Vocabulaire actif: Tour 4, Etape 1 Flashcards
(33 cards)
1
Q
Een onthaal
A
Un accueil
2
Q
Een wens
A
Un désir
3
Q
Een evenwicht
A
Un équilibre
4
Q
Een gezin
A
Un foyer
5
Q
De kosten
A
Les frais
6
Q
Een gewoonte
A
Une habitude
7
Q
De immersie, onderdompeling
A
L’immersion
8
Q
Een manier van denken
A
Un mode de pansée
9
Q
Een manier van leven
A
Un mode de vie
10
Q
Een doel
A
Un objectif
11
Q
Een gelegenheid, kans
A
Une opportunité
12
Q
Een opening
A
Une ouverture
13
Q
Een bezorgdheid
A
Une préoccupation
14
Q
Een smaak
A
Une saveur
15
Q
Een gespreksonderwerp
A
Un sujet de conversation
16
Q
Warm, hartelijk
A
Chaleureux, chalereuse
17
Q
Veeleisend
A
Exigeant(e)
18
Q
Aarzelend
A
Hésitant(e)
19
Q
Leergierig
A
Studieux
20
Q
Ontvangen
A
Accueillir
21
Q
Belonen
A
Rémunérer
22
Q
Verbeteren
A
Améliorer
23
Q
Brengen, opleveren
A
Apporter
24
Q
Overwegen om
A
Envisager
25
Evolueren
évoluer
26
Huisvesten
Héberger
27
Zich bevrijden
Se libérer
28
Voeden
Nourrir
29
Raken
Toucher
30
Een stap zetten
Franchir un pas
31
Zijn geest openen
Ouvrir son esprit
32
Op zich nemen
Prendre en charge
33
Uit zijn comfortzone stappen
Sortir de sa zone de comfort
