vocabulaire 1.3 des phrases Flashcards

(122 cards)

1
Q

de frisse lucht

A

l’air frais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een oude vriend

A

un vieil ami

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

naar Parijs gaan

A

se rendre à Paris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de wind voelen

A

sentir le vent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een belangrijk punt

A

un point important

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een levende god

A

un dieu vivant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

één ding gemeen hebben

A

avoir un point commun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een echte macht

A

un réel pouvoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voetballen

A

jouer au foot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volgende maand

A

le mois prochain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de maand die volgt op mijn verjaardag

A

le mois suivant mon anniversaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de gesloten deur

A

la porte fermée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zich goed voelen

A

se sentir bien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de echte reden

A

la vrai raison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zich ongemakkelijk voelen

A

se sentir mal à l’aise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de huidige president

A

l’actuel président

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een rustige straat

A

une rue calme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ik probeer het nog eens.

A

J’essaie enore une fois.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wij zullen het zo doen.

A

Nous le ferons ainsi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de beste deal

A

la meilleure affaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Eén persoon en geen twee

A

Une personne et non deux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een eenvoudige vraag

A

une question simple

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een beetje moed

A

un peu de courage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een vraag stellen

A

poser une question

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een kleine (zij)straat
une petite rue
26
Dank u, u hebt me goed geholpen.
Merci, vous m'avez bien aidé.
27
een gelukkig einde
une belle fin
28
op straat spelen
jouer dans la rue
29
We spreken af om acht uur.
Nous nous retrouvons à 20 heures.
30
zijn portefeuille terugvinden
retrouver son portefeuille
31
een gouden deal
une bonne affaire
32
een winkel openen
ouvrir un magasin
33
Deze sieraden kunnen altijd gedragen worden.
Ces bijoux peuvent se porter tout le temps.
34
de goede mensen
les braves gens
35
elkaar terugvinden
se retrouver
36
hartelijk bedankt
un grand merci
37
een akkoord sluiten
conclure un accord
38
de oude stad
la vieille ville
39
pianospelen
jouer du piano
40
een vraag over iets
une question sur qqch
41
doden
tuer
42
een voornaam
un prénom
43
een oude auto
une vieille voiture
44
de arme mensen
les gens pauvres
45
een plotselinge dood
une mort subite
46
een houding
un air
47
op het platteland leven
vivre à la campagne
48
een Franse vriend
un ami français
49
de voormalige president
l'ancien président
50
een boek beëindigen
finir de lire un livre
51
We beginnen morgen.
Nous commençons demain.
52
Neem de straat links.
Prenez la rue à gauche.
53
Hij heeft in Italië geleefd.
Il a vécu en Italie.
54
Vertel ons een verhaaltje.
Raconte-nous une histoire.
55
de dood
la mort
56
een dode
un mort
57
We gaan akkoord.
Nous sommes d'accord.
58
een oude krant
un vieux journal
59
de toekomstige president
le futur président
60
een nieuwe vriend
un nouvel ami
61
vorige maand
le mois dernier
62
derde eindigen
finir troisième
63
slecht ruiken
sentir mauvais
64
een tragische dood
une mort tragique
65
een dynamische stad
une ville dynamique
66
Geld? Hij heeft er zoveel van als hij wil.
De l'argent? Il en a tant qu'il veut.
67
dank voor uw bezoek
merci de votre visite
68
zijn bril verloren zijn
avoir perdu ses lunettes
69
een vreemde zaak
une drôle d'affaire
70
Men telt tien doden.
On compte dix morts.
71
in de openlucht
en plein air
72
de hoofdstraat
la rue principale
73
Echt waar?
Vraiment?
74
een oude vriend
un vieil ami
75
een huis binnengaan
entrer dans une maison
76
de juiste zijde
le bon côté
77
een klein beetje
un petit peu
78
een triest verhaal
une sombre histoire
79
Sluit de deur!
Ferme la porte!
80
in het bos verdwalen
se perdre dans le bois
81
We beëindigen het werk vandaag.
Nous finissons le travail aujourd'hui.
82
het simpele feit dat
le simple fait que
83
een lang verhaal
une longue histoire
84
de jongeren
les jeunes gens
85
Het is zwaar om te dragen.
C'est lourd à porter.
86
de rechterzijde
le côté droit
87
Doe het vandaag en niet morgen.
Fais-le aujourd'hui et pas demain.
88
Hartelijk dank!
Merci beacoup!
89
het stadscentrum
le centre-ville
90
er sympathiek uitzien
avoir l'air sympa
91
een goede vriend
un bon ami
92
het feit is dat...
le fait est que...
93
de linkerzijde
le côté gauche
94
een raar verhaal
une drôle d'histoire
95
de oude naam
l'ancien nom
96
een wedstrijd verliezen
perdre un match
97
nieuwe schoenen passen
essayer de nouvelles chaussures
98
een zak dragen
porter un sac
99
een onbekende reden
une raison inconnue
100
om negen uur opengaan
s'ouvrir à neuf heures
101
een onbekende naam
un nom inconnu
102
de echte naam
le vrai nom
103
de deur openen
ouvrir la porte
104
ziek lijken te zijn
sembler être malade
105
een famillienaam
un nom de famille
106
een boek teruggeven aan een vriend
rendre un livre à un ami
107
een boek beginnen te lezen
commencer à lire un livre
108
iemand van het station ophalen
chercher qqn à la gare
109
echt willen veranderen
vouloir vraiment changer
110
een jonge man
un jeune homme
111
een jonge vrouw
une jeune femme
112
iets nodig hebben
avoir besoin de qqch
113
de oudere mensen
les gens âgés
114
terugkomen voor acht uur
revenir avant 20 heures
115
een akkoord over iets
un accord sur qqch
116
Ik zoek mijn sleutels.
Je cherche mes clés.
117
in de stad leven
vivre en ville
118
de volgende vraag
la question suivante
119
een zekere meneer X
un certain monsieur X
120
de warme lucht
l'air chaud
121
beter zien met een bril
voir mieux avec des lunettes
122
de open deur
la porte ouverte