zo doen.
Nous le ferons ainsi.
de beste deal
la meilleure affaire
Eén persoon en geen twee
Une personne et non deux
een eenvoudige vraag
une question simple
een beetje moed
un peu de courage
een vraag stellen
poser une question