Vocabulaire difficille Flashcards

(144 cards)

1
Q

een inbreuk/schending

A

une atteinte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een aanranding van de eerbaarheid

A

une atteinte aux bonnes moeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voor zedenfeiten

A

pour atteinte aux bonnes moeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

inbreuk op de fysieke integriteit

A

une atteinte à l’intégrité physique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een waarschuwing

A

un avertissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een bekentenis

A

un aveu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bekennen

A

passer aux aveux/avouer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het cassatieberoep/de voorziening

A

le pourvoi en cassation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een arrest vernietigen

A

casser un ârret

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in beroep gaan (tegen)

A
aller en appel (de)
faire appel (de)
interjeter appel (de)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een arrest uitspreken

A

rendre un arrêt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een arrestatiebevel uitvaardigen

A

délivrer un mandat d’arrêt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

iemand arresteren

A

placer qqn sous mandat d’arrêt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een veroordeling

A

une condamnation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

betwisten

A

contester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een overtreder

A

un contrevenant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

oproepen

A

convoquer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

omkopen

A

corrompre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een omkoper

A

un corrupteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een schadeloosstelling

A

un dédommagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

overdragen

A

déférer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de verdachte overdragen aan het parket

A

déférer le suspect au parquet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zich ter plaatse begeven

A

descendre sur les lieux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een inval

A

une descente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
binnenvallen
faire une descente
26
een bezit
une détention
27
een hechtenis/opsluiting
une détention
28
verboden wapenbezit
la détention d'armes prohipées
29
schade
un dommage
30
opsluiten/gevangenzetten
emprisonner incarcérer enfermer
31
schenden/overtreden
enfeindre
32
rechtvaardig
équitable
33
een instelling
un établissement
34
een strafinstelling
un établissement pénitentiaire
35
een snelheidsovertreding
un excès de vitesse
36
een opsluiting
une incarcération
37
een aanwijzing/spoor
un indice | une trace
38
aanwijzingen verzamelen
relever des indices
39
een opsporingsonderzoek
un information
40
gerechtelijk onderzoek
une instruction
41
een aanhouding
une interpellation
42
aanhouden/oppaken
interpeller
43
de gerechtelijke instanties
les autorités judiciaires
44
een gerechtelijke dwaling
une erreur judiciaire
45
een gerechtelijke vervolging
une poursuite judiciaire
46
de rechtelijke macht
le pouvoir judiciaire
47
een kortgedingrechter
un juge de référés
48
een vonnis uitspreken
prononcer un jugement
49
rechtbank/rechtsgebied/rechtspraak
une juridiction
50
een zaak bij een rechtbank aanhangig maken
saisir une juridiction d'une affaire
51
de rechtsbijstand
l'aide juridique
52
de gerechtskosten
les frais de justice
53
gerechtigheid
réclamer justice
54
zich wenden tot het gerecht
recourir à la justice
55
recht spreken
rendre justice
56
een rechtsonderhorige
un justiciable
57
invrijheidsstelling
une libération
58
een voorwaardelijke vrijheid
une libération conditionnelle
59
de vrijheidsbenemde straf
la peine privative de liberté
60
de vrijheid beroven
priver de liberté
61
invijheidstellen
remettre en liberté
62
een geschil oplossen
régler un litige
63
een geschil beslechten
résoudre un litige régler un litige trancher un litige
64
een wet treedt in werking
une loi entre en vigueur
65
bestrijden
lutter (contre)
66
de zittende magistratuur
la magistrature assise | la magistrature du siège
67
de staande magistratuur
la magistrature debout
68
een misdadiger
un malfaiteur
69
een arrestatiebevel opheffen
lever un mandat d'arrêt
70
iemand arresteren
placer qqn sous mandat d'arrêt
71
een arrestatiebevel uitvaardigen
délivrer un mandat d'arrêt
72
een overtreding/misdrijf
un méfait une contravention une infraction
73
ontkennen
nier
74
een buitenvervolgingstelling
un non-lieu
75
een gijzelaar
un otage
76
een straf vorderen
requérir une peine
77
een strafbemiddeling
une médiation pénale
78
een strafvervolging
une poursuite pénale
79
een achtervolging/vervolging
une poursuite
80
een voorziening
un pourvoi
81
een beklaagde
un prévenu
82
de levenslange opsluiting
la prison à perpétuité
83
in de gevangenis opsluiten
mettre en prison
84
een procedurefout
une erreur de procédure | un vice de procédure
85
een procedure starten/aanspannen (bij)
entamer une procédure (auprès)
86
een proces-verbaal opstellen
dresser un procès-verbal | rédiger un procès-verbal
87
uitspreken
prononcer
88
strafbaar
punissable (de) | délictueux
89
losgeld
une rançon
90
de heling van gestolen goederen
le recel de marchandises volées
91
een opsluiting
une réclusion
92
een straf vorderen
requérir une peine
93
een aanleg
un ressort
94
een rechtsgebied
un ressort judiciaire
95
beslag leggen op
saisir | intercepter
96
beslechten
statuer
97
iemand benadelen
causer un tort à qqn
98
een geschil beslechten
trancher un litige
99
beslissen
trancher
100
overtreden
transgresser
101
een overtreding van de wet
une transgression de la loi
102
een fout/gebrek
un vice | une erreur
103
een verkrachting
un viol
104
een schender
un violateur
105
beroep aanteken bij
interjeter appel auprès
106
een vonnis verwerpen
rejetter un jugement
107
veroordelen
condamner
108
eisen
exiger
109
melden
signaliser
110
drugsbestrijding
la lutte contre la drogue
111
DNA-sporen
ADN-sporen
112
meenemen voor verhoor
emmener pour interrogatoire
113
vertegenwoordigen
réprésenter
114
hij pleegde
a commis
115
vervolgen
poursuivre
116
de vervolging
la poursuite
117
seponeren
classer sans suite
118
vorderen
requérir
119
een verhoor
une audition
120
een vrijspraak
un acquittement
121
een last
une charge
122
een inbeslagname, verbeurdverklaring
une confiscation
123
een ontzetting
une déchéance
124
een verklaring afleggen, indienen
déposer
125
een uitwissing
un effacement
126
een deurwaarder
un huissier
127
schadeloosstelling
une indemnisation
128
opleggen
infliger
129
vrijpleiten
innocenter
130
behandelen
instruire
131
een gevangenis
une prison | un pénitencier
132
een pleidooi, betoog
une plaidoirie
133
uitstel
un sursis
134
opschorting
une suspension
135
een getuigenis
un témoignage | une déposition
136
verouderd
vétuste
137
zich schuldig maken aan
se rendre coupable
138
de verdediging waarnemen
assurer la défense
139
op verdenking van
sous l'inculpation de
140
aanwijzingen verzamelen
relever des indices/traces
141
een invrijheidsstelling
une libération
142
een strafvermindering
une réduction de peine
143
een strafverkorting
une remise de peine
144
een gemeenschapswerk
un travail d'intérêt général